Overslaan en naar de inhoud gaan

RBROT 230823 benoeming kinder-anesthesioloog en kinderneuroloog voor bepaling verloren kans na erkende anesthesiefout en mogelijk delay; vraagstelling

RBROT 230823 benoeming kinder-anesthesioloog en kinderneuroloog voor bepaling verloren kans na erkende anesthesiefout en mogelijk delay tzv daarna ontstane epilepsie; vraagstelling

in vervolg op:

RBROT 140922 Erkende fout bij operatie baby; in deelgeschil is geen eindbeslissing doch voorlopige inschatting van verloren kans opgenomen
- kinder-anesthesioloog en kinderneuroloog voorgesteld voor bepaling verloren kans na erkende anesthesiefout en mogelijk delay tzv daarna ontstane epilepsie

Over de vraagstelling

2.7.

De rechtbank heeft in het tussenvonnis van 14 september 2022 (r.o. 4.20) een voorstel gedaan voor de aan de deskundigen voor te leggen vragen. Partijen hebben zich over die voorgestelde vragen uitgelaten. Het commentaar van EMC bevat enige bezwaren tegen onderdelen van de voorgestelde vragen. [gedaagde partij01] heeft geen commentaar op de voorgestelde vragen en verzoekt die niet te wijzigen. Indien de rechtbank de vragen wil wijzigen verzoekt hij hem in de gelegenheid stellen om zich na advies van zijn medisch adviseur uit te laten over wijzigingen in de voorgestelde vragen.

2.8.

Het commentaar van EMC op de voorgestelde vragen geeft de rechtbank aanleiding om enige onderdelen daarvan, op ondergeschikte punten, te wijzigen. Daarbij neemt de rechtbank het volgende in aanmerking.

2.8.1.

De rechtbank volgt de suggestie van EMC om bij vraag 1 het citaat uit het rapport van [naam03] en [naam04] weg te laten niet. De opmerking met het citaat dient namelijk om de te benoemen deskundigen de kern van het rapport van [naam03] en [naam04] voor te houden. Hun antwoorden op de aan hen voorgelegde vragen zijn echter genuanceerder dan uit het voorgestelde citaat kan worden afgeleid. De rechtbank past daarom de opmerking bij vraag 1 aan en breidt deze uit op de wijze die in de beslissing is vermeld. De in het citaat vermelde datum is inderdaad onjuist. Het bezwaar van EMC tegen die inleidende opmerking is in zoverre terecht.

2.8.2.

Het is aan de rechtbank, en niet aan de deskundigen, om op basis van de verkregen informatie de omvang van de verloren kans te bepalen. Vraag 3 zal daarom aldus worden aangepast dat de deskundigen een inschatting wordt gevraagd van de kansen op neurologisch letsel met en zonder de gemaakte fout. Daarnaast acht de rechtbank het van belang dat de deskundigen het daadwerkelijk bij [minderjarige01] aanwezige letsel relateren aan de door hen ingeschatte kansen. Vraag 3 wordt daarom geformuleerd als in de beslissing is vermeld.

2.8.3

In de opmerkingen van EMC naar aanleiding van de vragen 4 en 5 ziet de rechtbank aanleiding om de (volgorde van de) vraagstelling enigszins aan te passen zoals blijkt uit de beslissing.

2.9.

De rechtbank zal [gedaagde partij01] niet in de gelegenheid stellen om zich na advies van zijn medisch adviseur over de wijzigingen in de vraagstelling uit te laten. Partijen zijn namelijk al ruimschoots in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de door de deskundigen te beantwoorden vragen en het gaat uiteindelijk om de voorlichting die de rechtbank nodig heeft voor de beoordeling van de zaak.

2.10.

In het tussenvonnis van 14 september 2022 is al aangekondigd en toegelicht dat door EMC het voorschot op de kosten van de deskundigen moet worden betaald. De hoogte van het voorschot voor de deskundige zal in een afzonderlijk vonnis worden vastgesteld. Partijen zullen eerst in de gelegenheid worden gesteld om te reageren op een begroting van het voorschot door de deskundige.

2.11.

Het is aan de deskundigen om hun onderzoek in te richten. Ter informatie van de

deskundigen dient het volgende. Ter zitting is met partijen besproken dat de deskundigen mogelijk [minderjarige01] zelf zullen willen onderzoeken, tests doen etc. Partijen kunnen zich daarin vinden. [gedaagde partij01] heeft in dit kader benadrukt prijs te stellen op een zo grondig mogelijk onderzoek en in dat verband eigen onderzoek van [minderjarige01] door de deskundigen zelfs aangewezen te achten.

2.12.

De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundigen. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals hierna onder de beslissing omschreven. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de rechtbank daaraan de gevolgen verbinden die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.

