Overslaan en naar de inhoud gaan

RBLIM 231122 bijna aanrijding fietser-auto; onoverzichtelijke bocht; auto 100% aansprakelijk als deze niet aannemelijk maakt voldoende rechts te hebben gehouden

RBLIM 231122 bijna aanrijding fietser-auto; onoverzichtelijke bocht; auto 100% aansprakelijk als deze niet aannemelijk maakt voldoende rechts te hebben gehouden

locatie ongeval (ongeveer) https://goo.gl/maps

2.
De feiten

2.1.
Op 2 januari 2018 heeft een bijna-aanrijding plaatsgevonden tussen [eiseres] , rijdend op een fiets, en de door mevrouw [naam] (hierna: [naam] ) bestuurde auto, die
door [naam] als eigenaar van de auto tegen wettelijke aansprakelijk op grond van de WAM was verzekerd bij Achmea Schadeverzekeringen.

2.2.
[eiseres] is bij een uitwijkmanoeuvre om een aanrijding met de haar tegemoetkomende auto, bestuurd door [naam] , te voorkomen, ten val gekomen en heeft daarbij ernstig letsel opgelopen.

2.3.
De bijna-aanrijding en uitwijkmanoeuvre hebben plaatsgevonden nadat [eiseres] een S-bocht had genomen in de Rondelenstraat te Sint-Geertruid (gemeente Eijsden-Margraten) ter hoogte van de hoeve Libeek. [eiseres] kwam uit de richting van het dorp Mheer en reed in de richting van het gehucht Libeek. [naam] reed in de tegenovergestelde richting.

2.4.
De weg ter plekke is ongeveer 4 meter breed en wordt niet door strepen verdeeld in rijbanen. Ter plaatse geldt een maximum snelheid van 50 km/uur. De weg loopt, gezien vanuit de rijrichting van [eiseres] , licht naar beneden. [naam] bestuurde een auto van het merk Suzuki, type Alto, die een breedte heeft van 160 cm.

2.5.
In het proces-verbaal van 18 maart 2022 staat, geciteerd voor zover hier van belang:

( ... )Ik ben een toerfietser, ik reed niet hard. Ik zou nooit de binnenbocht pakken of de weg afsnijden. Ik fiets voor mijn plezier. Ik rijd altijd uiterst rechts. Ik hoor de rechter vragen wat ik bedoel met uiterst rechts. Ik reed niet in de goot, gewoon, normaal op asfalt. Met niet hard rijden bedoel ik ongeveer 20 kilometer per uur, de normale snelheid. ( ... )

2.6.
In de brief bevattend opmerkingen zijdens [eiseres] naar aanleiding van het proces-verbaal staat, geciteerd voor zover hier van belang:

( ... )

Op blad, 6de alinea van het proces-verbaal staat het volgende vermeld: Ik reed niet in de goot, gewoon normaal op het asfalt. Met niet hard rijden bedoel ik ongeveer 20 kilometer per uur, de normale snelheid. Ik weet niet of er een snelheidsmeter, als de rechter vraagt, op de fiets zat.

Deze weergave van hetgeen ten tijde van de comparitie is besproken is niet geheel compleet. Cliënte, mevrouw [eiseres] , heeft voor wat betreft haar snelheid aangegeven dat ze geen idee heeft van hoe snel zij met haar fiets heeft gereden. Het kan net zo goed een snelheid van 10-12,5 kilometer per uur zijn geweest. ( ... )

2.7.
In de brief bevattend opmerkingen zijdens Achmea Schadeverzekeringen staat, geciteerd voor zover hier van belang:

( ... )

Het is juist dat mevrouw [eiseres] verklaard heeft dat zij niet precies weet hoe snel zij met haar fiets reed, maar zij heeft, haar snelheid schattend – wel degelijk zelf een snelheid van ‘ongeveer 20 km per uur’ genoemd, hetgeen ook een aannemelijke snelheid is.

Eerst nadat uw rechtbank opmerkte dat de snelheid van de auto en die van mevrouw [eiseres] dan dus vergelijkbaar was, gaf zij aan dat zij met ‘normale snelheid’ fietste.

