Rb Zwolle 160610 (KG) fietser valt (vermoedelijk door speet tussen wegdek en grasbetonklinkers); vrachtwagen die met 40 km/u achter hem reed aansprakelijk
- Meer over dit onderwerp:
Rb Zwolle 160610 (KG) fietser valt (vermoedelijk door speet tussen wegdek en grasbetonklinkers); vrachtwagen die met 40 km/u achter hem reed aansprakelijk
2.5. In het proces-verbaal verkeersongevalanalyse wordt onder het kopje “ongevalsoorzaak, toedracht en gevolg” het navolgende vermeld:
“Aan de hand van de schades en de aangetroffen sporen werd duidelijk hoe het ongeval had plaatsgevonden en hoe de voertuigen met elkaar in aanraking waren gekomen. Hierbij bleek ons dat de bestuurder van de racefiets had gereden over de rijbaan van de [a-weg], komende uit de richting van de [c-dijk] en gaande in de richting van de [d-weg] te [b-plaats]. De bestuurder van de Volvo met aanhangwagen naderde deze fietser van achteren en was volgens zijn verklaring voornemens de fietser links in te halen. Vermoedelijk omdat het voorwiel van de racefiets in de lager gelegen opening (spleet) tussen de rechterzijde van de rijbaan en de linkerzijde van de daarnaast aangebrachte grasbetonklinkers terecht kwam, raakte de fietser in onbalans en viel hij met zijn fiets linksom. De fietser viel met zijn fiets op het wegdek, vlak voor de rechter voorwielen van de op dat moment zich schuin linksachter hem bevindende aanhangwagen. Hij werd daarop met zijn fiets door deze wielen overreden. Na deze overrijding tekenden de banden van de beide rechter voorwielen korte remblokkeerspoortjes op het wegdek af. De gemeten afstand tussen de rechterzijde van het rechter remblokkeerspoortje en de rechterzijde van de rijbaan bedroeg 1,8 meter. De bestuurder van de vrachtauto en aanhangwagen had derhalve geheel over de linkerweghelft rijdend deze fietser links ingehaald. De fietser werd daarna met zijn fiets over het wegdek schuin rechts naar voren weg geduwd en kwam op het wegdek tot stilstand. De bestuurder van de vrachtauto met aanhangwagen bracht hierop zijn combinatie op de linkerzijde van de rijbaan, de daarnaast gelegen grasbetonklinkers en gedeeltelijk in de linkerberm tot stilstand.”
2.6. [eiser] heeft tengevolge van het ongeval ernstig letsel opgelopen. Op de dag van het ongeval is een levensreddende operatie uitgevoerd. Er bleek ondermeer sprake van een zogenoemde open-boekfractuur van het bekken: het bekken was, doordat de vrachtwagencombinatie over het lichaam van [eiser] heen was gereden, als het ware opengeklapt, waardoor een groot aantal fracturen in het bekken waren ontstaan, spieren volledig waren verscheurd en het zenuwstelsel ernstig was beschadigd. Er bleek daarnaast sprake van een perineumruptuur, breuken in de wervelkolom, ernstig crushletsel aan vooral het linker bovenbeen, een breuk en bandenletsel in de linkerknie. Voorts een breuk in, dan wel bandenletsel van de rechter voet, afgescheurde buikspieren, verschillende ribfracturen en gevoelsstoornissen in het linker boven- en onderbeen. Gebleken is verder dat de geslachtorganen niet meer functioneren, hetgeen ertoe heeft geleid dat seksuele gemeenschap niet meer mogelijk is. [eiser] is langdurig aangewezen geweest op een stoma en urinekatheter en ondervindt nog altijd verschillende problemen van urologische aard (er is sprake van een vernauwde urinebuis en een kleinere blaas).
[eiser] ondervindt tevens klachten van cognitieve aard (geheugenstoornissen, concentratiestoornissen, moeten zoeken naar bepaalde woorden, snelheid van rekenen, etc. Van een medische eindtoestand is op korte termijn nog geen sprake.
