Overslaan en naar de inhoud gaan

RBAMS 240223 onjuiste vermelding toedracht ongeval bij indienen schadeclaim; vordering tzv voorschot en directe en indirecte kosten verzekeraar toegewezen

RBAMS 240223 onjuiste vermelding toedracht ongeval bij indienen schadeclaim; vordering tzv voorschot en directe en indirecte kosten verzekeraar toegewezen

Feiten en omstandigheden

1.
Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staan de volgende feiten en omstandigheden vast:

1.1.
ASR is met [naam 1] (hierna: [naam 1] ) een WAM-verzekering overeengekomen ten aanzien van een Ford Fiesta met kenteken [kenteken] (hierna: Ford).

1.2.
[naam 1] en [gedaagde] hebben een affectieve relatie gehad. Tijdens hun relatie heeft [naam 1] de Ford (in gebruik) gegeven aan [gedaagde] . De relatie is eind 2018, begin 2019 geëindigd.

1.3.
[gedaagde] woonde aan de [adres] . Aan de voorkant van haar woning was een groot raam, dat bestond uit een groot vast gedeelte met daarnaast een kleiner draai/kiepraam. De onderzijde van het raam was ongeveer een (halve) meter van de grond.

1.4.
Op 24 april 2019 heeft [gedaagde] ASR per brief aansprakelijk gesteld in verband met een haar overkomen ongeval op 20 januari 2019. In die brief staat vermeld dat de bestuurder van de Ford bij het wegrijden van de oprit van [gedaagde] aan de [adres] met het achterwiel over de voet van [gedaagde] is gereden. Daardoor heeft zij letsel opgelopen en schade geleden.

1.5.
Een schaderegelaar van ASR heeft onderzoek verricht naar aanleiding van de schadeclaim. Onder meer is een huisbezoek afgelegd bij [gedaagde] . Op 16 oktober 2019 is door hem gerapporteerd. Vanwege zijn vermoeden dat de claim onjuist was heeft hij geadviseerd om nader onderzoek te verrichten. Naar aanleiding daarvan is Secure Advance ingeschakeld.

1.6.
ASR heeft aansprakelijkheid erkend en de schadeclaim in behandeling genomen bij haar afdeling Personenschade. Ook heeft ASR aan [gedaagde] een voorschotbedrag van in totaal € 10.000,00 betaald.

1.7.
Op 5 februari 2021 heeft de schadebehandelaar van de afdeling Personenschade een fraudemelding gedaan bij de fraudecoördinator van ASR. Dit heeft hij gedaan na de vaststelling dat uit het ambulanceritverslag, de informatie van de spoedeisende hulp en de informatie van het huisartsenjournaal bleek dat [gedaagde] na het ongeval had verklaard dat zij haar voetletsel heeft opgelopen door een sprong uit een raam van haar huis. Het gaat om de volgende verklaringen, voor zover hier van belang:

Ambulanceritverslag:
[gedaagde] haar ex vriend kwam bij haar thuis, en ze zag dat haar auto werd gestolen. Zij sprong uit het raam/ongeveer halve meter, haar enkel ging dubbel. Is nog achter hem aan gelopen maar kon na een paar stappen niet meer lopen vanwege de pijn.

Berichtgeving SEH:
Aanvaarding met ex, stond opeens voor de deur samen met iemand anders, niet binnen gekomen, ging opeens in de auto van patiënt zitten, wilde deze nemen, om dit te stoppen is patiënt uit keuken raam, 1 meter hoog gesprongen, op beide voeten geland, mn links, nog enkele passen gemaakt maar daarna niet meer mogelijk ivm hevige pijnklachten linker voet, 112 gebeld.”

