Overslaan en naar de inhoud gaan

RBAMS 121125  eenzijdig auto-ongeval; bestuurder verlaat plaats ongeval; verzekeraar dient dekking te verlenen en kan schade verhalen op bestuurder auto

RBAMS 121125  eenzijdig auto-ongeval; bestuurder verlaat plaats ongeval; verzekeraar dient dekking te verlenen en kan schade verhalen op bestuurder auto
- regresblokkade ex 7:962 BW geldt niet; als wg-er had gehandeld zoals wn-er heeft gehandeld zou recht op uitkering zijn verspeeld

2De feiten

2.1.

[eiseres] exploiteert een recyclingbedrijf. De heer [naam bestuurder] (hierna: [naam bestuurder] ) is enig bestuurder en aandeelhouder van [eiseres] .

2.2.

[gedaagde in conventie] is een neef van [naam bestuurder] en ook werknemer van [eiseres] .

2.3.

Eind augustus 2020 heeft [eiseres] een Audi A6 met kenteken [kenteken] (hierna: de auto) gekocht.

2.4.

Op 31 augustus 2020 heeft [eiseres] – via haar assurantieadviseur [naam 1] (hierna: [naam 1] ) – een aanvraagformulier ingediend bij Ansvar voor het sluiten van een autoverzekering ten behoeve van de auto. Het aanvraagformulier vermeldt [naam bestuurder] en zijn echtgenote mevrouw [naam echtgenote] -Xhofleer (hierna: [naam echtgenote] ) als regelmatige bestuurders van de auto.

2.5.

Ansvar heeft de aanvraag van [eiseres] vervolgens goedgekeurd, waarna op 2 september 2020 een autoverzekering ten behoeve van de auto tot stand is gekomen (hierna: de autoverzekering).

2.6.

Op de autoverzekering zijn onder meer de Voorwaarden Premium Auto Polis, model PRM 20181101 (hierna: de polisvoorwaarden) en de Algemene Voorwaarden Motorrijtuigverzekeringen model AVMR 20181101 (021) (hierna: de algemene voorwaarden) van toepassing.

2.7.

De polisvoorwaarden bepalen onder meer het volgende:

“3. DEKKING MINI CASCO EN CASCO

(…)

3.3

Verzekerde risico’s Casco

Alle risico’s die onder de mini cascodekking vallen zijn ook verzekerd op de cascodekking. Daarnaast zijn de volgende risico’s ook verzekerd:

3.3.1

Botsing, omslaan, van de weg raken

Schade aan of verlies van het motorrijtuig door botsing, omslaan, van de weg of te water raken, ook als gevolg van een eigen gebrek aan het motorrijtuig.

(…)

3.6

Schadevergoeding

3.6.1

Reparatiekosten

Wij vergoeden in geval van schade aan het motorrijtuig uitsluitend de reparatiekosten.

3.6.2

Totaal verlies

In afwijking van punt 1 geldt dat als de reparatiekosten meer bedragen dan het verschil in waarde van het motorrijtuig onmiddellijk voor en na het ontstaan van de schade, wij het verschil tussen deze waarden vergoeden. Als wij een uitkering verrichten op grond van technisch totaal verlies van het motorrijtuig hebben wij het recht om het wrak over te doen dragen aan een door ons aan te wijzen partij. De schade-uitkering zal pas plaatsvinden als alle onderdelen van het bij het motorrijtuig behorende kentekenbewijs zijn overgedragen aan de opkoper en wij de verklaring van demontage ontvangen hebben.”

2.8.

De algemene voorwaarden bepalen onder meer het volgende:

“9. ALGEMENE VERPLICHTINGEN BIJ SCHADE

(…)

9.4

Medewerkingsplicht

U bent bij (een gebeurtenis die kan leiden tot) schade verplicht uw volle medewerking te verlenen en alles na te laten wat onze belangen kan schaden. (…)

(…)

9.6

Sanctie bij niet nagekomen verplichtingen

- Als u één of meer verplichtingen bij schade niet nakomt en wij daardoor in onze belangen worden geschaad, hebt u geen recht op uitkering van de schade. (…)

(…)

10. ALGEMENE UITSLUITINGEN EN BEPERKINGEN

U hebt nooit recht op een uitkering als sprake is van één of meer van de hierna vermelde omstandigheden.

(…)

10.10

Schaden van onze belangen

Als u onze belangen schaadt door bijvoorbeeld opzettelijk een onvolledige of onware opgave te doen over de gebeurtenis die tot een schadevergoedingsverplichting kan leiden heeft u geen recht op een uitkering. (…)“

2.9.

Op 18 april 2022 reed [gedaagde in conventie] – met mevrouw [naam passagier] (hierna: [naam passagier] ) als passagier – in de auto. Op die dag heeft omstreeks 21:00 uur een eenzijdig ongeval plaatsgevonden op de N271 te Arcen waarbij de auto betrokken was (hierna: het ongeval). Daarbij is de auto tegen de opsluitband van de weg gereden, waarna de auto tegen drie bomen is gebotst en vervolgens midden op de weg – in een diagonale positie – tot stilstand is gekomen. Bij het ongeval is het rechter achterwiel van de auto losgeraakt en zijn brokstukken van de auto over de weg verspreid. Bij het ongeval zijn voornoemde opsluitband en bomen en ook het wegdek beschadigd geraakt. Na het ongeval was de situatie ter plaatse als volgt:

  2.10.

[gedaagde in conventie] en [naam passagier] hebben zich kort daarna op de plaats van het ongeval laten ophalen door vrienden van [naam passagier] . Zij hebben de politie of andere hulpdiensten niet ingelicht en hebben de auto, de losgelaten delen daarvan en brokstukken op de weg achtergelaten.

