Overslaan en naar de inhoud gaan

RBDHA 161123 afwijzing psychiatrisch en neurologisch deskundigenbericht; weinig tot niets wijst op causaal verband met aanrijding met geringe impact

RBDHA 161123 afwijzing psychiatrisch en neurologisch deskundigenbericht; weinig tot niets wijst op causaal verband met aanrijding met geringe impact

3De feiten

De periode vóór de aanrijding op 23 oktober 2019

3.1.

[verzoeker] is op 4 september 2016 betrokken geweest bij een gevecht, waarbij hij een stevige wurggreep om de hals heeft gekregen. Dit heeft bij [verzoeker] geleid tot pijnklachten in onder meer de nek en één van de schouders.

3.2.

Op 30 oktober 2017 is [verzoeker], als automobilist rijdende op een parkeerterrein, van achteren aangereden door een andere automobilist. Deze gebeurtenis, die verder ‘het ongeval op 30 oktober 2017’ wordt genoemd, heeft bij [verzoeker] geleid tot nek-, rug- en schouderklachten. [verzoeker] is vanwege deze klachten lange tijd behandeld met fysiotherapie en Mensendiecktherapie.

3.3.

De fysiotherapeut die [verzoeker] heeft behandeld voor zijn klachten als gevolg van het ongeval op 30 oktober 2017, heeft op 22 mei 2018 het volgende over de toestand van [verzoeker] geschreven:

‘[[verzoeker]] heeft momenteel zijn normale activiteiten en sport weer zo goed als mogelijk opgepakt en hoopt zelfstandig verder te kunnen herstellen (...) Voor nu is hij de fysiotherapie gestopt.’

3.4.

Op 21 juni 2018 was [verzoeker] betrokken bij een eenzijdig verkeersongeval.

3.5.

Op 10 september 2018 is [verzoeker] uitgegleden met zijn motor. Hij heeft daardoor letsel opgelopen aan zijn been.

3.6.

Op 14 februari 2019 is [verzoeker] betrokken geweest bij een gevecht, waarbij hij is gestoken met messen. [verzoeker] heeft daarbij een diepe wond in zijn rug opgelopen.

3.7.

Op 20 september 2019 is [verzoeker] betrokken geweest bij een verkeersongeval, waarbij [verzoeker] een scooter heeft aangereden.

De aanrijding op 23 oktober 2019

3.8.

[verzoeker] is op 23 oktober 2019 betrokken geweest bij een aanrijding. Daarbij is het voertuig dat werd bestuurd door [verzoeker] – een Volkswagen Golf – aan de rechterflank geraakt door de linkerflank van een ander voertuig, namelijk een Mini Cooper. Deze gebeurtenis wordt in deze beschikking ook aangeduid als ‘de aanrijding op 23 oktober 2019’. De Volkswagen Golf reed ten tijde van de aanrijding op de linkerrijstrook van de snelweg. De bestuurder van de Mini Cooper, die op de rechterrijstrook van de snelweg reed, wilde wisselen naar de linkerrijstrook en heeft daarbij de Volkswagen Golf over het hoofd gezien.

3.9.

[verzoeker] en de bestuurder van de Mini Cooper hebben direct na de aanrijding op 23 oktober 2019 samen het aanrijdingsformulier ingevuld en hierop bij het punt ‘gewond(en) – ook licht gew.’ de optie ‘nee’ aangevinkt.

3.10. (

De bestuurder van) de Mini Cooper was bij Nationale Nederlanden verzekerd voor Wettelijke Aansprakelijkheid Motorvoertuigen. Nationale Nederlanden heeft de volledige aansprakelijkheid voor de gevolgen van de aanrijding op 23 oktober 2019 erkend.

3.11.

De schade aan de Volkswagen Golf als gevolg van de aanrijding op 23 oktober 2019 was gering.

De periode na de aanrijding op 23 oktober 2019

3.12.

Op 23 februari 2020 was [verzoeker] betrokken bij een geweldincident.

3.13.

Op 26 februari 2020 was [verzoeker] betrokken bij een geweldsincident.

3.14.

Op 14 oktober 2020 was [verzoeker] betrokken bij een handgemeen, waarbij hij zijn rug heeft bezeerd.