2.13.

Als een partij op verzoek van de deskundige of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundigen toestuurt, moet zij daarvan direct een afschrift aan de wederpartij verstrekken.

2.14.

Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3. De beslissing

De rechtbank

3.1.

beveelt een onderzoek door een kinderneuroloog en een kinder-anesthesioloog voor de beantwoording van hierna vermelde vragen van deel I en beveelt een onderzoek door een kinderneuroloog voor de beantwoording van de hierna vermelde vragen van deel II:

Inleiding

Uw expertise wordt verzocht in het kader van medische aansprakelijkheid.

[minderjarige01] [gedaagde partij01] is op 1 maart 2009 na een zwangerschap van 35 weken en 5 dagen ter wereld gekomen met een jejunumatresie, een ventrikelseptumdefect, cryptorchisme en syndactylie. In de eerste maanden van zijn leven is hij meermaals geopereerd waarbij darmanastomosen zijn aangelegd. Het lukte niet om orale voeding op te starten waardoor [minderjarige01] parenteraal diende te worden gevoed met leverfunctiestoornissen en een lijninfectie tot gevolg. Zijn toestand ging verder achteruit en het beloop werd gecompliceerd door cholestase, pyelonefritis en sepsis. Ook werden neurologische afwijkingen (hypertonie en hyperextensie) geconstateerd. De relevante operatie vond plaats op 16 juni 2009.

Vragen

Deel I

1. Wat zijn uw bevindingen bij neurologisch onderzoek? Hoe luidt uw samenvatting/beschrijving van het neurologisch letsel? Is nog verbetering of verandering te verwachten?

[naam03] en [naam04] hebben een rapport uitgebracht dat voor partijen bindend is. U dient bij de beantwoording van de volgende vragen daarom uit te gaan van dat rapport en hun conclusie, waar dat onder meer, maar niet uitsluitend, de volgende citaten betreft:

  • “Een correctieve laparotomie op 16 september 2009 (de rechtbank leest: 16 juni 2009) waarbij een haast tweemaal hogere dosis dan voor deze kinderen gebruikelijke hoeveelheid ropivacaïne in de epidurale ruimte is aangebracht, waarna en waardoor er een periode van 70 minuten is ontstaan met een zeer lage bloeddruk (< 30 mm Hg) en een sterke bradycardie (waarden: < 110) waarop onvoldoende corrigerende maatregelen zijn genomen.”;

  • “Tijdens de operatie was er een twee keer hogere dosis ropivacaïne epiduraal toegediend wat waarschijnlijk tot een langdurige bloeddrukdaling en bradycardie heeft geleid. De leverfunctiestoornissen en ondervoedingstoestand zullen hier eveneens een rol hebben gespeeld. De lage bloeddruk was ons inziens mede veroorzaakt door het toedienen van een te hoge dosis ropivacaïne versterkt. Tevens waren de effecten van deze overdosering versterkt door de slechte voedingstoestand en leverfunctiestoornissen. Wij concluderen derhalve dat het aannemelijk is dat hersenbeschadiging tijdens de operatie is ontstaan ten gevolge van een lage bloeddruk.”

  • “Het zou heel goed mogelijk zijn geweest dat de bloeddruk tijdens de operatie ook gedaald was als de ‘hoog volume caudaal’ niet gebruikt was. De voedings-, en gezondheidstoestand van [minderjarige01] was slecht, en dan is het risico op een lage bloeddruk tijdens anesthesie groot.”

Ter toelichting: Het toedienen van de door [naam03] en [naam04] besproken hoeveelheid ropivacaïne en het niet nemen van voldoende corrigerende maatregelen zijn door het ziekenhuis erkend als beroepsfout. Dat dient u als uitgangspunt te hanteren (ook dus als u dat zelf niet als fout ziet, daarbij nuances zou willen plaatsen, vragen hebt etc.).

2. a) Is het door u beschreven neurologisch letsel te verklaren op basis van de beschreven hypoperfusie? Zo ja, in hoeverre?

Welke andere oorzakelijke factor(en) kunt u aanwijzen? Gaarne zo uitvoerig mogelijk toelichten.

Indien u de vragen a) en b) niet kunt beantwoorden omdat niet alle verslagen beschikbaar zijn dat gaarne aangeven en toelichten wat er ontbreekt en waarom dat, naar uw deskundig oordeel, van belang zou zijn.