2.11.

Vervolgens is de politie, door derden geïnformeerd, op de plaats van het ongeval gekomen. De heer [naam oom] en mevrouw [naam tante] – een oom en een tante van [gedaagde in conventie] – zijn daarna op de plaats van het ongeval gekomen. Zij hebben met de politie gesproken en de contactgegevens van [gedaagde in conventie] aan de politie verstrekt.

2.12.

In de middag van 19 april 2022 heeft [gedaagde in conventie] de politie gebeld.

2.13.

Op enig moment na het ongeval is de auto overgebracht naar [naam autoschadeherstel] te [plaats] .

2.14.

Op 26 april 2022 heeft [eiseres] [naam 1] van het ongeval op de hoogte gebracht. Daarna heeft [eiseres] op 3 mei 2022 – via [naam 1] – een schadeformulier bij Ansvar ingediend.

2.15.

Ansvar heeft daarop DEKRA Automotive (hierna: DEKRA) ingeschakeld om de schade aan de auto vast te stellen. DEKRA heeft vervolgens de schade aan de auto vastgesteld op basis van totaal verlies. In een e-mail van 20 mei 2022 heeft DEKRA [eiseres] daarover geïnformeerd.

2.16.

Intussen heeft DEKRA (het restant van) de auto verkocht voor € 18.888,00 aan een opkoper. Die opkoper heeft de auto daarna opgehaald bij [naam autoschadeherstel] .

2.17.

Op 4 juli 2022 heeft Ansvar Bureau Het Loo Onderzoek & Advies (hierna: Bureau het Loo) ingeschakeld om een feiten- en toedrachtonderzoek naar het ongeval te doen. In het kader van dat onderzoek heeft een onderzoeker van Bureau Het Loo op 8 juli 2022 met [gedaagde in conventie] gesproken. Op 20 juli 2022 is het onderzoeksrapport van Bureau Het Loo verschenen en aan Ansvar gezonden.

2.18.

In een brief van 24 augustus 2022 heeft Ansvar [eiseres] verzocht te reageren op het onderzoeksrapport van Bureau Het Loo. In diezelfde brief heeft Ansvar [eiseres] er ook over geïnformeerd dat zij zich voorlopig op het standpunt stelt dat zij geen dekking hoeft te verlenen onder de autoverzekering.

2.19.

Op die brief heeft [eiseres] op 29 augustus 2022 gereageerd. Daarna hebben partijen vanaf 3 november 2022 verder gecorrespondeerd.

2.20.

In een brief van 22 februari 2024 heeft Ansvar een definitief afwijzend dekkingsstandpunt ingenomen. Deze brief vermeldt onder meer het volgende:

“Welke maatregelen nemen wij?

AnsvarIdéa Verzekeringen neemt de volgende maatregelen:

 Uw verzekering (….) zal per direct worden beëindigd.

 Wij accepteren u niet meer als verzekeringnemer. Dit geldt voor de verzekeringen AnsvarIdéa en voor verzekeringen van Turien & Co Assuradeuren. Uw (persoons)gegevens en de gegevens van uw bedrijf worden daarom opgenomen voor de duur van 5 jaar in onze gebeurtenissenadministratie.

 Uw (persoons)gegevens en de gegevens van uw bedrijf worden geregistreerd in ons incidentenregister. Daaraan is een Extern Verwijzingsregister gekoppeld. Uw gegevens kunnen daarmee worden geraadpleegd door andere financiële instellingen. De registratie vindt plaats voor de perioden van 3 jaar. Wij hebben daarbij rekening gehouden met proportionaliteit en subsidiariteit.

 Wij brengen het Centrum Bestrijding Verzekeringscriminaliteit (CBV) van het Verbod van Verzekeraars op de hoogte van uw registratie.”

3Het geschil

in de hoofdzaak

3.1.

[eiseres] vordert na eiswijziging – samengevat – dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:

A.

primair:

1. voor recht verklaart dat Ansvar gehouden is dekking te verlenen ter zake de schade ten gevolge van het ongeval van 18 april 2022 en de schade conform de polis af te wikkelen,

subsidiair:

2. Ansvar veroordeelt tot betaling van een schadevergoeding op grond van een tekortkoming in de nakoming van de verzekeringsovereenkomst, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet,

meer subsidiair:

3. Ansvar te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding op grond van een onrechtmatige daad, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet,

B.

Ansvar veroordeelt tot:

  1. verwijdering van de (persoons)gegevens van [eiseres] en [naam bestuurder] in het incidentenregister van Ansvar en het externe verwijzingsregister, op straffe van een dwangsom,

  2. intrekking van de melding bij het Centrum Bestrijding Verzekeringscriminaliteit (CBV) van het Verbond van Verzekeraars, op straffe van een dwangsom,

  3. het ter beschikking stellen van het vrijwaringsbewijs voor de auto, op straffe van een dwangsom,

C.

Ansvar veroordeelt in:

  1. de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente,

  2. de nakosten.

3.2.

Ansvar voert verweer. Ansvar concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres] , met een uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiseres] in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.

3.3.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, indien nodig, ingegaan.

in de vrijwaringszaak

in conventie

3.4.

Ansvar vordert na eiswijziging – samengevat – dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:

I. [gedaagde in conventie] veroordeelt tot betaling van het bedrag waartoe Ansvar in de hoofdzaak dan wel in een daaropvolgende schadestaatprocedure wordt veroordeeld, te vermeerderen met de wettelijke rente,

II. [gedaagde in conventie] veroordeelt in de proceskosten alsmede – voor zover Ansvar daartoe wordt veroordeeld – in de proceskosten in de hoofdzaak, te vermeerderen met de wettelijke rente.

3.5.

