Rb R.dam 300610 [eiseres] becijfert schade op € 192.705,00. Allianz op € 0 ihb vanwege waarde geërfde woning
- Meer over dit onderwerp:
Rb R.dam 300610 [eiseres]   becijfert schade op € 192.705,00. Allianz op € 0 ihb vanwege waarde   geërfde woning.voorlopige voorziening tot een bedrag van 30.000   toegewezen 
2.6.  De rechtbank is voorts van oordeel dat [eiseres]  voldoende    processueel belang heeft bij de incidentele vordering. De  gevraagde    voorlopige voorziening hangt samen met de hoofdvordering en  is gericht    op een voorziening die voor de duur van de aanhangige  bodemprocedure  kan   worden gegeven. Derhalve moet worden beoordeeld of  een afweging  van de   materiële belangen van partijen de gevorderde  ordemaatregel    rechtvaardigt. Bij een voorziening in de vorm van  betaling van een    geldsom is dat in verband met het restitutierisico  meestal alleen het    geval indien de vordering tot het beloop van het  gevorderde voorschot    reeds voldoende vaststaat dan wel op eenvoudige  wijze kan worden    vastgesteld. 
2.7.  Tussen partijen staan voor zover van belang de volgende feiten vast: 
2.7.1.  Op 1 mei 2004 is de moeder van [eiseres], mevrouw  [moeder]    overleden. Het overlijden van [moeder] was het gevolg van een  ernstig    ongeval dat plaatsvond op het schip van de vader van  [eiseres], de  heer   [senior]. 
2.7.2.  Mevrouw [moeder] en de heer [senior] hadden ten  tijde van   het  ongeval al 20 jaar een LAT relatie. [eiseres] woonde ten  tijde van    het ongeval bij haar moeder op de Sijgersmaheerd 48 te  Groningen. 
2.7.3.  Allianz was ten tijde van het ongeval de     aansprakelijkheidsverzekeraar van de heer [senior]. [eiseres] heeft     Allianz aansprakelijk gesteld voor de door haar geleden en te lijden     schade door het derven van levensonderhoud (artikel 6:108 Burgerlijk     Wetboek (BW)). 
2.7.4.  Allianz heeft namens haar verzekerde aansprakelijkheid erkend. 
2.7.5.  Beide partijen hebben deskundigen ingeschakeld  teneinde de    omvang van de door [eiseres] geleden en nog te lijden  schade ex artikel    6:108 BW te berekenen. 
2.7.6.  Het geschil tussen partijen betreft de te hanteren     uitgangspunten voor de schadeberekening. [eiseres] heeft de schade doen     berekenen op een bedrag van € 192.705,00. Allianz heeft doen   berekenen   dat [eiseres] geen schade heeft geleden of zal lijden. 
2.7.7.  Mevrouw [moeder] was ten tijde van het ongeval  fulltime    werkzaam als lerares. Haar bruto jaarinkomen bedroeg  omstreeks €    41.000,00. 
2.7.8.  [eiseres] was ten tijde van het ongeval 17 jaar. Zij  zat op    de middelbare school. In 2005 en 2006 is [eiseres] uitgeloot  voor de    studie medicijnen. In 2007 is zij ingeloot voor deze studie. 
2.7.9.  De basisopleiding van de studie medicijnen duurt zes  jaar,    waarvan vier jaar theorie en twee jaar voor het doorlopen van     co-schappen. 
2.7.10.  De woning waarin mevrouw [moeder] en [eiseres]  woonden was    het eigendom van mevrouw [moeder]. De WOZ-waarde van deze  woning  bedroeg   in 2003 € 101.192,00. De resterende hypotheekschuld  bedroeg  per 31   december 2003 € 32.592,00. [eiseres] heeft deze woning  geërfd.  In 2004   is de resterende hypothecaire schuld afgelost uit een     overlijdensuitkering. 
2.8.  De verplichting tot schadevergoeding ingevolge artikel  6:108    lid 1, aanhef en onder a, BW heeft een gemengd karakter.  Enerzijds  wordt   de omvang van deze verplichting - die in beginsel  strekt tot  volledige   schadevergoeding - bepaald door de bijdrage die  de  overledene zou hebben   geleverd in het levensonderhoud van de   nabestaande te vergelijken met   de positie waarin de nabestaande   daadwerkelijk is komen te verkeren.   Daarbij dient in beginsel de   gehele financiële positie van de   nabestaande in aanmerking te worden   genomen. Anderzijds zal de   nabestaande aan artikel 6:108 BW slechts   een vordering kunnen ontlenen   voor zover bij deze sprake is van   behoeftigheid, gerelateerd aan de   specifieke situatie van de   huishouding waarvan de overledene en de   nabestaande deel uitmaakten. 
2.9.  Of [eiseres] een vordering op Allianz heeft, is in het     bijzonder afhankelijk van het antwoord op de vraag wat de invloed op  de    schadebegroting dient te zijn die van het feit dat [eiseres] de  door    haar en haar moeder bewoonde woning van haar moeder heeft geërfd.     Weliswaar zijn er ook andere geschilpunten tussen partijen, maar die     hebben - zo blijkt uit de overgelegde producties - aanzienlijk minder     invloed op de uitkomst van de schadeberekeningen. 