3. Het geschil
3.1. [eiser] vordert te verklaren voor recht dat Reaal gehouden is de door [eiser] als gevolg van het ongeval van 4 oktober 2007 geleden en nog te lijden schade volledig te vergoeden, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, een en ander te vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van 4 oktober 2007, althans met ingang van de dag der dagvaarding, althans met ingang van de dag waarop de schade van [eiser] opeisbaar is (geworden) tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van Reaal in de kosten van deze procedure.
3.2. Reaal voert verweer.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. [eiser] stelt dat de verzekerde van Reaal op grond van artikel 185 jo artikel 5 Wegenverkeersweg 1994 (WVW) juncto art 54 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990) dan wel ex artikel 6:162 BW volledig aansprakelijk is voor de schade die het gevolg is van het [eiser] overkomen ongeval.
4.2. Reaal stelt zich op het standpunt dat de vrachtautochauffeur geen enkele verwijt treft. Aan de zijde van de chauffeur is sprake geweest van overmacht als bedoeld in artikel 185 lid 1 WVW.
4.3. Kern van het geschil betreft het antwoord op de vraag of de vrachtwagenchauffeur door in de gegeven omstandigheden de fietser in te halen een verkeersnorm heeft geschonden, zoals door [eiser] wordt gesteld of dat (in het ontkennende geval) het beroep van Reaal op overmacht slaagt. Van het laatste is sprake als aannemelijk is geworden dat, gezien de omstandigheden van het geval, aan de vrachtwagenchauffeur geen enkel verwijt kan worden gemaakt ter zake van de wijze waarop hij aan het verkeer heeft deelgenomen voor zover van belang voor de veroorzaking van het ongeval. Dan kunnen eventuele fouten begaan door andere weggebruikers – daaronder begrepen het slachtoffer zelf – alleen van belang zijn, indien zij voor de vrachtautochauffeur zo onwaarschijnlijk waren, dat deze bij het bepalen van zijn verkeersgedrag met die mogelijkheid geen rekening behoefde te houden.
4.4. Voor wat betreft de geldende verkeersnorm(en) zijn van belang de artikelen 5 WVW en (het daaruit voortvloeiende) 54 RVV 1990.
Artikel 5 WVW luidt:
Het is een ieder verboden zich zodanig te gedragen dat gevaar op de weg wordt veroorzaakt of kan worden veroorzaakt of dat het verkeer op de weg wordt gehinderd of kan worden gehinderd.
Artikel 54 RVV 1990 luidt:
Bestuurders die een manoeuvre uitvoeren, zoals wegrijden, achteruitrijden, uit een uitrit de weg oprijden, van een weg een inrit oprijden, keren, van de invoegstrook de doorgaande rijbaan oprijden, van de doorgaande rijbaan de uitrijstrook oprijden en van rijstrook wisselen, moeten het overige verkeer voor laten gaan.
4.5. Beslissend is derhalve of de vrachtwagenchauffeur [eiser] veilig kon inhalen, waarbij met name van belang is of hij, gelet op alle omstandigheden van het geval, bij het inhalen voldoende afstand heeft kunnen bewaren dan wel heeft bewaard tot de fietser [eiser]. Immers inhalen moet met voldoende tussenruimte geschieden, waarbij ten opzichte van instabiele verkeersdeelnemers zoals tweewielers, bijzondere zorg geboden is.
4.6. De rechtbank oordeelt hieromtrent als volgt. De rechtbank neemt allereerst in aanmerking dat de bestuurder van een vrachtwagen bij het passeren van een fietser bij het bepalen van de afstand waarop hij zal passeren, mede rekening dient te houden met mogelijk onverwachte gedragingen, waaronder reacties van de fietser op het passeren van de vrachtwagen zelf, waardoor deze afstand op het laatste moment kan worden verkort.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat, anders dan Reaal stelt, uit het proces-verbaal verkeersongevalanalyse moet worden afgeleid dat de snelheid van de vrachtautocombinatie ten tijde van de inhaalmanoeuvre (ongeveer) 40 kilometer per uur bedroeg nu blijkens het registratieblad van de tachograaf dit de maximale snelheid was van het voertuig voordat het tot stilstand werd gebracht. Het is immers niet erg aannemelijk dat de chauffeur na de aanrijding zijn snelheid eerst heeft verhoogd, alvorens hij zijn voertuig aan de linkerzijde van de rijbaan tot stilstand heeft gebracht.