[gedaagde in conventie] voert verweer. [gedaagde in conventie] concludeert tot afwijzing van de vorderingen van Ansvar, met een veroordeling van Ansvar in de proceskosten.

3.6.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, indien nodig, ingegaan.

in reconventie

3.7.

[gedaagde in conventie] vordert – samengevat – onder de voorwaarde dat de vorderingen van Ansvar in conventie niet volledig worden afgewezen, dat de rechtbank:

I. voor recht verklaart dat het bedrag in hoofdsom waarvoor [gedaagde in conventie] jegens Ansvar aansprakelijk kan worden gehouden niet hoger kan zijn dan € 39.385,85,

II. Ansvar veroordeelt in de proceskosten.

3.8.

Ansvar voert verweer. Ansvar concludeert tot niet-ontvankelijkheid dan wel afwijzing van de vorderingen, met een uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [gedaagde in conventie] in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.

3.9.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, indien nodig, ingegaan.

4De beoordeling

in de hoofdzaak

Ansvar moet dekking verlenen aan [eiseres]

4.1.

De vraag die voorligt is of Ansvar onder de autoverzekering dekking moet verlenen aan [eiseres] voor de door haar als gevolg van het ongeval geleden schade. De rechtbank is van oordeel dat Ansvar dat moet doen en legt hierna uit waarom.

4.2.

Voorop staat dat artikel 3.3.1 van de polisvoorwaarden bepaalt, voor zover relevant, dat schade aan of verlies van het motorrijtuig door botsing, omslaan, van de weg raken of te water raken, gedekt wordt onder de autoverzekering. In dit geval is de auto bij het ongeval van de weg geraakt, tegen drie bomen gebotst en als gevolg daarvan verloren gegaan. Dit betekent dat Ansvar in beginsel dekking moet verlenen aan [eiseres] voor de door haar geleden schade als gevolg van het ongeval.

4.3.

Ansvar meent dat zij desondanks geen dekking hoeft te verlenen aan [eiseres] .

4.4.

Ansvar stelt zich op het standpunt dat zij geen dekking aan [eiseres] hoeft te verlenen, omdat [eiseres] haar mededelingsplicht voorafgaand aan het sluiten van de autoverzekering heeft geschonden. Dit betoog wordt verworpen. Daartoe is het volgende redengevend.

4.5.

Op grond van artikel 7:928 lid 1 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) is de verzekeringnemer verplicht vóór het sluiten van de verzekeringsovereenkomst aan de verzekeraar alle feiten mede te delen die hij kent of behoort te kennen, en waarvan, naar hij weet of behoort te begrijpen, de beslissing van de verzekeraar of, en zo ja, op welke voorwaarden, hij de verzekering zal willen sluiten, afhangt of kan afhangen. Uit artikel 7:930 leden 4 en 5 BW volgt dat geen uitkering is verschuldigd indien de verzekeraar bij kennis van de ware stand van zaken geen verzekering zou hebben afgesloten, dan wel als de verzekeringnemer met het opzet heeft gehandeld de verzekeraar te misleiden.

4.6.

Het enkele feit dat [eiseres] op het aanvraagformulier [naam bestuurder] en [naam echtgenote] als regelmatige bestuurders van de auto heeft opgegeven, terwijl in de praktijk ook anderen de auto gebruikten, maakt niet dat [eiseres] heeft gehandeld met het opzet Ansvar te misleiden als bedoeld in artikel 7:930 lid 5 BW. Daarvoor is onder meer vereist dat [eiseres] heeft gehandeld met de bedoeling Ansvar ertoe te bewegen de verzekeringsovereenkomst aan te gaan die zij anders niet of niet op dezelfde voorwaarden zou hebben gesloten. Het ligt op de weg van Ansvar om feiten en omstandigheden aan te voeren waaruit dat opzet kan worden afgeleid. De rechtbank stelt vast dat Ansvar wel heeft wel gesteld dat sprake was van opzet, maar dat iedere onderbouwing daarvan ontbreekt. Al met al is er niets dat erop wijst dat [eiseres] het hier bedoelde opzet heeft gehad. Het beroep van Ansvar op artikel 7:930 lid 5 BW gaat daarom niet op.

4.7.

In het kader van haar beroep op het vierde lid van artikel 7:930 BW heeft Ansvar naar voren gebracht dat het niet binnen haar acceptatiebeleid past dat anderen dan de op het aanvraagformulier opgegeven personen bij haar verzekerde auto’s besturen. [eiseres] heeft dat betwist. Gelet hierop had het op de weg van Ansvar gelegen om haar stellingen nader te onderbouwen, bijvoorbeeld door het overleggen van haar acceptatiebeleid, maar dat heeft zij niet gedaan. Bij deze stand van zaken kan dan ook niet worden vastgesteld dat Ansvar bij kennis van de ware stand van zaken de verzekering in het geheel niet zou hebben gesloten. Dat betekent dat Ansvar het verval van dekking evenmin kan baseren op artikel 7:930 lid 4 BW.

4.8.

Ansvar voert verder aan dat zij geen dekking aan [eiseres] hoeft te verlenen, omdat [eiseres] haar medewerkingsplicht heeft geschonden. Zij wijst er daarbij in de eerste plaats op dat [eiseres] het onderzoek naar de toedracht van het ongeval heeft bemoeilijkt door pas laat het schadeformulier aan Ansvar te sturen. In de tweede plaats had [eiseres] volgens Ansvar bij [gedaagde in conventie] meer navraag moeten doen naar de toedracht.

4.9.