Dat mr. Lie in zijn brief nu opmerkt dat het ‘net zo goed 10-12,5 km per uur zou kunnen zijn geweest’, is niet hetgeen mevrouw [eiseres] ter zitting heeft verklaard. ( ... )

3
Het geschil

3.1.
[eiseres] stelt dat zij door de bijna-botsing schade heeft geleden en lijdt en dat Achmea Schadeverzekeringen als verzekeraar van [naam] hiervoor aansprakelijk is op grond van artikel 185 WVW. De bijna-aanrijding is het gevolg van het feit dat [naam] (deels) op de verkeerde - voor [eiseres] bedoelde - weghelft reed, terwijl [naam] [eiseres] heeft zien aan komen fietsen. [naam] heeft volgens [eiseres] dan ook onvoldoende rechts gehouden. Daarbij reed [naam] met een snelheid van 20 km/uur: een snelheid die vrij fors is bij het benaderen van een onoverzichtelijke bocht. Van overmacht zijdens [naam] is geen sprake. Achmea Schadeverzekeringen is op grond van voornoemde gedragingen dan ook gehouden 100 % van de schade te vergoeden. Wanneer de rechtbank een andere causale verdeling vaststelt, dan dient een correctie op basis van de billijkheid te worden toegepast, zodat toch 100% van [eiseres] schade wordt vergoed, aldus nog steeds [eiseres] .

3.2.
Op grond van het vorenstaande vordert [eiseres] dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, voor recht verklaart dat Achmea Schadeverzekeringen voor 100% aansprakelijk is voor de door [eiseres] geleden en nog te lijden schade ten gevolge van het ongeval van 2 januari 2018, althans aansprakelijk is voor een door de rechtbank in goede justitie nader te bepalen percentage, met veroordeling van Achmea Schadeverzekeringen in de kosten van deze procedure.

3.3.
Achmea Schadeverzekeringen voert verweer. Primair voert zij aan dat sprake is van overmacht. [naam] heeft geen verkeersfout gemaakt en er alles aan gedaan om een aanrijding te voorkomen. [naam] treft geen enkel verwijt ten aanzien van de wijze waarop zij aan het verkeer heeft deelgenomen: zij reed rustig, circa 20 km/uur, terwijl de maximumsnelheid ter plaatse 50 km/uur bedraagt, en zij hoefde er in redelijkheid geen rekening mee te houden dat [eiseres] plotseling voor haar auto zou opdoemen. [naam] reed ook zo veel mogelijk rechts op de voor haar bestemde weghelft en de bijna-aanrijding is juist het gevolg van het feit dat [eiseres] de bocht heeft afgesneden en daarbij op de voor [naam] bestemde weghelft terecht is gekomen. In een uiterste poging een ongeval te voorkomen, heeft [naam] haar auto ‘nog net iets’ naar rechts gestuurd. Daaruit volgt dat zij voorafgaand aan het incident al aan de rechterzijde van haar weghelft reed. Dit vindt bevestiging ook in de verklaringen van politieagent [verbalisant] en getuige [getuige] . Subsidiair kan Achmea Schadeverzekeringen maximaal gehouden zijn tot vergoeding van 50% van de schade van [eiseres] , aldus nog steeds Achmea Schadeverzekeringen. [naam] reeds voldoende rechts, terwijl [eiseres] steeds harder ging fietsen en geen voorzichtigheid in acht heeft genomen bij het nemen van een onoverzichtelijke bocht terwijl zij ter plaatse goed bekend is.

3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover hier van belang, nader ingegaan.

4
De beoordeling

Toetsingskader

4.1.
De vraag of [naam] (althans haar WAM-verzekeraar Achmea Schadeverzekeringen) aansprakelijk is voor de gevolgen van de schade van [eiseres] als gevolg van de bijna-aanrijding moet worden beantwoord aan de hand van artikel 185 lid 1 Wegenverkeerswet (WVW); op die bepaling is de vordering van [eiseres] gebaseerd. In dit artikel staat dat indien een motorrijtuig waarmee op de weg wordt gereden, betrokken is bij een verkeersongeval waardoor schade wordt toegebracht aan, niet door dat motorrijtuig vervoerde, personen of zaken, de eigenaar van het motorrijtuig of - indien er een houder van het motorrijtuig is - de houder verplicht is om die schade te vergoeden, tenzij aannemelijk is dat het ongeval is te wijten aan overmacht.

