Rb Arnhem 110707 vraagstelling huisartsgeneeskundige; niet vroegtijdig onderkende dwarsleasie?
- Meer over dit onderwerp:
Rb Arnhem 110707 vraagstelling huisartsgeneeskundige; niet vroegtijdig onderkende dwarsleasie?
“Wilt u, vanuit uw kennis en ervaring op uw vakgebied, de hierna geformuleerde vragen beantwoorden, zo mogelijk onder verwijzing naar relevante literatuur en naar de stand van wetenschap in het jaar (1992) waarin de medische behandeling plaats had? Van u wordt geen juridisch oordeel verwacht.
Vragen
1. Geven de in het medisch dossier vastgelegde gegevens u voldoende feitelijke aanknopingspunten om een oordeel te kunnen vormen over de medische behandeling die [eiseres] van [gedaagde] heeft ondervonden? Zo nee, welke gegevens moeten er nog verzameld worden? Wilt u in uw rapport een overzicht geven van de gegevens waarover u beschikt?
2. Wat zou het door een redelijk handelend en redelijk vakbekwaam huisarts ingezette beleid zijn geweest naar aanleiding van de klachten die [eiseres] in de consulten in mei, juni en begin juli 1992 bij [gedaagde] uitte?
Meer in het bijzonder, bestond er op enig moment in die periode een indicatie voor nader (technisch) onderzoek (bijvoorbeeld röntgenonderzoek, bloedonderzoek of ander onderzoek) en zo ja welk? Zo ja, op welke medische gronden bestond die indicatie?
Was er op enig moment in die periode een indicatie voor doorverwijzing naar een medisch specialist? Zo ja, van welk specialisme of specialismen en op welke medische gronden bestond die indicatie?
3. Wat zou de handelwijze van een redelijk handelend en redelijk vakbekwaam huisarts zijn na ontvangst van de uitslagen van het röntgenonderzoek en bloedonderzoek van juli 1992?
Was overleg tussen de huisarts en de radioloog geïndiceerd? Zo ja, op welke termijn?
Was overleg met een internist geïndiceerd? Kon daartoe worden volstaan met telefonisch overleg met een overigens niet met [eiseres] bekende internist? Was sprake van factoren op grond waarvan een redelijk handelend en redelijk vakbekwaam huisarts had moeten twijfelen aan de antwoorden van die internist, en zo ja, vanaf welk moment en wat zou dan het in te stellen beleid hebben moeten zijn?
4. Gaven (afzonderlijk bezien én in combinatie met elkaar) de uitslagen van het röntgenonderzoek van 20 juli 1992, het bloedonderzoek van juli 1992 en de aanhoudende klachten van [eiseres] zoals beschreven in het medisch dossier op enig moment in augustus en september 1992 aanleiding om nader (technisch) onderzoek te laten verrichten? Zo ja, wat voor een onderzoek? Op welk moment en met welke mate van spoedeisendheid?
5. Gaven deze uitslagen en de aanhoudende klachten (afzonderlijk bezien én in combinatie met elkaar) op enig moment in de maanden augustus en september 1992 aanleiding tot doorverwijzing naar een medisch specialist? Zo ja, van welk specialisme? Op welk moment en met welke mate van spoedeisendheid?
6. Wat zou de handelwijze van een redelijk handelend en redelijk vakbekwaam huisarts zijn geweest na het consult van [eiseres] bij Steenaert op 11 augustus 1992? Was er aanleiding om al direct na het consult op 11 augustus 1992 contact met Steenaert op te nemen over de diagnose en in te zetten behandeling? Was sprake van factoren op grond waarvan een redelijk handelend en redelijk vakbekwaam huisarts had moeten twijfelen aan de diagnose van Steenaert, en zo ja, vanaf welk moment en wat zou dan het in te stellen beleid hebben moeten zijn?
7. Was er na het consult bij Steenaert een indicatie voor doorverwijzing naar een andere specialist en zo ja, van welk specialisme? Op welke termijn?
7. Wat moet een redelijk handelend en redelijk vakbekwaam huisarts doen indien naar zijn mening doorverwijzing naar een medisch specialist geïndiceerd is, maar de patiënt dat weigert?
8. Waren er op enig moment tijdens de behandeling van [eiseres] aanwijzingen die een redelijk handelend en redelijk bekwaam huisarts hadden doen vermoeden dat er risico op dwarslaesie bestond?
9. Zijn er nog andere aspecten/factoren die voor een goed begrip van deze kwestie van belang zijn?”
3.20. Reeds nu wordt overwogen dat [eiseres] op grond van art. 195 Rv. de aangewezen partij is om de kosten van het deskundigenbericht te dragen. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden. LJN BB1800