Thans zal de rechtbank vast stellen welke tussenruimte de vrachtwagenchauffeur in acht heeft genomen bij het passeren van de fietser [eiser].
Voor de berekening van de door de vrachtautochauffeur bij het inhalen in acht genomen tussenruimte dient de breedte van de strook grasbetonklinkers aan de rechterzijde van de geasfalteerde rijbaan niet meegerekend te worden. In de eerste plaats is het zo dat dergelijke klinkers zich niet lenen om te worden bereden door een (race)fiets(er). In de tweede plaats heeft te gelden dat ter plaatse tussen de grasbetontegels en het asfalt van de rijbaan een 3 tot 5 centimeter brede spleet aanwezig is die – zeker voor een berijder van een racefiets – niet gemakkelijk en gevaarloos kan worden overschreden, zeker niet bij achteropkomend verkeer.
Uit het proces-verbaal verkeersongevalsanalyse kan worden afgeleid dat bij het inhalen van de fietser [eiser] door de vrachtwagencombinatie een ruimte tussen de rechterzijde van de vrachtwagen en de rand van het asfalt (ter rechterzijde van de weg) resteerde van ongeveer 1,35 tot 1,40 meter (dat is de gemeten afstand van 1,80 meter tussen de remblokspoortjes op het wegdek en de rechterzijde van de rijbaan, minus de breedte van de grasbetonklinkers, minus de breedte van de spleet tussen de grasbetontegels en het asfalt). Dit betekent dat de fietser [eiser] bij de inhaalmanoeuvre een strook weg beschikbaar had van (maximaal) deze breedte. Voorts neemt de rechtbank in aanmerking dat van een fietser op een racefiets niet kan worden verlangd dat hij met de wielen van zijn fiets dicht naast de spleet gaat rijden bij het passeren van een (vracht)auto. [eiser] diende naar het oordeel van de rechtbank onder de gegeven omstandigheden een veilige afstand tussen de wielen van zijn fiets en de spleet van minimaal 50 centimeter in acht te nemen. De breedte van de fiets met de fietser [eiser] ter rechterzijde van de wielen (het stuur en de rechter elleboog) kunnen daarbij deels over die strook van 50 centimeter steken, zodat niet de gehele breedte van de fiets (en de buiten het stuur uitstekende ellebogen) bij die 50 centimeter moeten worden opgeteld. Hiermee rekening houdend iermresteerde er dus voor [eiser] ter linkerzijde van de in acht te nemen veilige afstand tot de rand van het asfalt een breedte van 85 tot 90 centimeter voor hem en (de resterende breedte van) zijn fiets. De rechtbank acht gelet op alle omstandigheden van het geval, zoals het gebrek aan uitwijkmogelijkheid, de omvang van de vrachtwagencombinatie, de breedte van de weg en de snelheid waarmee werd ingehaald, deze afstand tot de fietser onvoldoende om veilig te kunnen passeren.
4.7. Het bovenstaande brengt mee dat de vrachtwagenchauffeur de sub 4.4. omschreven verkeersnormen heeft overtreden en dat geen sprake is van overmacht.
Naar het oordeel van de rechtbank staat voldoende vast dat [eiser] als gevolg van de geringe afstand bij de inhaalmanoeuvre toch is uitgeweken ten gevolge waarvan hij met de wielen van zijn fiets in de spleet tussen het asfalt van de rijbaan en de betonklinkers is gekomen, waardoor hij is gevallen en onder de rechter voorwielen van de aanhangwagen van de vrachtwagencombinatie is terechtgekomen.
Voorts is (onvoldoende) gesteld noch gebleken dat [eiser] een (verkeers)fout heeft gemaakt. Dit alles leidt tot de conclusie dat de chauffeur van de vrachtwagencombinatie voor 100% aansprakelijk is voor de gevolgen van het ongeval. Nu voorts vaststaat dat [eiser] schade heeft geleden en zal lijden dient de vordering derhalve te worden toegewezen. LJN BN8672