3.15.

Op 26 maart 2021 heeft de heer drs. J.A. Knol, medisch adviseur, op verzoek van de toenmalige advocaat van [verzoeker] een rapport met eerste advies uitgebracht ten aanzien van gevolgen bij [verzoeker] van de aanrijding op 23 oktober 2019. In dit rapport is onder meer het volgende opgenomen:

‘Ikzelf heb geen directe aanwijzingen voor neurologische schade in de nek- en rugregio. Betrokkene geeft wel aan uitstralende sensaties te hebben naar de extremiteiten, maar er is geen krachtverlies.’

3.16.

Op 3 november 2021 was [verzoeker] betrokken bij een verkeersongeval. [verzoeker] heeft hierna aan de huisarts verklaard dat hij kampte met pijn- en stijfheidsklachten in de nek en de cervicale wervels.

3.17.

[verzoeker] was op 9 december 2021 betroken bij een geweldincident, waarbij hij steekwonden in de hoofdhuid en onder het ooglid heeft opgelopen.

3.18.

[verzoeker] was begin april 2022 betrokken bij een aanrijding.

3.19.

Op 12 augustus 2022 heeft een medisch adviseur van Nationale-Nederlanden advies uitgebracht met betrekking tot de gevolgen van de aanrijding op 23 oktober 2019 voor [verzoeker]. Daarbij heeft de medisch adviseur kort gezegd gesteld dat niet aannemelijk is dat er causaal verband bestaat tussen de aanrijding op 23 oktober 2019 en de klachten die [verzoeker] stelt te hebben.

3.20.

Op 23 oktober 2022 heeft mevrouw dr. L.J.M. Bollen, medisch adviseur, op verzoek van de advocaat van [verzoeker] een nader schriftelijk advies uitgebracht ten aanzien van gevolgen bij [verzoeker] van het ongeval op 23 oktober 2019. In dit schriftelijke advies is onder meer het volgende opgenomen:

‘U vraagt naar de gevolgen van het ongeval en of een onafhankelijke expertise uitkomst zou kunnen bieden in de medische causaliteit discussie.

(...)

Er spelen meerdere factoren waardoor psychische klachten veroorzaakt kunnen worden, zoals dakloosheid. Of de psychische klachten een direct gevolg zijn van het ongeval is daarom ook lastig te duiden. De diagnose posttraumatische stressstoornis is niet officieel gesteld, omdat het middelengebruik voorop stond. Het is nodig om vrij te zijn van het gebruik van verslavende middelen om een betrouwbare diagnose te kunnen stellen. Bovendien wordt er geen melding gemaakt van herbelevingen.

Samengevat ben ik van mening dat sprake is van een tijdelijke forse episode van rugklachten veroorzaakt door spiergerelateerde rugklachten naar aanleiding van een ongeval bij een cliënt die recidiverende episoden van rugklachten doormaakt. Er speelt uitgebreide psychosociale problematiek waardoor het herstel van de rugklachten vertraagd kan zijn. ook is het mogelijk dat de rugklachten resulteren in een toename van de psychosociale problematiek.

Een medische expertise lijkt mij in de afwezigheid van daadwerkelijke gevonden lichamelijke afwijkingen niet bijdragend. Wel kan het beloop van de psychische klachten vervolgd worden om te zien of hier posttraumatische klachten die gerelateerd zijn aan het betreffende ongeval gevonden worden.’

3.21.

[verzoeker] was op 25 juni 2023 betrokken bij een verkeersongeval. [verzoeker] heeft verklaard dat hij daarbij letsel heeft opgelopen.

3.22.

Op 5 juli 2023 heeft ing. B. Wartenberg, verbonden aan de organisatie Ongevallen Analyse Nederland (OAN), het volgende aan Nationale-Nederlanden geschreven met betrekking tot de aanrijding op 23 oktober 2019:

‘Bij deze formuleer ik mijn bevindingen aangaande het in bovengenoemde kwestie op grond van de toegezonden stukken verrichte delta v onderzoek. (...) Gevraagd is om de impact (delta v) ter plaatse van de bestuurder van de Volkswagen te reconstrueren.

