Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Utrecht 230408 causaal verband niet vast te stellen door ontbreken obductie

Rb Utrecht 230408 causaal verband tussen mogelijke fout en overlijden kind niet vast te stellen door ontbreken obductie
3.2.5.  [eisers] verenigen zich met de zienswijze van de deskundigen dat Simone op 14 december 1999 na 21.30 uur teruggeplaatst had dienen te worden naar het Sophia Kinderziekenhuis en dat de ontwikkeling in de klinische toestand van Simone op die avond c.q. in de nacht van 14 op 15 december 1999 verkeerd is ingeschat. De Stichting heeft onder overlegging van diverse producties die zienswijze bestreden. Om na te melden redenen blijft de inhoud van die producties buiten beschouwing.

3.2.6.  Indien de voormelde zienswijze van de deskundigen juist is en vast komt te staan dat niet de zorgvuldigheid is betracht die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend arts mocht worden verwacht toen Simone op 14 december 1999 direct na 21.30 uur niet werd teruggeplaatst naar het Sophia Kinderziekenhuis, leidt dat niet zonder meer tot aansprakelijkheid van de Stichting, of één of meer van de aan de zijde van de Stichting betrokken artsen, voor het overlijden van Simone en de schade die [eisers] daardoor lijden. Die aansprakelijkheid bestaat slechts wanneer komt vast te staan dat Simone door dat nalaten is overleden. Dit betekent dat vastgesteld zal moeten worden dat Simone niet zou zijn overleden indien zij op 14 december 1999 direct na 21.30 uur zou zijn teruggeplaatst naar het Sophia Kinderziekenhuis.

3.2.7.  Uit hun antwoord op vraag 2, zoals weergegeven in 2.3, blijkt dat de deskundigen van mening zijn dat het onmogelijk is om vast te stellen of Simone niet zou zijn overleden indien zij op 14 december 1999 21.30 uur direct zou zijn overgeplaatst naar het Sophia Kinderziekenhuis. De rechtbank volgt de deskundigen in deze zienswijze nu [eisers] noch de Stichting die zienswijze hebben bestreden en geen reden bestaat om aan de juistheid daarvan te twijfelen.

3.2.8.  Als reden voor het niet plaatsvinden van de obductie hebben [eisers] aangevoerd dat hun door het Sophia Kinderziekenhuis is meegedeeld dat het minstens twee dagen zou duren voordat een obductie kon worden uitgevoerd. Zonder toelichting, die ontbreekt, kan niet worden ingezien dat die omstandigheid de Stichting, of één of meer aan de zijde van de Stichting betrokken artsen kan worden toegerekend. De betwiste stelling van [eisers] dat het niet plaatsvinden van de obductie aan de Stichting valt te wijten, dient derhalve als onvoldoende gemotiveerd te worden verworpen.

3.2.9.  Op grond van het vorenstaande kan, ook in het geval dat komt vast te staan dat niet de zorgvuldigheid is betracht die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend arts mag worden verwacht toen werd nagelaten Simone op 14 december 1999 na 21.30 uur terug te plaatsen naar het Sophia Kinderziekenhuis, geen aansprakelijkheid van de Stichting, of één of meer aan de zijde van de Stichting betrokken artsen, voor het overlijden van Simone en schade die [eisers] daardoor lijden aangenomen worden.

3.2.10.  Aan het leveren van bewijs van de door [eisers] gestelde en door de Stichting betwiste slechtere conditie van Simone wordt niet toegekomen, nu de deskundigen zijn uitgegaan van een slechtere conditie van Simone dan door de Stichting is erkend en door [eisers] niet is gesteld dat de conditie van Simone slechter was dan de deskundigen bij hun beoordeling tot uitgangspunt hebben genomen.
LJN BD0513