Ook daarin wordt Ansvar niet gevolgd. Op grond van artikel 7:941 lid 1 BW is de verzekeringnemer verplicht, zodra hij op de hoogte is of behoort te zijn van de verwezenlijking van het risico, daarvan melding te doen aan de verzekeraar. Komt de verzekeringnemer deze verplichting niet na, dan volgt uit lid 4 en 5 van dit artikel dat de verzekeraar zich erop kan beroepen dat het recht op uitkering komt te vervallen indien hij daardoor in een redelijk belang is geschaad of indien de verzekeringnemer het opzet had de verzekeraar te misleiden. Het enkele feit dat [eiseres] het schadeformulier ruim twee weken na het ongeval bij Ansvar heeft ingediend, maakt op zichzelf nog niet dat [eiseres] de hiervoor geschetste medewerkingsplicht heeft geschonden. Dat daardoor het onderzoek naar de toedracht zou zijn bemoeilijkt heeft Ansvar niet toegelicht, terwijl dat wel op haar weg lag. Dat zij door de – volgens haar te late – melding in een redelijk belang is geschaad heeft Ansvar dan ook onvoldoende onderbouwd. Dat sprake zou zijn van opzet tot misleiding is tot slot gesteld noch gebleken.

4.10.

Op grond van artikel 7:941 lid 2 BW is de verzekeringnemer verplicht binnen redelijke termijn de verzekeraar alle inlichtingen en bescheiden te verschaffen welke van belang zijn om zijn uitkeringsplicht te beoordelen. Het standpunt van Ansvar in dit verband dat [eiseres] onvoldoende navraag heeft gedaan bij [gedaagde in conventie] om de toedracht van het ongeval te achterhalen, wordt verworpen. [gedaagde in conventie] heeft er bij het onderzoek naar (de toedracht van) het ongeval namelijk voor gekozen om zowel aan [eiseres] als aan Ansvar niet het achterste van zijn tong te laten zien. Dat kan [eiseres] niet worden tegengeworpen. Anders dan Ansvar meent, valt dan ook niet zonder meer in te zien dat indien [eiseres] indringender navraag had gedaan bij [gedaagde in conventie] over (de toedracht van) het ongeval, [eiseres] daarover meer informatie aan Ansvar had kunnen geven dan zij nu heeft gedaan. Voor zover Ansvar schending van de medewerkingsplicht baseert op het feit dat [gedaagde in conventie] de plaats van het ongeval heeft verlaten geldt dat dit gegeven niet aan [eiseres] kan worden toegerekend. Dat Ansvar in een redelijk belang is geschaad doordat [gedaagde in conventie] de plaats van het ongeval heeft verlaten kan waar zijn, maar dat speelt zich af in de relatie tussen Ansvar en [gedaagde in conventie] . Dat betekent dat het beroep van Ansvar op schending van de medewerkingsplicht niet opgaat.

4.11.

Alles wat hiervoor is overwogen brengt mee dat Ansvar onder de autoverzekering dekking moet verlenen aan [eiseres] . Dit betekent dat de door [eiseres] primair gevorderde verklaring voor recht wordt toegewezen. Gezien dit oordeel komt de rechtbank niet meer toe aan een beoordeling van de subsidiaire en meer subsidiaire vorderingen van [eiseres] (zoals hiervoor opgenomen in 3.1 onder A).

Inschrijvingen in registers en melding bij het CBV van het Verbond van Verzekeraars

4.12.

[eiseres] vordert daarnaast dat Ansvar wordt veroordeeld tot verwijdering van de (persoons)gegevens van [eiseres] en [naam bestuurder] in het incidentenregister van Ansvar en het externe verwijzingsregister. Verder vordert [eiseres] dat Ansvar wordt veroordeeld tot intrekking van de melding bij het CBV van het Verbond van Verzekeraars. Ansvar heeft aan die inschrijvingen en melding ten grondslag gelegd dat [eiseres] bij de totstandkoming van de verzekeringsovereenkomst heeft gehandeld met het opzet haar te misleiden, maar zoals hiervoor in 4.6 is overwogen, is dat niet zo. Voor handhaving van die inschrijvingen en melding bestaat dan ook geen grond. Dit brengt mee dat Ansvar wordt veroordeeld tot i) verwijdering van de (persoons)gegevens van [eiseres] en (voor zover van toepassing) [naam bestuurder] in het incidentenregister van Ansvar en het externe verwijzingsregister en ii) intrekking van de melding bij het CBV van het Verbond van Verzekeraars.

4.13.

Anders dan [eiseres] vordert, worden voornoemde veroordelingen niet versterkt met een dwangsom, omdat de rechtbank ervan uitgaat dat Ansvar als verzekeraar aan de veroordelingen zal voldoen. Er is ook geen reden om aan te nemen dat Ansvar dat niet zal doen.

Het vrijwaringsbewijs

4.14.

[eiseres] vordert verder dat Ansvar wordt veroordeeld tot het ter beschikking stellen van het vrijwaringsbewijs voor de auto. Tijdens de mondelinge behandeling heeft Ansvar er evenwel onweersproken op gewezen dat [eiseres] het kentekenbewijs aan de opkoper moet verstrekken, zodat de opkoper vervolgens het vrijwaringsbewijs aan [eiseres] kan verstrekken. De verstrekking van het vrijwaringsbewijs ligt dus niet in de invloedssfeer van Ansvar, maar in die van [eiseres] zelf. [eiseres] heeft dan ook geen afzonderlijk belang bij deze vordering, zodat die moet worden afgewezen.

De proceskosten en de daarover gevorderde wettelijke rente

4.15.

Ansvar krijgt grotendeels ongelijk en moet daarom de proceskosten van [eiseres] betalen. De proceskosten van [eiseres] worden begroot op:

- dagvaardingskosten: € 115,22

- griffierecht: € 688,00

- salaris advocaat: € 1.228,00 (2,0 punten x tarief II: € 614,00)

- totaal: € 2.031,22

4.16.