Met betrekking tot de schade aan de Volkswagen staat een expertiserapport en een aantal foto’s ter beschikking. (...) Volgens de expert dienen het rechter voorscherm, de stootlijst van het rechter voorportier, de steun van de rechter buitenspiegel, het rechter spiegelglas, en de stootlijst van het rechter achterportier te worden vervangen. (...) Op de foto’s is te zien dat het voorscherm enigszins ingedeukt is. De vervorming is niet heel intensief en voornamelijk oppervlakkig. Op de velg rechtsvoor zijn contactsporen aanwezig.

(...)

De impact is bepaald door middel van een simulatie met het computerprogramma PC-Crash.

(...)

Door een virtuele sensor ter plaatse van de bestuurdersstoel van de Volkswagen te positioneren kan het verloop van de snelheid en versnelling op die plaats worden gemeten.

Uit de grafiek kan worden afgeleid dat de delta v ter plaatse van bestuurder in langsrichting 5,6 km/uur heeft bedragen en die in de dwarsrichting 3,2 km/uur. Omdat het hier om een bovengrensscenario gaat en er bovendien enige spreiding op de uitgangsparameters denkbaar is, dient er een onder- en een bovengrens te worden toegepast. Daarbij zijn de resultaten van zo goed mogelijk vergelijkbare botsproeven geraadpleegd. Er is in casu uit te gaan van een impact die kan worden omschreven middels een delta v in langsrichting tussen 2 en 6 km/uur, en in dwarsrichting tussen 2 en 5 km/uur. De resulterende delta v bestaat uit de vectorsom van de afzonderlijke richtingen en bedraagt 2,8 tot 7,8 km/uur. Indien rekening wordt gehouden met een botsduur van 0,09 seconde kan worden berekend dat de gemiddelde voertuigversnelling 0,9 tot 2,5 g bedraagt.’

3.23.

Dokter J.P. van den Berg, als Revalidatiearts verbonden aan CIR Revalidatie, heeft op 1 september 2023 het volgende aan de advocaat van [verzoeker] geschreven:

‘In reactie op uw brief van 30 augustus 2023, waarin u vraagt naar medische gegevens omtrent [[verzoeker]] proberen wij onderstaand de door u gestelde vragen zo volledig mogelijk te beantwoorden.

Vraagstellingen:

-Wat zijn uw bevindingen bij aanvang van de behandeling?

(...)

Conclusie: 30 jarige man met aanhoudende pijnklachten rug, nek en schouders, na 2 maal betrokken te zijn geweest bij een auto-ongeval in 2019 en 2023. PTSS klachten tgv ernstige life events in de afgelopen jaren.’

3.24.

Nationale Nederlanden heeft tot nu toe € 2.000 aan voorschotten op de schadevergoeding aan [verzoeker] betaald.

4Het verzoek

4.1.

Het verzoekschrift strekt ertoe dat de rechtbank een neurologisch en psychiatrisch deskundigenonderzoek zal bevelen over de mogelijke gevolgen voor [verzoeker] van de aanrijding op 23 oktober 2019.

4.2.

[verzoeker] legt aan zijn verzoek het volgende ten grondslag. Nationale Nederlanden is aansprakelijk voor de schade die [verzoeker] heeft geleden en zal lijden als gevolg van de aanrijding op 23 oktober 2019. Tussen partijen is in geschil of er causaal verband bestaat tussen de aanrijding op 23 oktober 2019 en de huidige rug- nek- en schouderklachten en psychische klachten van [verzoeker]. Tussen partijen is ook in geschil of [verzoeker] als gevolg van de aanrijding op 23 oktober 2019 arbeidsongeschikt is geraakt. [verzoeker] is voornemens om deze causaliteitsvra(a)g(en) voor te leggen aan de rechtbank. In dat kader is nodig dat een onafhankelijke medische deskundige verslag uitbrengt. Ten aanzien van de rug-, nek- en schouderklachten geldt een neuroloog als medisch deskundige, en ten aanzien van de psychische klachten een psychiater. [verzoeker] heeft daarom belang bij het gevraagde voorlopige deskundigenbericht.

4.3.

Nationale Nederlanden verzet zich tegen inwilliging van het verzoek.

5De beoordeling

5.1.

