GHAMS 150725 schadevergoeding t.z.v. voor huwelijk ontstane vordering blijft buiten beperkte gemeenschap
- Meer over dit onderwerp:
GHAMS 150725 schadevergoeding t.z.v. voor huwelijk ontstane vordering blijft buiten beperkte gemeenschap
5De motivering van de beslissing
5.1
De vrouw komt tegen de beslissing van de rechtbank en de daaraan ten grondslag gelegde motivering met vier grieven op en de man met drie.
5.2
Het hof zal per onderwerp de grieven van de vrouw in het principaal hoger beroep en de grieven van de man in het incidenteel hoger beroep bespreken omdat deze zich lenen voor gezamenlijke behandeling.
Beperkte gemeenschap
5.3
Partijen zijn [in] 2019 gehuwd zonder het opmaken van huwelijkse voorwaarden. Voor huwelijken gesloten op of na 1 januari 2018 geldt de wettelijke beperkte gemeenschap van goederen als basisstelsel voor het huwelijksvermogensregime. Kort gezegd komt dit stelsel erop neer dat tot de beperkte gemeenschap behoren goederen die partijen tijdens het huwelijk hebben verkregen en goederen die vóór het huwelijk aan hen gezamenlijk toebehoorden. Goederen die voor het huwelijk niet gezamenlijk eigendom waren, behoren dus niet tot de beperkte gemeenschap, net zoals (ook tijdens huwelijk verkregen) erfenissen en schenkingen. Dat blijft allemaal privévermogen.
De peildatum voor de omvang van de beperkte gemeenschap is 8 november 2022.
Letselschadevergoeding
5.4
De vrouw stelt in haar eerste grief dat de schadevergoeding die de man tijdens het huwelijk heeft ontvangen, anders dan de rechtbank heeft geoordeeld, wel in de beperkte gemeenschap valt en derhalve tussen partijen moet worden verdeeld.
5.5
De man stelt op zijn beurt in zijn eerste grief dat de ontvangen schadevergoeding betrekking heeft op voorhuwelijkse gederfde inkomsten en schade en buiten de beperkte gemeenschap valt, omdat deze uitkering privévermogen betreft.
5.6
Vast staat dat de man in 2016 een ongeluk heeft gehad, waarvoor hij in totaal € 63.000,- aan schadevergoeding heeft ontvangen. Vóór het huwelijk van partijen heeft de man in dit verband € 11.000,- ontvangen en tijdens het huwelijk heeft de man € 52.000,- ontvangen op zijn Moneyou bankrekening. Anders dan de vrouw heeft betoogd, is de vordering tot schadevergoeding van de man ontstaan op het moment van het ongeval, derhalve vóór het huwelijk van partijen. Dat op een later moment, tijdens het huwelijk van partijen, de vaststellingsovereenkomst is getekend waarin partijen het schadebedrag hebben vastgesteld, maakt dit niet anders.
5.7
Tussen partijen is in geschil of de staande huwelijk ontvangen schadevergoeding buiten de gemeenschap valt. De rechtbank heeft in dat kader overwogen dat voor zover de schadevergoeding ziet op inkomensderving gedurende het huwelijk, dit gedeelte van de schadevergoeding (wel) in de huwelijksgemeenschap valt en dat uit de door de man overgelegde stukken niet valt af te leiden waarvoor de schadevergoeding is uitgekeerd en op welke periode dit ziet.
5.8
Het hof ziet dit laatste anders. Uit de vaststellingsovereenkomst gelezen in combinatie met de daaraan voorafgaande e-mail van de letselschadeadvocaat van 22 maart 2018 komt genoegzaam naar voren dat verreweg het grootste gedeelte van het uitgekeerde bedrag (in de e-mail wordt gesproken over € 60.000,-) ziet op vergoeding van misgelopen inkomsten, in de vaststellingsovereenkomst aangeduid als ‘compensatie ter zake van het verminderd vermogen tot het presteren van arbeid’. Vaststaat verder dat de man die inkomsten heeft misgelopen in 2016, door zijn ongeval. Hij heeft toen immers tien maanden lang niet heeft kunnen werken. Het ontvangen bedrag heeft daarmee betrekking op gederfd inkomen voorafgaand aan het huwelijk. Voor het overige is de schadevergoeding bedoeld voor smartengeld en voor vergoeding van (voor het huwelijk) gemaakte medische kosten. Dit betekent dat de gehele (voorafgaand aan het huwelijk ontstane vordering tot) schadevergoeding van de man buiten de beperkte gemeenschap blijft. De grief van de vrouw faalt.
5.9
De man stelt vervolgens een vordering op de beperkte gemeenschap te hebben ter hoogte van het tijdens het huwelijk ontvangen bedrag van € 52.000,-, dan wel een vordering op de vrouw van € 26.000,-, aangezien de man het volledige bedrag, dat dus privévermogen betrof, heeft besteed aan de kosten van de huishouding.
5.10
Het hof is van oordeel dat met toepassing van artikel 1:84 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) de man geen vergoeding toekomt en overweegt daartoe als volgt. Ingevolge genoemd wetsartikel moeten de kosten van de huishouding van partijen bestreden worden vanuit het gezamenlijk inkomen van partijen en vervolgens, als dat niet toereikend is, vanuit het privévermogen van partijen. Uit de stukken komt genoegzaam naar voren dat partijen hun gezamenlijk inkomen en gezamenlijk liquide vermogen beiden volledig hebben verteerd. Onvoldoende is weersproken de stelling van de man dat alles is aangewend voor de kosten van de huishouding van partijen. Nu het inkomen van partijen klaarblijkelijk ontoereikend was om in de kosten van de huishouding te voorzien (partijen leefden op te ruime voet), dienden deze te worden voldaan uit het privévermogen van partijen, en bij gebrek aan gesteld privévermogen van de vrouw, in dit geval uit het vermogen van de man. Met andere woorden: de man heeft de kosten van de huishouding met zijn privévermogen gedragen en moest dat in dit geval ook, omdat andere middelen daartoe ontbraken. Daarmee faalt de grief van de man en zal zijn verzoek onder 4.4 sub II worden afgewezen.
5.11
Het hof zal eveneens de vordering van de man onder 4.4 sub I om te bepalen dat de letselschadevergoeding van € 52.000,- tot zijn voorhuwelijkse privévermogen behoort, afwijzen, dit, gezien het voorgaande, bij gebrek aan gesteld belang. Hij heeft immers in zoverre geen vordering op de beperkte gemeenschap.
De ING-lening en leningen bij de Stadsbank
(etc. red. LSA LM)Gerechtshof Amsterdam 15 juli 2025, ECLI:NL:GHAMS:2025:1812