Als Achmea Schadeverzekeringen geen overmacht aannemelijk maakt, staat haar aansprakelijkheid vast en is zij - in beginsel - gehouden tot vergoeding van 50% van de schade als door [eiseres] geleden.
Een uitzondering op die 50%-regel (een op de billijkheid berustende regel ten behoeve van fietsers ouder dan 13 jaar die zelf in rechte opkomen voor hun schade) geldt wanneer sprake is van opzet of daaraan grenzende roekeloosheid aan de zijde van [eiseres] . In dat geval blijft de 50%-regel buiten toepassing en blijft de verdeling van de schade over motorrijtuig en slachtoffer onderworpen aan de gewone regels van de eigen schuld in artikel 6:101 BW. Gelet op de stellingen van partijen over en weer is deze uitzondering in deze zaak niet relevant; zij blijft daarom verder buiten beschouwing.
Achmea Schadeverzekeringen kan verder, in de situatie waarin geen sprake is van overmacht, gehouden zijn tot betaling van meer dan 50% van de door [eiseres] geleden schade wanneer de gedragingen van [naam] - in verhouding tot die van [eiseres] - voor meer dan 50% tot de schade hebben bijgedragen, met andere woorden: als de eigen schuld van [eiseres] minder is dan het op grond van de billijkheid in de 50%-regel gehanteerde maximum.
Voorts kan Achmea Schadeverzekeringen gehouden zijn tot betaling van meer dan 50% van de door [eiseres] geleden schade wanneer de billijkheid als opgenomen artikel 6:101 BW om andere redenen dan in verband met de 50%-regel een zodanige verdeling eist. De billijkheidscorrectie zorgt er ook dan voor dat er ruimte ontstaat voor een andere uitkomst van de toerekening op grond van de causale verdeling. Dit houdt, gegeven de 50% regel, in dat het percentage aansprakelijkheid niet kan worden bijgesteld naar een percentage lager dan 50%.

4.2.
Behoudens het geval dat sprake is van overmacht, is Achmea Schadeverzekeringen op grond van artikel 185 lid 1 WVW en artikel 6 lid 1 Wet aansprakelijkheidsverzekering Motorrijtuigen - als verzekeraar van de WAM-verzekerde [naam] - aansprakelijk voor de schade van [eiseres] , mits aan de in die bepalingen gestelde voorwaarden is voldaan. Dit laatste is naar het oordeel van de rechtbank het geval, waarbij onder meer van belang is dat het gebeurde op 2 januari 2018 kwalificeert als een ‘verkeersongeval’ in de zin van artikel 185 WVW (zie o.m. HR 23 november 1939, NJ 1940/265).

Overmacht

4.3.
Een beroep op overmacht als bedoeld in artikel 185 WVW kan alleen slagen indien [naam] aannemelijk maakt dat haar ten aanzien van de wijze waarop zij aan het verkeer heeft deelgenomen, voor zover van belang voor de veroorzaking van het ongeval, rechtens geen enkel verwijt kan worden gemaakt. Daarbij zijn eventuele fouten van andere weggebruikers - daaronder begrepen het slachtoffer zelf - alleen van belang, indien zij voor de bestuurder van het motorrijtuig zo onwaarschijnlijk waren dat deze bij het bepalen van zijn verkeersgedrag met die mogelijkheid naar redelijkheid geen rekening hoefde te houden. Men moet in het verkeer immers rekening houden met eventuele fouten van andere weggebruikers, nu men er in het algemeen niet op mag vertrouwen dat iedere verkeersdeelnemer zich nauwgezet aan de verkeersregels houdt. Men moet zich zo gedragen dat een adequate reactie op onvoorzichtig gedrag van anderen mogelijk blijft. Dit heeft tot gevolg dat in gevallen waarin niet aannemelijk kan worden gemaakt dat de aanrijding is te wijten aan de fout van een ander, een beroep op overmacht faalt, ook al staat vast dat de aanrijding niet is veroorzaakt door een handelen in strijd met de verkeersregels van de bestuurder van het motorrijtuig. Overmacht begint dus niet waar schuld ophoudt, maar waar schuld èn risico ophouden (ECLI:NL:PHR:2000:AA8737).

Het is dan ook aan Achmea Schadeverzekeringen, nu zij zich beroept op overmacht bij haar verzekerde, die overmacht aannemelijk te maken door feiten en omstandigheden te stellen, en die zo nodig te bewijzen (in de zin van aannemelijk maken), op grond waarvan kan worden aangenomen dat het ongeval, naar zij stelt, uitsluiten te wijten is aan fouten van [eiseres] die voor [naam] zo onwaarschijnlijk waren dat zij bij het bepalen van haar verkeersgedrag daarmee in redelijkheid geen rekening hoefde te houden.

