RBLIM 111023 Automobiliste maakt onvoldoende aannemelijk voldoende rechts te hebben gehouden en is aansprakelijk voor val fietser
- Meer over dit onderwerp:
RBLIM 111023 Automobiliste maakt onvoldoende aannemelijk voldoende rechts te hebben gehouden en is aansprakelijk voor val fietser
in vervolg op:
RBLIM 231122 bijna aanrijding fietser-auto; onoverzichtelijke bocht; auto 100% aansprakelijk als deze niet aannemelijk maakt voldoende rechts te hebben gehouden
locatie ongeval (ongeveer) https://goo.gl/maps
2De verdere beoordeling
2.1.
Bij tussenvonnis van 23 november 2022 is Achmea Schadeverzekeringen toegelaten te bewijzen, in de zin van aannemelijk maken, dat de auto van [naam] zich vlak voor de bijna-aanrijding met [eiseres] geheel op de weghelft van [naam] bevond en dat [naam] voldoende rechts reed.
2.2.
Achmea Schadeverzekeringen heeft daartoe één getuige ( [naam] ) doen horen. [eiseres] heeft zich in contra-enquête als getuige doen horen.
2.3.
Getuige [naam] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard. Zij reed rechts op de weg, waarmee zij bedoelt dat zij zover mogelijk rechts reed, zonder in de berm te komen. Vlak voor het ongeval reed zij 20 km/u. Eerder reed zij harder, maar vanwege de naderende bocht heeft zij vaart verminderd. Zij kent de situatie ter plaatse. Omdat zij wist van de bocht, heeft zij haar vaart verminderd. Verder heeft zij verklaard dat zij aan de rechterkant van de auto aan de zijkant van de weg het talud naar boven gaat, waardoor zij geen zicht had op eventueel van de andere kant van de bocht naderende fietsers of auto’s. Het was volgens de getuige zo dat [eiseres] ineens, vlak voordat zij bij de bocht was, voor haar auto opdook. De getuige verklaart dat zij zag dat [eiseres] remde toen zij [naam] zag. Op de door haar gemaakte tekening, die als productie 19 aan de dagvaarding is gehecht, heeft de getuige de ligging van [eiseres] na het ongeval getekend. De getuige herinnert zich dat zij over [eiseres] heen moest stappen toen de getuige zelf uit de auto wilde. Dat klopt volgens de getuige ook met de tekening. Met de door de getuige op de tekening aangebrachte stippellijn heeft zij willen aangeven hoe volgens haar [eiseres] waarschijnlijk heeft gefietst vlak voor het ongeval. Alleen zo is volgens de getuige te verklaren dat [naam] ineens voor de auto van de getuige opdook. Ook in dat opzicht klopt de tekening volgens de getuige.
2.4.
Getuige [naam] heeft op een vraag van de advocaat van Achmea Schadeverzekeringen verklaard, dat het haar niets zegt dat een haag aan de rechterkant van de weg zou staan; zij kan zich niet herinneren dat aan de rechterkant beplanting aanwezig was. Wel was er sprake van grond die omhoog liep, die door haar als talud is aangeduid. Daarnaar gevraagd antwoordt zij dat zij niets meer had kunnen doen om het ongeval te vermijden.
2.5.
De in contra-enquête gehoorde getuige ( [eiseres] ) heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard. De getuige weet zich te herinneren dat zij over de weg fietste, komende uit de richting van Mheer. Zij reed op dat moment rechts, hetgeen zij altijd doet. Zij kende de situatie ter plekke; zij reed daar twee keer per week. Zij kent de verkeersregels en houdt zich daar altijd aan. Tijdens de mondelinge behandeling heeft zij haar snelheid geschat op ongeveer 20 km/u. Volgens de getuige zal haar snelheid in elk geval niet hoger zijn geweest. Zij herinnert zich dat zij in of na de bocht ineens een auto voor zich zag. Naar zij later begreep was dat de auto van [naam] . Die auto zat dus op haar weghelft. De getuige wilde een botsing vermijden door uit te wijken. Zij heeft ook hard geremd. Van wat er daarna is gebeurd kan de getuige zich, naar zij verklaart, niets meer herinneren.
2.6.
Naar aanleiding van de haar getoonde tekening die als productie 19 aan de dagvaarding is gehecht heeft de getuige verder verklaard dat de op die tekening aangeduide weg die zij voor de bocht naar links zou hebben afgelegd heel kort is getekend; in werkelijkheid is deze volgens de getuige veel langer, rechter en vlakker. De ingetekende stippellijn, die zou aangeven hoe de getuige zou hebben gefietst klopt volgens haar niet. Volgens de getuige sprak [naam] als getuige niet de waarheid. De auto van [naam] bevond zich volgens de getuige op getuiges weghelft. Uit de tekening volgt dat het bijna-ongeval heeft plaatsgevonden toen de getuige de bocht al voorbij was. Daarover kan de getuige ten tijde van het verhoor niets zeggen. De getuige herhaalt dat de auto ineens vlak voor haar zat. Zij heeft de auto niet eerder zien aankomen.
2.7.
Naar aanleiding van de getuigenverklaringen overweegt de rechtbank het volgende. De verklaring van de door Achmea Schadeverzekeringen voorgebrachte (partij)getuige wordt niet ondersteund door enig ander bewijsmiddel. Op grond van het bepaalde in artikel 164 lid 2 Rv kan de verklaring van getuige [naam] derhalve geen bewijs in het voordeel van Achmea Schadeverzekeringen opleveren. Daaruit moet worden geconcludeerd dat Achmea Schadeverzekeringen niet is geslaagd in het bewijs waartoe zij is toegelaten en mitsdien niet in de stelling dat het bijna-ongeval in het geheel, dan wel gedeeltelijk is te wijten aan [eiseres] .
2.8.
Derhalve is Achmea Schadeverzekeringen 100% aansprakelijk voor de door [eiseres] geleden schade en moet de primaire vordering van [eiseres] worden toegewezen.
2.9.
De gevorderde uitvoerbaar bij voorraadverklaring moet worden afgewezen, nu de toegewezen vordering, houdende een verklaring voor recht, zich niet leent voor een tenuitvoerlegging.ECLI:NL:RBLIM:2023:6146