De over de proceskosten gevorderde wettelijke rente wordt toegewezen zoals hierna in de beslissing is vermeld.

De nakosten

4.17.

Hierna is in de beslissing vermeld welk bedrag Ansvar moet betalen aan nakosten. Dit is een standaard bedrag dat altijd wordt toegewezen aan de in het gelijk gestelde partij (in dit geval: [eiseres] ), als vergoeding voor advocaatkosten en eventuele betekeningskosten die zij nog maakt na het wijzen van dit vonnis.

Uitvoerbaarheid bij voorraad

4.18.

De veroordelingen worden uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dit betekent dat de veroordelingen ook moeten worden uitgevoerd als tegen dit vonnis hoger beroep wordt ingesteld en zolang daarop niet anders is beslist.

in de vrijwaringszaak

in conventie

Vooraf

4.19.

Ansvar vordert onder meer dat [gedaagde in conventie] wordt veroordeeld tot betaling van het bedrag waartoe zij in de hoofdzaak wordt veroordeeld (zie hiervoor 3.5 onder I). Voordat de rechtbank toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van die vordering, merkt zij daarover het volgende op. In de hoofdzaak wordt (naast de kostenveroordelingen) geen betalingsveroordeling van Ansvar uitgesproken, maar een verklaring voor recht op grond waarvan Ansvar moet overgaan tot het verlenen van dekking onder de autoverzekering aan [eiseres] . Ansvar heeft tijdens de mondelinge behandeling onweersproken toegelicht dat zij met de door haar gevorderde veroordeling beoogt een eventuele veroordeling in de hoofdzaak door te kunnen leggen aan [gedaagde in conventie] in de vrijwaringszaak. Gezien deze toelichting van Ansvar begrijpt de rechtbank de door haar gevorderde veroordeling zo dat zij daarmee beoogt regres te kunnen nemen op [gedaagde in conventie] voor het eventuele bedrag dat zij – op grond van de in de hoofdzaak uitgesproken verklaring voor recht – onder de autoverzekering aan [eiseres] uitkeert. De door Ansvar gevorderde veroordeling wordt hierna met dien verstande beoordeeld.

Ansvar mag regres nemen op [gedaagde in conventie]

4.20.

De vraag die voorligt is of Ansvar regres mag nemen op [gedaagde in conventie] voor het eventuele bedrag dat Ansvar onder de autoverzekering aan [eiseres] uitkeert. De rechtbank oordeelt van wel en legt hierna uit waarom.

4.21.

Voorop staat dat artikel 7:962 lid 1 BW bepaalt dat de vordering van de verzekerde tot schadevergoeding op een derde, bij wijze van subrogatie overgaat op de verzekeraar wanneer deze schade heeft vergoed. In artikel 7:962 lid 3 eerste zin BW is een uitzondering opgenomen waarin staat dat de verzekeraar geen vordering krijgt op onder andere een werknemer van de verzekerde. Dit is de zogenoemde regresblokkade. Uit artikel 7:962 lid 3 tweede zin BW volgt dat die regresblokkade niet geldt als de verzekerde zelf in die situatie zijn recht op uitkering zou hebben verspeeld.

4.22.

Toegepast op dit geval, betekent dat het volgende. In beginsel kan Ansvar de door haar uitgekeerde schade niet verhalen op [gedaagde in conventie] als werknemer van [eiseres] . Dit kan slechts anders zijn wanneer [eiseres] haar recht op uitkering onder de autoverzekering zou hebben verspeeld indien zij had gehandeld zoals [gedaagde in conventie] hier heeft gedaan. Naar het oordeel van de rechtbank doet die laatste situatie zich hier voor. Daartoe is het volgende redengevend.

4.23.

De verzekeringnemer is op grond van artikel 7:941 lid 2 BW verplicht om binnen redelijke termijn de verzekeraar alle inlichtingen en bescheiden te verschaffen die voor de verzekeraar van belang zijn om zijn uitkeringsplicht te beoordelen. Artikel 7:941 lid 4 BW bepaalt dat de verzekeraar het vervallen van het recht op uitkering – wegens niet-nakoming van de hiervoor geschetste medewerkingsplicht – slechts kan bedingen als zij daardoor in een redelijk belang is geschaad.

4.24.

In artikel 9.4 van de algemene voorwaarden is opgenomen dat de verzekeringnemer bij (een gebeurtenis die kan leiden tot) schade verplicht is volle medewerking te verlenen en alles na te laten wat de belangen van Ansvar kan schaden. Uit artikel 9.6 van de algemene voorwaarden volgt dat de verzekeringnemer geen recht heeft op uitkering van de schade indien hij één of meer verplichtingen bij schade niet nakomt en Ansvar daardoor in haar belangen wordt geschaad. Verder bepaalt artikel 10.10 van de algemene voorwaarden dat de verzekeringnemer geen recht heeft op een uitkering indien hij de belangen van Ansvar schaadt door bijvoorbeeld opzettelijk een onvolledige of onware opgave te doen over de gebeurtenis die tot een schadevergoedingsverplichting kan leiden.

4.25.

[gedaagde in conventie] beroept zich op nietigheid dan wel vernietigbaarheid van de artikelen 9.4, 9.6 en 10.10 van de algemene voorwaarden, omdat die volgens hem in strijd zijn met artikel 3:40 leden 1 en 2 BW. Dit beroep wordt verworpen, omdat de algemene voorwaarden alleen van toepassing zijn op de contractuele verhouding tussen [eiseres] en Ansvar en niet op de verhouding tussen Ansvar en [gedaagde in conventie] .

4.26.

Naar het oordeel van de rechtbank heeft [gedaagde in conventie] de in artikel 7:941 lid 2 BW omschreven medewerkingsplicht geschonden door de plaats van het ongeval te verlaten en in het onderzoek naar het ongeval onjuiste verklaringen af te leggen.