Journaalnotitie huisarts
Ingekomen, medisch VU medisch centrum, AE Besnard, AIOS SEH, 112, pijnlijke voet links. Conclusie: 31-jarige vrouw, pijnlijke voet na sprong van 1 meter

1.8.
Het dossier van [gedaagde] is overgedragen aan de afdeling Speciale en Juridische Zaken van ASR. ASR heeft de toenmalige gemachtigde van [gedaagde] per brief van 15 februari 2021 medegedeeld dat zij informatie heeft gekregen waarop een andere oorzaak van haar voetletsel wordt vermeld. ASR vermeldt in die brief dat zij daarna onderzoek heeft verricht waarna zij heeft geconcludeerd dat [gedaagde] een onjuiste voorstelling van zaken heeft gegeven en onjuiste informatie heeft verstrekt om schadevergoeding te krijgen waar zij geen recht op had. ASR heeft maatregelen genomen en [gedaagde] aansprakelijk gesteld voor terugbetaling van het voorschotbedrag en betaling van de door ASR gemaakte kosten.

1.9.
Per brief van 7 april 2021 heeft de toenmalige gemachtigde van [gedaagde] namens [gedaagde] bezwaar gemaakt tegen de conclusie dat [gedaagde] een onjuiste voorstelling van zaken heeft gegeven en de maatregelen die ASR wilde gaan nemen.

1.10.
Naar aanleiding daarvan heeft ASR op 12 april 2021 bericht nader onderzoek te gaan doen. Zij heeft daarvoor Onafhankelijk Onderzoeksbureau I-TEK B.V. (hierna I-TEK) ingeschakeld. I-TEK heeft onder meer [gedaagde] , [naam 1] en [naam 2] , de bestuurder van de Ford ten tijde van het ongeval, geïnterviewd.

1.11.
I-TEK heeft haar bevindingen vastgelegd in een rapport van 1 juli 2021.

1.12.
Op 22 juli 2021 heeft ASR de belangenbehartiger van [gedaagde] geïnformeerd dat het resultaat van het onderzoek van I-TEK het vermoeden dat [gedaagde] fraude heeft gepleegd versterkt. Daarnaast heeft ASR de eerder aangekondigde maatregelen herhaald evenals de aansprakelijkstelling.

1.13.
Op 29 september 2021 heeft ASR formeel de onderhandelingen in verband met het ongeval op 20 januari 2019 afgebroken conform artikel 10 lid 5 WAM.

1.14.
ASR heeft opdracht gegeven aan Service Organisatie Directe Aansprakelijkstelling (hierna: SODA) om de door haar geleden schade van [gedaagde] te vorderen. Per brief van 15 oktober 2021 heeft SODA [gedaagde] aansprakelijk gesteld. Op verzoek van [gedaagde] heeft SODA haar uitstel verleend om een advocaat in te schakelen. Ook na dit uitstel en herinneringen heeft zij echter niet betaald.

Vordering en verweer

2.
ASR vordert – na eiswijziging – dat [gedaagde] bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis zal worden veroordeeld tot betaling van:
a. primair € 19.974,40 aan hoofdsom en de incassokosten SODA van € 1.179,44;
subsidiair € 14.221,25 aan hoofdsom;
in beide gevallen met de wettelijke rente vanaf 15 december 2021 tot de dag van de volledige betaling;
b. de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na betekening van het vonnis tot de dag van volledige betaling van de proceskosten.

3. ASR stelt primair – kort gezegd – dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld door niet naar waarheid te hebben verklaard over de gebeurtenissen die op 20 januari 2019 hebben geleid tot haar voetletsel. Dit heeft zij gedaan met het doel om geld te krijgen van ASR waar zij geen recht op had. De schade die ASR als gevolg hiervan heeft geleden bestaat uit:
a. het uitgekeerde bedrag van € 10.000,-;
b. de vergoeding die ASR heeft betaald aan de voormalige belangenbehartiger van [gedaagde] , te weten € 4.221,25;
c. de kosten van Secure Advance, te weten € 490,05;
d. de kosten van I-TEK, te weten € 4.731,10;
e. de interne kosten voor de behandeling van dit incident, die standaard zijn vastgesteld op € 532,-.