4.4.
In het onderhavige geval spelen de navolgende aspecten bij de bepaling van de mogelijke overmacht aan de zijde van [naam] een rol. Dat is allereerst of zij de door haar gestelde en door [eiseres] niet betwiste snelheid van 20 km/uur, gelet op de verkeerssituatie, te weten de breedte van de weg, het uitzicht dat zij had en het feit dat zij zich vlak voor een bocht bevond, voldoende heeft aangepast. Daarnaast speelt een rol of [naam] voldoende rechts heeft gehouden. Alleen in die situatie dat [naam] aannemelijk maakt dat zij volledig op haar eigen weghelft heeft gereden, kan sprake zijn van overmacht.

4.5.
Tussen partijen is niet in geschil dat het fysiek mogelijk is dat de auto van [naam] zich geheel op haar weghelft bevond. De weg is ongeveer 4 meter breed, en de auto heeft een breedte van 160 cm (overweging 2.4.). Wel is in geschil of [naam] volledig op haar eigen weghelft reed. Dit is voorshands niet aannemelijk gemaakt. Uit de verklaringen van [getuige] en [verbalisant] , waarop Achmea Schadeverzekeringen zich ten bewijze van haar stelling beroept, volgt dit niet. [getuige] , die vlak nadat de bijna-aanrijding had plaatsgevonden ter plaatse is gearriveerd, heeft verklaard dat zij zag dat de auto van [naam] “helemaal rechts van de weg stond” en “toen wij aankwamen stond de auto [de rechtbank: van [naam] ] helemaal aan de rechterzijde van de weg en de fietster lag er links naast”.

Verbalisant [verbalisant] , die kort na de bijna-aanrijding ter plaatse is verschenen, heeft in een e-mail van 17 oktober 2018 het volgende verklaard: “De betrokken auto (van [naam] , de rechtbank) stond zo ver mogelijk rechts op de weg, op de eigen weghelft, de auto was niet geraakt door fiets of persoon.” De verklaringen van [getuige] en [verbalisant] geven geen uitsluitsel over de plek waar [naam] zich op de weg bevond vlak voor de bijna-aanrijding. Van de bijna-aanrijding zijn zij immers geen getuige geweest. Zij hebben slechts kunnen waarnemen waar de auto zich bevond nadat de bijna-aanrijding had plaatsgevonden en [eiseres] reeds was gevallen.

4.6.
Wanneer komt vast te staan dat [naam] zich volledig op haar weghelft bevond, rijst vervolgens de vraag of [eiseres] - zoals door Achmea Schadeverzekeringen gesteld - zich op de weghelft van [naam] bevond. In dat geval zal aannemelijk moeten worden dat deze beweerde - en door [eiseres] betwiste - verkeersfout voor [naam] zo onwaarschijnlijk was dat deze bij het bepalen van haar verkeersgedrag met deze mogelijkheid naar redelijkheid geen rekening behoefde te houden. De rechtbank is van oordeel dat [naam] daar in redelijkheid geen rekening mee behoefde te houden. [naam] mocht er, in de gegeven omstandigheden, van uitgaan dat haar tegemoetkomende fietsers zich niet op deze wijze - onnodig - bloot zouden stellen aan gevaar. [eiseres] heeft ook zelf gezegd dit - fietsen op de verkeerde weghelft - nimmer te doen. En zelfs als zou worden aangenomen dat [naam] wél op de beweerde verkeersfout van [eiseres] had moeten anticiperen, valt niet in te zien hoe [naam] anders had moeten handelen om de bijna-aanrijding te voorkomen. [naam] heeft immers verklaard dat zij vlak voor de bijna-aanrijding 20 km/uur reed, hetgeen door [eiseres] niet wordt betwist. Van een zorgvuldig handelend automobiliste kan niet worden verlangd dat zij nog langzamer had gereden. [eiseres] heeft ook niet gesteld dat indien [naam] nog langzamer had gereden de bijna-aanrijding niet was gebeurd.

4.7.
Op grond van hetgeen onder rechtsoverwegingen 4.1. tot en met 4.6. is overwogen, komt de rechtbank tot de slotsom dat het beroep op overmacht slaagt wanneer komt vast te staan dat de auto van [naam] zich vlak voor en ten tijde van de bijna-aanrijding geheel op de weghelft van [naam] bevond. Achmea Schadeverzekeringen heeft bewijs aangeboden van (onder meer) haar zelfstandige verweer dat sprake is van overmacht. De rechtbank zal Achmea Schadeverzekeringen toelaten tot dat bewijs, zoals hierna onder rechtsoverweging 5.1. van het dictum wordt vermeld.