[gedaagde in conventie] heeft de plaats van het ongeval verlaten

4.27.

[gedaagde in conventie] is met de auto tegen de opsluitband van de weg gereden, waarna de auto tegen drie bomen is gebotst en vervolgens midden op de weg – in een diagonale positie – tot stilstand is gekomen. Bij het ongeval is het rechterachterwiel van de auto losgeraakt en zijn brokstukken van de auto over de weg verspreid.

4.28.

In artikel 7 aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet staat dat het degene die bij een verkeersongeval is betrokken verboden is de plaats van het ongeval te verlaten indien hij bij dat ongeval, naar hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden, schade heeft toegebracht aan een ander. Bij het ongeval zijn voornoemde opsluitband en bomen en ook het wegdek beschadigd geraakt. Er is dus sprake van een ongeval met schade aan een ander (namelijk aan de opsluitband, de bomen en het wegdek van Rijkswaterstaat). [gedaagde in conventie] had de plaats van het ongeval dan ook niet mogen verlaten.

4.29.

Gezien alle voornoemde omstandigheden had [gedaagde in conventie] meteen na het ongeval de politie daarover moeten inlichten. [gedaagde in conventie] heeft dat nagelaten en heeft zichzelf en [naam passagier] kort na het ongeval laten ophalen door vrienden van [naam passagier] . Daarmee heeft hij niet alleen een zeer verkeersgevaarlijke situatie achtergelaten – op een op dat moment donkere weg waar een maximumsnelheid van 80 kilometer per uur geldt – maar heeft hij ook het onderzoek naar (de toedracht van) het ongeval feitelijk onmogelijk gemaakt. Indien [gedaagde in conventie] de politie had ingelicht en hun komst op de plaats van het ongeval had afgewacht, is aannemelijk dat de politie zou hebben onderzocht of [gedaagde in conventie] onder invloed was van alcohol of andere middelen die de rijvaardigheid zouden kunnen beïnvloeden. Door het handelen van [gedaagde in conventie] heeft dat onderzoek niet kunnen plaatsvinden.

4.30.

De door [gedaagde in conventie] genoemde omstandigheden dat de politie kort na het ongeval zijn contactgegevens van zijn oom en tante heeft gekregen en dat hij de dag na het ongeval zelf de politie heeft gebeld, doen aan het voorgaande niet af. Anders dan [gedaagde in conventie] meent, valt niet zonder meer in te zien dat de politie – door de ontvangst van zijn contactgegevens via zijn oom en tante – tegenover hem de indruk heeft gewekt dat zij contact met hem zou opnemen. Verder is het een feit van algemene bekendheid dat het een dag na een ongeval niet altijd meer mogelijk is om vast te stellen of er ten tijde van het ongeval sprake was van ongeoorloofd alcohol- of middelengebruik.

4.31.

Ook de verklaringen van getuigen die [gedaagde in conventie] heeft ingebracht waarin zij verklaren dat hij voorafgaand aan het ongeval geen alcohol heeft gedronken of drugs heeft genuttigd, doen er niet aan af dat [gedaagde in conventie] meteen na het ongeval de politie had moeten inlichten over het ongeval.

[gedaagde in conventie] heeft onjuiste verklaringen afgelegd

4.32.

[gedaagde in conventie] heeft tegenover de door Ansvar ingeschakelde onderzoeker van Bureau Het Loo verklaringen afgelegd over wat er is gebeurd. Tijdens de mondelinge behandeling is vastgesteld dat [gedaagde in conventie] tegenover die onderzoeker over de verschillende omstandigheden onjuist heeft verklaard, te weten i) over de naam van [naam passagier] , omdat hij eerder heeft verklaard dat zij [voornaam] heette ii) dat hij geen contact meer heeft met [naam passagier] , maar inmiddels een relatie en een kind met haar heeft iii) de rol van zijn oom en tante na het ongeval iv) wie de vrienden van [naam passagier] waren die hem en [naam passagier] op de plaats van het ongeval hebben opgehaald. Door het afleggen van deze onjuiste verklaringen heeft [gedaagde in conventie] het onderzoek naar het ongeval belemmerd.

Slotsom

4.33.

[gedaagde in conventie] heeft toegelicht dat hij de plaats van het ongeval heeft verlaten en tijdens het onderzoek naar het ongeval deze onjuiste verklaringen heeft afgelegd, omdat hij op dat moment verwikkeld was in een echtscheidingsprocedure met zijn (inmiddels ex-)echtgenote en zij nog tot een omgangsregeling voor hun kinderen moesten komen. [gedaagde in conventie] heeft verder toegelicht dat hij tegen deze achtergrond – en vanwege het feit dat [naam passagier] een vriendin van zijn ex-echtgenote was – niet wilde dat zijn relatie met [naam passagier] naar buiten kwam, omdat daarmee mogelijk de omgang met zijn kinderen op het spel kon komen te staan.

4.34.

De rechtbank begrijpt uit de toelichtingen van [gedaagde in conventie] dat hij zich – ten tijde van het ongeval en het onderzoek van Bureau Het Loo daarnaar – in een ingewikkelde persoonlijke situatie bevond. Wat daarvan ook zij, had [gedaagde in conventie] op zijn beurt moeten begrijpen dat Ansvar een eigen belang heeft bij het kunnen beoordelen van de toedracht van een schade, zodat zij kan bepalen of zij gehouden is dekking te verlenen. Door te handelen zoals hij heeft gedaan – namelijk de plaats van het ongeval verlaten en onjuiste verklaringen afleggen in het onderzoek naar het ongeval – heeft [gedaagde in conventie] niet meegewerkt aan het onderzoek van Ansvar en het daarmee feitelijk onmogelijk gemaakt de toedracht van het ongeval vast te stellen. Daarmee is Ansvar in een redelijk belang geschaad in de zin van artikel 7:941 lid 4 BW.