In beginsel geldt dat een verzoek tot het bevelen van een voorlopig deskundigenbericht moet worden toegewezen, indien het ter zake dienend en voldoende concreet is en feiten betreft die met het deskundigenonderzoek bewezen kunnen worden. Een verzoek tot het bevelen van een voorlopig deskundigenbericht kan worden afgewezen als sprake is van strijd met de goede procesorde, misbruik van bevoegdheid of van een ander zwaarwichtig bezwaar dat zich tegen toewijzing van het verzoek verzet. Op grond van artikel 3:303 van het Burgerlijk Wetboek (BW) geldt ook voor het verzoek tot het bevelen van een voorlopig deskundigenonderzoek als vereiste dat daarbij belang moet bestaan. Aan de rechter die heeft te oordelen over een dergelijk verzoek, komt geen discretionaire bevoegdheid toe.

5.2.

Tegen de achtergrond van het hiervoor geschetste juridische kader, overweegt de rechtbank als volgt.

5.3.

De rechtbank is van oordeel dat, uitgaande van de feiten en omstandigheden die uit het procesdossier naar voren komen, weinig tot niets wijst op (juridische) causaliteit tussen de aanrijding op 23 oktober 2019 en de neurologische (bestaande uit rug-, nek- en schouderklachten) en psychische klachten die [verzoeker] nog stelt te hebben. Uitgaande van deze feiten en omstandigheden zijn er juist zeer sterke aanwijzingen dat deze (juridische) causaliteit ontbreekt. De rechtbank licht dit hierna toe, eerst wat betreft de gestelde neurologische klachten en daarna wat betreft de gestelde psychische klachten.

De geringe fysieke impact van de aanrijding op 23 oktober 2019

5.4.

Nationale-Nederlanden heeft, onder verwijzing naar het onder randnummer 3.22 van deze beschikking geciteerde rapport, gesteld dat de gemiddelde G-krachten die op [verzoeker] zijn uitgeoefend door de aanrijding op 23 oktober 2019, slechts 0,9 tot 2,5 g waren, dat de resulterende delta v 2,8 tot 7,8 km/uur was, en dat daaruit blijkt dat de fysieke impact van de aanrijding op [verzoeker] zeer gering was. Nationale-Nederlanden heeft toegelicht dat een G-kracht van 2,5 g aanzienlijk minder is dan de kracht die vrijkomt bij een alledaagse gebeurtenis zoals het in een stoel ploffen, het krijgen van een klapje op de rug of het met open mond niezen. Van de zijde van [verzoeker] is dit alles niet weersproken. Daarnaast heeft Nationale-Nederlanden erop gewezen dat in de Richtlijn Diagnostiek en Behandeling van mensen met Whiplash Associated Disorder I/II van de Nederlandse Vereniging voor Neurologie is opgenomen dat er sterke aanwijzingen zijn dat een impactsnelheid tot circa 15 km per uur geen gevolgen heeft. Gezien het voorgaande is de rechtbank alleen al vanwege de geringe fysieke impact van de aanrijding op 23 oktober 2019 op [verzoeker] van opvatting dat moeilijk voorstelbaar is dat [verzoeker] daardoor neurologische klachten heeft ondervonden, laat staan dat hij deze klachten nog altijd heeft.

Geen aanwijzingen voor neurologische schade

5.5.

Verder zijn er geen concrete aanwijzingen in het dossier dat [verzoeker] enige neurologische schade heeft ondervonden als gevolg van de aanrijding op 23 oktober 2019. De medisch adviseurs van partijen zijn het erover eens dat er, op basis van lichamelijk onderzoek van [verzoeker], waaronder een MRI, geen zichtbare aanwijzingen zijn voor neurologische schade in de nek- en rug-regio. Medisch adviseur Bollen, die [verzoeker] zelf heeft ingeschakeld, heeft zelfs met zoveel woorden in haar advies opgenomen dat zij een (neurologisch) deskundigenonderzoek, in afwezigheid van gevonden lichamelijke afwijkingen, niet bijdragend acht.

Andere mogelijke oorzaken eventuele neurologische schade

5.6.