Causaliteitsafweging

4.8.
Als Achmea niet het vereiste bewijs kan leveren, dan wordt Achmea’s verweer op overmacht verworpen en komt de rechtbank toe aan de causaliteitsvraag. De vraag die dan voorligt is of de eigen schuld van [eiseres] geringer is dan de in de 50%-regel vooropgestelde 50%.

4.9.
De gedragingen van [eiseres] die door Achmea Schadeverzekeringen naar voren worden gebracht in het kader van de causaliteitsafweging, zijn gelegen in het steeds harder fietsen door [eiseres] in een onoverzichtelijke bocht en nalaten voorzichtigheid in acht te nemen bij het benaderen van de bocht. Dat [eiseres] steeds harder ging fietsen is niet weersproken. Waarbij - in relatie tot de snelheid die [eiseres] fietste - de rechtbank opmerkt dat [eiseres] tijdens de mondelinge behandeling naar voren heeft gebracht dat zijzelf ook 20 km/uur reed. De rechtbank gaat voorbij aan de brief bevattend opmerkingen zijdens [eiseres] naar aanleiding van het proces-verbaal waarin staat dat ‘het net zo goed een snelheid van 10-12,5 km per uur zou kunnen zijn geweest’. Dit is zo niet tijdens de mondelinge behandeling door [eiseres] verklaard. [eiseres] is - zo staat ook in de brief bevattend opmerkingen zijdens Achmea Schadeverzekering naar aanleiding van het proces-verbaal - hier, ook nadat de rechtbank aan haar heeft voorgehouden dat ze aldus dezelfde snelheid reed als [naam] , niet op teruggekomen. De rechtbank neemt dan ook als vaststaand feit aan dat (ook) [eiseres] (ongeveer) 20 km/uur reed.

4.10.
Het handelen van [naam] op grond waarvan volgens [eiseres] vanwege de causaliteitsafweging door Achmea Schadeverzekeringen 100% van de schade moet worden vergoed bestaat uit: het besturen van de auto met een snelheid van 20 km/uur terwijl zij een onoverzichtelijke bocht naderde, waarbij [naam] [eiseres] niet heeft kunnen zien aankomen, en het onvoldoende rechts houden door [naam] .

4.11.
Bij de afweging van handelingen dienen alle feiten en omstandigheden te worden meegewogen. Voor beide partijen heeft te gelden dat zij te maken hadden met een onoverzichtelijke bocht en dat zij beiden (ongeveer) 20 km/uur reden. Doorslaggevend is dan ook de vraag of [naam] (on)voldoende rechts reed. Spoedshalve zal Achmea Schadeverzekeringen reeds nu worden toelaten tot dat bewijs, zoals hierna onder rechtsoverweging 5.2. van het dictum wordt vermeld.

4.12.
Als niet komt vast te staan dat [naam] op de eigen weghelft reed (in het kader van het beroep op overmacht) dan komt ook (in het kader van de eigen schuld) niet vast te staan dat [naam] voldoende rechts reed. Dan moet het er dus voor worden gehouden dat [naam] onvoldoende rechts reed. In dat geval moet de eigen schuld van [eiseres] worden gesteld op 0% en heeft [naam] voor 100% de schade veroorzaakt, en dan dient Achmea Schadeverzekering 100% van de schade van [eiseres] te vergoeden.

Billijkheidscorrectie

4.13.
Achmea Schadeverzekeringen heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd die (gegeven het falen van haar beroep op overmacht aan de zijde van [naam] en op eigen schuld aan de zijde van [eiseres] ) een billijkheidscorrectie in haar voordeel rechtvaardigen.

Aanhouding

4.14.
De rechtbank wijst erop dat de getuigen zullen worden gehoord door een andere rechter dan mr. K.J.H. Hoofs, gelet op haar aanstaande vertrek uit de rechtbank. Partijen zullen hierover tijdig nader worden geïnformeerd.

4.15.
In afwachting van de bewijslevering zal (rechtsoverwegingen 4.7. en 4.11.) iedere beslissing worden aangehouden.

5
De beslissing

De rechtbank

5.1.
laat Achmea Schadeverzekeringen toe te bewijzen, in de zin van aannemelijk maken dat, dat de auto van [naam] zich vlak voor en ten tijde van de bijna aanrijding met [eiseres] geheel op de weghelft van [naam] bevond,

5.2.
laat Achmea Schadeverzekeringen toe te bewijzen dat [naam] voldoende rechts reed, ECLI:NL:RBLIM:2022:9422