4.35.

Indien [eiseres] zou hebben gehandeld zoals [gedaagde in conventie] hier heeft gedaan, zou [eiseres] op grond van de artikelen 7:941 lid 2 BW en 9.4, 9.6 en 10.10 van de algemene voorwaarden haar recht op uitkering hebben verspeeld. Dit betekent dat de hiervoor in 4.21 omschreven regresblokkade van artikel 7:962 lid 3 eerste zin BW hier niet geldt.

4.36.

Dan is de vraag of [eiseres] een vordering op [gedaagde in conventie] heeft waarin Ansvar kan subrogeren. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend. Doordat [gedaagde in conventie] de auto total loss heeft gereden, heeft hij inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van [eiseres] . [eiseres] heeft uit dien hoofde een vordering op grond van onrechtmatige daad (artikel 6:162 BW) op [gedaagde in conventie] . Ansvar subrogeert in die vordering van [eiseres] op [gedaagde in conventie] . Dit betekent dat Ansvar die vordering nu op [gedaagde in conventie] heeft. Dit alles brengt mee dat de door Ansvar gevorderde veroordeling van [gedaagde in conventie] in beginsel kan worden toegewezen.

4.37.

[gedaagde in conventie] heeft tijdens de mondelinge behandeling nog gewezen op een arrest van de Hoge Raad van 11 juli 2014. 1 [gedaagde in conventie] heeft aan de hand van dat arrest toegelicht dat werkgevers alleen geringe schade aan een mede voor privégebruik verstrekte auto op hun werknemer kunnen verhalen als deze werknemer in privétijd schade veroorzaakt aan de auto. Volgens [gedaagde in conventie] kunnen grote schades niet verhaald worden op de werknemer, omdat de eis van goed werkgeverschap van artikel 7:611 BW meebrengt dat de werkgever daarvoor een verzekering afsluit, zoals ook in dit geval is gebeurd. Dit brengt volgens [gedaagde in conventie] mee dat indien Ansvar aan [eiseres] moet uitkeren onder de autoverzekering, [eiseres] als werkgever geen vordering heeft op [gedaagde in conventie] wegens schade aan de auto, zodat er ook geen vordering is waarin Ansvar zou kunnen subrogeren.

4.38.

Het door [gedaagde in conventie] genoemde arrest van de Hoge Raad en de daarbij door hem gegeven toelichtingen, leiden niet tot een ander oordeel. In dat arrest lag de vraag voor of de werkgever schade aan een auto die ontstaat bij privégebruik door een werknemer en die niet wordt gedekt door de verzekering die de werkgever heeft afgesloten, mag verhalen op de werknemer. De Hoge Raad heeft daarover overwogen dat de eis van goed werkgeverschap van artikel 7:611 BW meebrengt dat een werkgever niet-verzekerde schade van meer dan geringe omvang niet op de werknemer kan verhalen indien deze schade wel gedekt zou zijn bij een gebruikelijke verzekering die alleen geen dekking biedt bij opzet en roekeloosheid.2 Dat is een andere situatie dan hier aan de orde. Het is weliswaar zo dat [gedaagde in conventie] werknemer is van [eiseres] en dat de schade aan de auto is ontstaan bij privégebruik door [gedaagde in conventie] , maar daarbij moet worden bedacht dat het hier gaat om door [gedaagde in conventie] veroorzaakte schade aan de auto van [eiseres] die wel verzekerd is onder de onderhavige autoverzekering (zie hiervoor 4.11). Zonder verdere toelichting van [gedaagde in conventie] , valt niet in te zien dat dit arrest van de Hoge Raad van toepassing is op de onderhavige situatie.

4.39.

Voor zover [gedaagde in conventie] zich mede heeft beroepen op het bepaalde in artikel 7:661 BW kan dat evenmin tot een ander oordeel leiden aangezien die bepaling uitsluitend ziet op schade die door de werknemer wordt toegebracht bij de uitvoering van de arbeidsovereenkomst. Daarvan is in dit geval geen sprake. Al het voorgaande leidt tot de conclusie dat de door Ansvar gevorderde veroordeling kan worden toegewezen. Gezien dit oordeel kan het antwoord op de vraag of [gedaagde in conventie] roekeloos heeft gereden in het midden blijven.

4.40.

De over de voornoemde veroordeling gevorderde wettelijke rente wordt toegewezen zoals hierna in de beslissing is vermeld.

De proceskosten en de daarover gevorderde wettelijke rente

4.41.

[gedaagde in conventie] krijgt dus ongelijk en moet daarom de proceskosten van Ansvar betalen. De proceskosten van Ansvar worden begroot op:

- dagvaardingskosten: € 143,17

- salaris advocaat: € 1.228,00 (2,0 punten x tarief II: € 614,00)

- totaal: € 1.371,17

4.42.

De over de proceskosten gevorderde wettelijke rente wordt toegewezen zoals hierna in de beslissing is vermeld.

De proceskosten in de hoofdzaak

4.43.

Ansvar vordert naast een proceskostenveroordeling van [gedaagde in conventie] in de vrijwaringszaak ook een veroordeling van [gedaagde in conventie] in de proceskosten, waaronder begrepen de nakosten, waartoe zij in de hoofdzaak is veroordeeld.

4.44.