3. Wat is:

  1. de kans op neurologisch letsel van een kind in de leeftijd en in de gezondheidstoestand van [minderjarige01] op 16 juni 2009 bij zorgvuldig medisch handelen bestaande uit het toedienen van een juiste dosis ropivacaïne en het — voor zover nog nodig — treffen van corrigerende maatregelen terzake van de bloeddruk, en

  2. de kans op neurologisch letsel van een kind in de leeftijd en in de gezondheidstoestand van [minderjarige01] op 16 juni 2009 bij het toedienen van een tweemaal zo hoge dosis ropivacaïne en het nalaten van zulke corrigerende maatregelen?

Graag zo mogelijk uitdrukken in een percentage en daarbij onderscheid maken tussen: helemaal geen neurologisch letsel, licht neurologisch letsel, middelzwaar neurologisch letsel, ernstig neurologisch letsel, en zeer ernstig neurologisch letsel, en zo uitgebreid mogelijk toelichten wat de consequenties daarvan voor de toestand van het kind zouden zijn geweest. Indien u geen percentages kan noemen graag de twee kansen uitdrukken in waarden als ‘zeer groot’, ‘groot’, ‘klein’, ‘zeer klein’, ‘evenredig’ en dergelijke.

Wilt u het daadwerkelijk bij [minderjarige01] aanwezige neurologisch letsel relateren aan de hiervoor onder a en b gegeven antwoorden.

Deel II

Los van de hierboven behandelde beroepsfout ten tijde van de operatie bestaat geschil over de vraag of nog een andere fout is gemaakt. Daarover gaan de volgende vragen.

4. a) Kunt u aan de hand van het dossier reconstrueren vanaf welk moment en gedurende welke tijdsperiode sprake geweest is van een status epilepticus?

b) Is de status epilepticus uws inziens tijdig herkend?

c) Is de behandeling van de status epilepticus tijdig en adequaat geweest?

d) Hoe beoordeelt u de diagnostiek en behandeling van de post-operatief ontstane epilepsie voor het overige?

Wilt u daarbij zoveel mogelijk onderscheid maken in de tijd, in het bijzonder tussen het handelen in de operatiekamer, de periode tot aan de nieuwe MRI en de periode daarna?

5. Heeft elk van de artsen naar uw oordeel gehandeld zoals van een redelijk handelend en redelijk bekwaam vakgenoot in 2009 onder gelijke omstandigheden mocht worden verwacht? Wilt u daarbij

i) vermelden welke maatstaf destijds gold volgens de professionele standaard binnen de relevante beroepsgroep en de op dat moment heersende opvattingen en gebruiken en

ii) specifiek ingaan op de tijdigheid van de diagnostiek en behandeling van de status epilepticus?

6. Indien u van mening bent dat de status epilepticus niet tijdig herkend en /of adequaat behandeld is, in hoeverre/voor welk deel is de uitgebreide hersenschade dan toe te schrijven aan de vertraging? Wilt u dit zo mogelijk uitdrukken in een percentage of op andere, semi-kwantitatieve wijze?

Deel I en II

7. Hebt u nog opmerkingen die voor de beoordeling van belang zouden kunnen zijn?

Voor zover u één of meer van de vragen niet kunt beantwoorden, kunt u zich vrij achten een andere medische deskundige bij uw onderzoek te betrekken. Diens beantwoording van de vragen dient u dan, met vermelding van de naam en het vakgebied van de geraadpleegde collega, te verwerken in uw eigen rapport.

Indien u, naar aanleiding van de vragen over de doctor’s delay, van mening bent dat u onvoldoende deskundig bent om, zelfs met hulp van een te raadplegen derde, tot zinvolle beantwoording van de vragen te komen dient u contact op te nemen met de rechtbank.

3.2.

benoemt tot deskundigen:

[naam05] , neuroloog-kinderneuroloog-neuromyoloog,

correspondentieadres: Canisius-Wilhelmina Ziekenhuis,

Postbus [postbus01] ,

telefoon: [telefoonnummer01] ,

e-mailadres: [e-mailadres01 ] ,


[naam02] , anesthesioloog

correspondentieadres: Afdeling Anesthesiologie EB32,

[adres01]

,

telefoon: [telefoonnummer02] ,

e-mailadres: [e-mailadres02] .