4.
De subsidiaire vordering is gebaseerd op onverschuldigde betaling. Als niet komt vast te staan dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld, dan is het wel aan haar om te onderbouwen dat zij recht had op een uitkering onder de verzekering. In dat verband moet zij bewijzen dat het voetletsel inderdaad door de Ford is veroorzaakt. Dat heeft [gedaagde] volgens ASR niet bewezen, zodat ASR het voorschot en de vergoeding aan de belangenbehartiger onverschuldigd heeft betaald.

5.
[gedaagde] voert verweer zich tegen de vordering en concludeert tot het niet-ontvankelijk verklaren van ASR althans haar deze te ontzeggen.
[gedaagde] betwist dat zij onrechtmatig heeft gehandeld. Zij voert daartoe aan dat zij uit angst voor haar ex-partner direct na het ongeval een andere verklaring heeft afgelegd dan hoe het ongeval is gebeurd. Zij kan ook helemaal niet door het raam zijn gesprongen, want de draaifunctie van het raam werkte niet. Bovendien kan het complexe voetletsel niet zijn ontstaan door een enkele sprong.

6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

Beoordeling

7.
Niet in geschil is dat [gedaagde] op 20 januari 2019 letsel heeft opgelopen aan haar linkervoet. Partijen twisten over de oorzaak van dat letsel. ASR stelt dat [gedaagde] ASR opzettelijk heeft misleid door bij de schademelding bij ASR anders over het ongeval te hebben verklaard dan hoe het ongeval daadwerkelijk is gebeurd. [gedaagde] is het daar niet mee eens.

8.
Omdat ASR stelt dat door [gedaagde] onrechtmatig is gehandeld doordat zij ASR opzettelijk heeft misleid over de toedracht van het ongeval om een schade-uitkering te kunnen ontvangen, rust op haar de last om te stellen en zo nodig te bewijzen dat [gedaagde] haar heeft misleid en dat ASR daardoor schade heeft geleden.

9.
ASR heeft zich ter voldoening aan haar stelplicht en bewijslast beroepen op de uitkomsten van door haar zelf verricht onderzoek en op de resultaten van het onderzoek dat is uitgevoerd door I-TEK.

Hieruit volgt dat [gedaagde] verschillende verklaringen heeft afgelegd over de toedracht van het ongeval. Zij heeft in eerste instantie verklaard uit een raam te zijn gesprongen en daarna dat met de Ford over haar voet is gereden. [gedaagde] zegt dat zij dit bewust heeft gedaan omdat zij wilde voorkomen dat [naam 1] vervolgd zou worden en aansprakelijk zou worden gehouden voor haar schade. De kantonrechter kan dit niet volgen, omdat niet [naam 1] maar [naam 2] de auto bestuurde. Ook heeft [gedaagde] verteld in eerste instantie te hebben verklaard dat zij uit het raam is gesprongen terwijl dat niet zo was uit angst voor [naam 1] , die haar in het verleden fysiek zou hebben mishandeld, omdat hij haar met de dood bedreigde. [gedaagde] heeft echter helemaal geen onderbouwing gegeven van deze mishandelingen of bedreigingen. Zonder die onderbouwing is dit onvoldoende om deze verklaring aan te kunnen nemen als reden voor het anders hebben verklaard over de oorzaak van het ongeval. De verklaring die [gedaagde] nu geeft voor het bewust anders verklaren over de oorzaak van haar letsel is bovendien tegenstrijdig met zowel de eerdere verklaring van [gedaagde] dat het een fout is geweest van het ziekenhuis om te vermelden dat zij uit het raam zou zijn gesprongen als met haar verklaring dat zij niet meer weet wat zij aan de ambulancemedewerker heeft verteld omdat ze veel pijn leed en onder grote spanning stond als gevolg van het ongeval. De kantonrechter acht het vanwege de hoge mate van pijn en de grote spanning ook niet aannemelijk dat zij in een dergelijke situatie bewust anders zou hebben verklaard.