Ansvar heeft voor dit gedeelte van haar vordering geen concrete feitelijke of juridische grondslag genoemd. De wet biedt ook geen grondslag voor het door Ansvar gewenste ‘doorschuiven’ van de proceskosten. Artikel 237 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) heeft namelijk betrekking op de kosten van het geding waarin vonnis is gewezen. De gedingen waarin vonnis wordt gewezen in de hoofdzaak en de vrijwaringszaak zijn afzonderlijke en zelfstandige gedingen. Tegen deze achtergrond wordt dit gedeelte van de vordering van Ansvar afgewezen.

in reconventie

4.45.

[gedaagde in conventie] vordert onder meer dat de rechtbank voor recht verklaart dat het bedrag in hoofdsom waarvoor [gedaagde in conventie] jegens Ansvar aansprakelijk kan worden gehouden niet hoger kan zijn dan € 39.395,84. [gedaagde in conventie] heeft deze vordering ingesteld onder de voorwaarde dat de vorderingen van Ansvar in conventie niet volledig worden afgewezen. Omdat deze voorwaarde is vervuld, komt de rechtbank toe aan een beoordeling van deze vordering.

4.46.

Deze vordering van [gedaagde in conventie] heeft betrekking op de verkoop van (het restant van) de auto aan de opkoper. Aan de beoordeling van de vraag of Ansvar de auto mocht verkopen aan de opkoper, wordt in de hoofdzaak niet toegekomen, omdat die vraag alleen van belang is voor de beoordeling van de subsidiaire en meer subsidiaire vorderingen in de hoofdzaak (zie hiervoor in 3.1 onder A). Gezien de toewijzing van de door [eiseres] in de hoofdzaak primair gevorderde verklaring voor recht, is aan een beoordeling van de subsidiaire en meer subsidiaire vorderingen van [eiseres] in de hoofdzaak niet toegekomen. Bij deze stand van zaken heeft [gedaagde in conventie] geen afzonderlijk belang bij deze vordering, zodat die moet worden afgewezen. Gezien de afwijzing van deze vordering moet ook de nevenvordering van [gedaagde in conventie] tot veroordeling van Ansvar in de proceskosten worden afgewezen.

De proceskosten en de daarover gevorderde wettelijke rente

4.47.

[gedaagde in conventie] krijgt dus ongelijk en moet daarom de proceskosten van Ansvar betalen. De proceskosten van Ansvar worden begroot op € 786,00 (2,0 punten x factor 0,5 x tarief III: € 786,00) aan salaris advocaat.

4.48.

De over de proceskosten gevorderde wettelijke rente wordt toegewezen zoals hierna in de beslissing is vermeld.

in conventie en in reconventie

De nakosten en de daarover gevorderde wettelijke rente

4.49.

[gedaagde in conventie] krijgt zowel in conventie als in reconventie ongelijk. Dit betekent dat [gedaagde in conventie] ook de nakosten van in totaal € 278,00 moet betalen aan Ansvar (plus de eventuele verhoging zoals vermeld in de beslissing).

4.50.

De over de nakosten gevorderde wettelijke rente wordt toegewezen zoals hierna in de beslissing is vermeld.

Uitvoerbaarheid bij voorraad

4.51.

De veroordelingen worden uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

5De beslissing

De rechtbank

in de hoofdzaak

5.1.

verklaart voor recht dat Ansvar gehouden is dekking te verlenen ter zake van de schade ten gevolge van het ongeval van 18 april 2022 en de schade conform de polis af te wikkelen,

5.2.

veroordeelt Ansvar tot verwijdering van de (persoons)gegevens van [eiseres] en (indien van toepassing) [naam bestuurder] in het incidentenregister van Ansvar en het externe verwijzingsregister binnen veertien dagen na betekening van het vonnis,

5.3.

veroordeelt Ansvar tot intrekking van de melding bij het Centrum Bestrijding Verzekeringscriminaliteit (CBV) van het Verbond van Verzekeraars binnen veertien dagen na betekening van het vonnis,

5.4.

veroordeelt Ansvar in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] begroot op € 2.031,22, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,

5.5.

veroordeelt Ansvar in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,

5.6.

veroordeelt Ansvar in de na dit vonnis aan de zijde van [eiseres] ontstane nakosten, begroot op € 178,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als Ansvar niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet Ansvar € 92,00 extra betalen, plus de kosten van de betekening,

5.7.

verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,

5.8.

wijst het meer of anders gevorderde af,

in de vrijwaringszaak

in conventie

5.9.

veroordeelt [gedaagde in conventie] – met inachtneming van hetgeen hiervoor in 4.19 is overwogen – tot betaling aan Ansvar van het bedrag waartoe Ansvar in de hoofdzaak wordt veroordeeld, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 3 december 2024 (de dag van de dagvaarding) tot aan de dag van volledige betaling,

5.10.

veroordeelt [gedaagde in conventie] in de proceskosten, aan de zijde van Ansvar begroot op € 1.371,17, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,

in reconventie

5.11.

wijst de vorderingen af,

5.12.

veroordeelt [gedaagde in conventie] in de proceskosten, aan de zijde van Ansvar begroot op € 786,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,

in conventie en in reconventie

5.13.

veroordeelt [gedaagde in conventie] in de na dit vonnis aan de zijde van Ansvar ontstane nakosten, begroot op € 278,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagde in conventie] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [gedaagde in conventie] € 92,00 extra betalen, plus de kosten van de betekening,

5.14.

veroordeelt [gedaagde in conventie] in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten en de nakosten (zoals hiervoor omschreven in 5.10, 5.12 en 5.13) als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan,

5.15.

verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad

1Hoge Raad 11 juli 2014, ECLI:NL:HR:2014:1629.

2Hoge Raad 11 juli 2014, ECLI:NL:HR:2014:1629, r.o. 3.4.5.

 

Rechtbank Amsterdam 12 november 2025, ECLI:NL:RBAMS:2025:8693