2.10.  De rechtbank is van oordeel dat het feit dat  [eiseres] thans    eigenaresse is van de woning die zij voor het ongeval  samen met haar    moeder bewoonde en die zij thans alleen bewoont haar  behoefte aan    levensonderhoud voor het overige niet vermindert. De  visie van Allianz    dat [eiseres] de mogelijkheid heeft om deze woning  te verkopen of    verhuren, althans dat het enkele eigenaar zijn van de  woning een    behoefteverminderend effect heeft hetwelk is uit te drukken  in een over    de onderhandse verkoopwaarde van de woning te berekenen  fictief    percentage, miskent naar het oordeel van de rechtbank dat  [eiseres]  deze   woonruimte zowel voor als na het ongeval zelf in  gebruik  had/heeft.   [eiseres] beschikt op deze wijze over een plek om  te  wonen, maar verder   vermindert daardoor haar behoefte aan   levensonderhoud niet. Van   [eiseres] kan naar het oordeel van de   rechtbank in redelijkheid niet   gevergd worden deze woning te gelde te   maken teneinde met de opbrengst   in haar behoefte aan levensonderhoud   te voorzien. Bij de beoordeling van   de financiële positie van   [eiseres] in het kader van de   schadeberekening dienen uiteraard de   werkelijke woonlasten in aanmerking   te worden genomen, in welk verband   van belang is dat de resterende   schuld ter zake van de hypothecaire   geldlening in 2004 is afgelost. 
2.11.  Allianz heeft bij conclusie van antwoord aangevoerd  dat    [eiseres] niet alleen door haar moeder werd onderhouden, maar ook  door    vader [eiseres]. Na gemotiveerde betwisting van deze stelling  door    [eiseres], heeft Allianz deze stelling bij conclusie van dupliek  in het    incident echter niet gehandhaafd. Bij conclusie van dupliek in  het    incident onder 34 en volgende voert Allianz aan dat niettemin  rekening    dient te worden gehouden met een verplichting voor vader  [eiseres]  om te   voorzien in het levensonderhoud van [eiseres]. Op  [eiseres]  rust in de   visie van Allianz een schadebeperkingsplicht die  meebrengt  dat zij haar   vader diende/dient aan te spreken op een  verplichting  om in haar   levensonderhoud te voorzien. Uit hetgeen  Allianz  daaromtrent aanvoert,   kan echter niet worden afgeleid dat  vader  [eiseres] in de relevante   periode over de middelen beschikte om  in  het levensonderhoud van   [eiseres] te kunnen voorzien. Uit de door   [eiseres] als productie 10 bij   conclusie van repliek in het incident   overgelegde stukken van de   Informatie Beheer Groep blijkt dat het   verzamelinkomen van de heer   [[senior] over 2005 € 299,00 bedroeg en   over 2004 € 14.209,00. Gelet op   deze informatie kan Allianz [eiseres]   niet tegenwerpen dat zij van haar   vader geen bijdrage in haar   levensonderhoud heeft gevorderd. 
2.12.  De thans beschikbare financiële gegevens en de van  beide    zijden overgelegde berekeningen overziende, is de rechtbank van  oordeel    dat in ieder geval voldoende aannemelijk is dat [eiseres]  jegens  Allianz   aanspraak zal kunnen maken op een bedrag van (meer dan)  €  30.000,00.   Dat [eiseres] een spoedeisend belang heeft bij  toewijzing  van een   voorschot ter hoogte van dat bedrag acht de  rechtbank  evenzeer   aannemelijk. [eiseres] heeft dienaangaande het  volgende  gesteld.   [eiseres] ontvangt een uitwonende beurs van ongeveer  €  900,00 per maand   waarvan een deel een lening betreft. Van dat  bedrag  kan zij gelet op   alle vaste kosten van de woning, studiekosten  en  kosten van   levensonderhoud niet rondkomen. Het na het overlijden  van  haar moeder   vrijgekomen bedrag is inmiddels volledig opgegaan om  het  tekort van   [eiseres] vanaf 1 mei 2004 aan te vullen. [eiseres] is   thans gedwongen   om geld van derden te lenen om in haar levensonderhoud   te kunnen   voorzien. De hele situatie, waaronder geldnood, brengt   spanningen mee   die negatieve invloed hebben op haar studieresultaten. 
2.13.  Hoewel [eiseres] thans een liquiditeitstekort heeft,  acht de    rechtbank het door Allianz gestelde restitutierisico niet  aannemelijk.    [eiseres] is immers eigenaresse van de in 2004 door haar  geërfde  woning.   Weliswaar zou deze belast kunnen worden, maar dat dit  is  geschied of op   korte termijn zal geschieden, is gesteld noch   gebleken. 
2.14.  De belangen van [eiseres] en Allianz afwegende, is de     rechtbank van oordeel dat thans een voorschot ten bedrage van €     30.000,00 behoort te worden toegewezen. LJN BN4218