De oorspronkelijke verklaring van [gedaagde] in de ambulance en op de spoedeisende hulp wordt bovendien ondersteund door de verklaringen die [naam 1] en [naam 2] tegen de onderzoeker van I-TEK hebben afgelegd. Zij hebben allebei verklaard dat [gedaagde] door het raam naar buiten sprong en daarna viel in haar voortuin.

10.
[gedaagde] heeft verder nog betoogd dat het niet mogelijk is geweest om in de avond van 20 januari 2019 via het woonkamerraam naar buiten te springen omdat het raam kapot was en alleen de kiepfunctie nog gebruikt kon worden. Zij heeft in dat kader een video verzonden naar haar belangenbehartiger op 12 april 2021. I-TEK heeft deze video ook ontvangen en merkt daarover naar het oordeel van de kantonrechter terecht op dat hieruit niet kan worden geconcludeerd dat het raam op de schadedatum niet verder dan de kiepstand kon worden geopend. Met dit betoog heeft [gedaagde] dus onvoldoende betwist dat zij uit het raam is gesprongen.

11.
[gedaagde] heeft verder betwist dat het letsel door een sprong uit het raam kan zijn ontstaan. Zij heeft daarvoor verwezen naar de verklaring van de medisch adviseur van haar eerste belangenbehartiger, dat het voetletsel niet kan zijn ontstaan door een val vanuit een raam dat zich plus minus één meter boven de grond bevindt. Op grond van haar eigen verklaringen in de ambulance en bij de spoedeisende hulp, die worden ondersteund door de verklaringen van [naam 1] en [naam 2] , gaat de rechtbank ervan uit dat zij na de sprong uit het raam kennelijk zeer ongelukkig is neergekomen. Volgens de medisch adviseur van ASR is het wel degelijk mogelijk is dat het voetletsel als gevolg van die val is opgelopen. Ook deze betwisting is dus onvoldoende.

12.
Gelet op het ontbreken van (voldoende) onderbouwing van haar stellingen dat zij niet uit het raam is gesprongen maar dat haar voet is overreden gaat de kantonrechter voorbij aan het door [gedaagde] gedane bewijsaanbod.

13.
Al het voorgaande leidt tot de conclusie dat het ongeval zoals dat bij ASR is gemeld niet heeft plaatsgevonden en dat in verband daarmee ten onrechte een claim is ingediend door [gedaagde] . Het onrechtmatig handelen door [gedaagde] is daarmee komen vast te staan. De kantonrechter concludeert dat [gedaagde] gehouden is alle (indirecte) schade aan ASR te vergoeden, zowel de reeds uitgekeerde bedragen als de intern en extern gemaakte kosten. Al deze kosten zouden immers niet zijn gemaakt als [gedaagde] niet de frauduleuze schademelding zou hebben gedaan. Nader verweer tegen deze kosten is ook niet gevoerd. De primaire vordering zal worden toegewezen met inbegrip van de gevorderde wettelijke rente.

14.
ASR maakt aanspraak op buitengerechtelijke incassokosten. De onderhavige vordering heeft geen betrekking op één van de situaties zoals genoemd in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter zal de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn daarom toetsen aan de eisen voor dergelijke vorderingen zoals deze zijn geformuleerd in het Rapport BGK-integraal. Op basis daarvan oordeelt de kantonrechter dat de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke (incasso-)kosten zal worden afgewezen. Uit de door ASR overgelegde stukken ter onderbouwing van de verrichte werkzaamheden blijkt niet dat kosten zijn gemaakt die betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) standaardaanmaning. De kosten waarvan ASR vergoeding vordert, moeten dan ook worden aangemerkt als betrekking hebbend op verrichtingen waarvoor de proceskostenveroordeling wordt geacht een vergoeding in te sluiten.

14.
[gedaagde] krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen. De nakosten zullen worden toegewezen zoals vermeld in de beslissing. ECLI:NL:RBAMS:2023:2271