Voor zover [verzoeker] heden neurologische klachten heeft, zijn daarvoor vele andere mogelijke (en ook bepaald meer waarschijnlijke) oorzaken aan te wijzen dan de aanrijding op 23 oktober 2019. Daarbij kan ten eerste worden gedacht aan het ongeval op 30 oktober 2017. Vaststaat dat dat dit ongeval bij [verzoeker] heeft geleid tot nek-, rug- en schouderklachten. Uit de brief van 22 mei 2018 van de fysiotherapeut die [verzoeker] hiervoor heeft behandeld, blijkt dat [verzoeker] toen nog altijd niet volledig van deze klachten was hersteld. Verder kan worden gedacht aan het geweldincident van 14 februari 2019, waarbij [verzoeker] een steekwond in de rug heeft opgelopen. Ook andere verkeersongevallen waarvan melding wordt gemaakt in deze beschikking onder de feiten, kunnen worden aangemerkt als mogelijke alternatieve oorzaak voor eventuele neurologische schade bij [verzoeker], evenals meerdere in deze beschikking onder de feiten genoemde geweldincidenten.

De gestelde psychische klachten

5.7.

De rechtbank gaat nu in op het door [verzoeker] gestelde causale verband tussen de aanrijding op 23 oktober 2019 en zijn psychische klachten. De rechtbank stelt voorop dat er bij [verzoeker] nog geen officiële psychiatrische diagnose is gesteld. De advocaat van [verzoeker] heeft genoemd dat sprake is van een posttraumatische stressstoornis. In de brief van de revalidatiearts van [verzoeker] van 1 september 2023 is opgenomen dat [verzoeker] PTSS-klachten heeft als gevolg van life events in de afgelopen jaren. Dit lijkt erop te wijzen dat de psychische klachten die [verzoeker] stelt te ondervinden, niet zijn veroorzaakt door het ongeval op 23 oktober 2019, maar door ernstige gebeurtenissen in zijn persoonlijke leven. Niet ter discussie staat dat zich life events hebben voorgedaan, en niets wijst erop dat deze life events door de aanrijding op 23 oktober 2019 in gang zijn gezet. Daarbij komt dat [verzoeker] betrokken is geweest bij meerdere serieuze geweldincidenten. Gelet hierop is zeer moeilijk voorstelbaar dat – voor zover [verzoeker] wordt gediagnostiseerd met een posttraumatische stressstoornis – deze zal worden herleid tot de aanrijding van 23 oktober 2019. Daarbij wordt aangetekend dat deze aanrijding weinig meer heeft ingehouden dan het schampen van de twee voertuigen.

5.8.

Onder de hiervoor genoemde omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat [verzoeker] enerzijds geen belang heeft bij zijn verzoek om een deskundigenonderzoek, aangezien zich in het thans voorhanden zijnde dossier geen aanknopingspunten bevinden voor juridische causaliteit, anderzijds dat zwaarwichtige bezwaren zich tegen toewijzing van het verzoek verzetten, omdat er een grote wanverhouding bestaat tussen enerzijds de daarmee gemoeide kosten en tijdsbesteding door medisch specialisten, en anderzijds de kans dat de uitkomst van het voorlopig deskundigenonderzoek zal ondersteunen dat sprake is van juridische causaliteit.

5.9.

Wat betreft het verzochte psychiatrische voorlopige deskundigenonderzoek komt daar nog het volgende bij. Medisch adviseur Bollen, die door [verzoeker] zelf is ingeschakeld, heeft in haar advies overwogen dat het nodig is om vrij te zijn van het gebruik van verslavende middelen om een betrouwbare (psychiatrische) diagnose te kunnen stellen. [verzoeker] heeft niet gesteld dat hij heden vrij is van het gebruik van verslavende middelen. De rechtbank is ook daarom van oordeel dat een zwaarwichtig bezwaar zich verzet tegen het heden bevelen van een psychiatrisch voorlopig deskundigenonderzoek.

5.10.

Gezien het voorgaande zal het verzoek worden afgewezen.

5.11.

[verzoeker] is in deze procedure in het ongelijk gesteld. Nationale-Nederlanden heeft evenwel niet verzocht om een proceskostenveroordeling ten nadele van [verzoeker]. De rechtbank ziet hierin aanleiding de proceskosten te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. ECLI:NL:RBDHA:2023:17527