3.3.

bepaalt dat de griffier een kopie van dit vonnis aan de deskundigen zal toezenden,

het voorschot

3.4.

bepaalt met het oog op de vaststelling van het voorschot op de kosten van de deskundigen het volgende:

- de deskundige [naam05] heeft reeds een begroting van zijn kosten opgegeven aan de griffie, gespecificeerd naar het te verwachten aantal bestede uren, het uurtarief en de eventuele overige kosten en daarbij een disclosure statement gevoegd,

- de deskundige [naam02] moet binnen drie weken na de datum van deze beslissing een begroting van de kosten opgeven aan de griffie van de rechtbank, gespecificeerd naar het verwachte aantal te besteden uren, het uurtarief en de eventuele overige kosten,

- de griffie zal na ontvangst van de begroting van [naam02] de opgaven van de deskundigen en het disclosure statement toezenden aan partijen,

- partijen kunnen desgewenst binnen twee weken na dagtekening van de brief/het bericht van de griffie schriftelijk bij de rechtbank bezwaar maken tegen de begroting,

- als niet of niet tijdig bezwaar wordt gemaakt, zal de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundigen worden vastgesteld op het door de deskundigen begrote bedrag,

- als wel tijdig bezwaar wordt gemaakt, zal de hoogte van het voorschot door de rechtbank worden vastgesteld,

het onderzoek

3.5.

bepaalt dat EMC - na vaststelling van het voorschot - het procesdossier in afschrift aan de deskundigen moet toesturen,

3.6.

bepaalt dat de deskundigen het onderzoek zelfstandig zullen instellen op de door de deskundigen in overleg met partijen te bepalen tijd en plaats,

3.7.

wijst de deskundigen erop dat:

- de deskundigen voor aanvang van het onderzoek kennis moeten nemen van de Gedragscode voor gerechtelijk deskundigen in civielrechtelijke en bestuursrechtelijke zaken én van de Leidraad deskundigen in civiele zaken (beide te raadplegen op www.rechtspraak.nl),

- de deskundigen het onderzoek pas beginnen na het bericht van de griffier omtrent betaling van het voorschot,

- de deskundigen het onderzoek onmiddellijk staken en contact opnemen met de griffier, als tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het voorschot niet toereikend blijkt te zijn,

- de deskundigen bij het onderzoek de partijen in de gelegenheid moeten stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundigen in het schriftelijk bericht vermelden of aan dit voorschrift is voldaan, onder vermelding van de eventueel gemaakte opmerkingen en/of gedane verzoeken,

3.8.

bepaalt dat partijen nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundigen moeten verstrekken als de deskundigen daarom vragen, de deskundigen toegang moeten verschaffen tot voor het onderzoek noodzakelijke plaatsen, en de deskundigen ook voor het overige gelegenheid moeten geven om het onderzoek te verrichten,

het schriftelijk rapport

3.9.

draagt de deskundigen op om uiterlijk vijf maanden na het schriftelijk bericht van de griffier over de betaling van het voorschot een schriftelijk en ondertekend rapport in drievoud ter griffie van de rechtbank in te leveren, met een gespecificeerde declaratie,

3.10.

wijst de deskundigen erop dat:

- uit het schriftelijk rapport moet blijken op welke stukken het oordeel van de deskundigen is gebaseerd,

- de deskundigen [gedaagde partij01] in de gelegenheid moeten stellen om gebruik te maken van zijn inzage- en blokkeringsrecht als bedoeld in artikel 7:464 lid 2 onder b BW en, als [gedaagde partij01] als eerste kennis wil nemen van het deskundigenrapport, een concept van dat rapport aan [gedaagde partij01] (eventueel onder gesloten couvert via zijn advocaat) moeten toesturen en [gedaagde partij01] daarbij een termijn van twee weken moeten bieden om aan te geven of hij gebruik wil maken van zijn blokkeringsrecht (waarbij [gedaagde partij01] zich van commentaar op het concept moet onthouden),

- als [gedaagde partij01] binnen die termijn meedeelt gebruik te maken van zijn blokkeringsrecht, de deskundigen de werkzaamheden onmiddellijk staken en dit aan de rechtbank meedelen,

- als [gedaagde partij01] geen gebruik maakt van zijn inzage- of blokkeringsrecht, de deskundigen het concept van het deskundigenrapport aan de advocaten van partijen sturen, waarna partijen de gelegenheid krijgen om binnen vier weken daarover bij de deskundigen opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundigen in het definitieve rapport de door partijen gemaakte opmerkingen en verzoeken en de reactie van de deskundigen daarop moeten vermelden,

3.11.

bepaalt dat partijen bij de deskundigen geen gelegenheid hebben om op elkaars opmerkingen en verzoeken naar aanleiding van het concept-rapport te reageren,

overige bepalingen

3.12.

bepaalt dat de zaak op de parkeerrol zal komen van woensdag 3 april 2024,

3.13.

draagt de griffier op om de zaak op een eerdere rol te plaatsen:

- als het voorschot niet binnen de daarvoor bepaalde (eventueel verlengde) termijn is ontvangen: voor akte uitlating voortprocederen van beide partijen op een termijn van twee weken of

- na ontvangst ter griffie van het rapport: voor conclusie na deskundigenbericht van EMC op een termijn van vier weken,

3.14.

houdt iedere verdere beslissing aan. ECLI:NL:RBROT:2023:7466