Overslaan en naar de inhoud gaan

RBNHO 050423 kosten van fraudeonderzoek en bgk voor rekening van claimende partij; wederpartij van verzekerde

RBNHO 050423 kosten van fraudeonderzoek en bgk voor rekening van claimende partij; wederpartij van verzekerde;

De zaak in het kort

Deze zaak gaat om de vraag of een verzekeringsmaatschappij de kosten van een fraudeonderzoek op gedaagde (de tegenpartij van haar verzekerde) kan verhalen. De kantonrechter oordeelt dat dit het geval is, omdat uit het fraudeonderzoek blijkt dat gedaagde een oude schade van een eerdere aanrijding met een ander voertuig als een nieuwe schade heeft geclaimd. Dat is fraude. Deze onrechtmatige daad kan aan gedaagde worden toegerekend. Gedaagde moet de schade die de verzekeringsmaatschappij daardoor heeft geleden, aan haar vergoeden. De kantonrechter wijst alleen de kosten van het externe onderzoeksbureau en de (buiten)gerechtelijke kosten toe. De interne onderzoekskosten zijn onvoldoende toegelicht en onderbouwd.

1Het procesverloop

1.1.

Achmea heeft bij dagvaarding van 1 november 2022 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft mondeling geantwoord.

1.2.

Op 8 maart 2023 heeft een zitting plaatsgevonden. Achmea is verschenen bij [fraudeonderzoeker] (fraudeonderzoeker), bijgestaan door mr. W. Brouwer die heeft waargenomen voor de gemachtigde. Voorafgaand aan de zitting heeft Achmea bij brief van 10 februari 2023 nog stukken toegezonden.

1.3.

[gedaagde] is aanvankelijk niet, maar in de loop van de zitting (na ongeveer 10 minuten) alsnog verschenen. Hij heeft om uitstel van de behandeling van de zaak verzocht, omdat zijn advocaat hem vandaag rond lunchtijd heeft meegedeeld dat hij wegens een sterfgeval niet kan komen en graag bijstand van zijn advocaat wenst. Achmea heeft bezwaar tegen aanhouding gemaakt. De kantonrechter heeft het aanhoudingsverzoek afgewezen, omdat de zitting al is begonnen en het verzoek daarom te laat is ingediend en omdat het verzoek niet is onderbouwd. De zittingsdatum is al sinds eind november 2022 bekend en er heeft zich geen advocaat namens [gedaagde] gemeld. [gedaagde] heeft desgevraagd ook niet (met een brief of e-mail) kunnen onderbouwen dat hij contact met een advocaat heeft gehad.

1.4.

De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen op de zitting ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht.

2De feiten

2.1.

Op 21 september 2020 heeft een aanrijding plaatsgevonden tussen de auto van een verzekerde van Achmea (een Ford Ka) en de auto van [gedaagde] (een Volkswagen Up). De verzekerde van Achmea is bij het wegrijden tegen de geparkeerd staande auto van [gedaagde] aangereden.

2.2.

[gedaagde] heeft een schadeclaim bij Achmea ingediend met betrekking tot deze aanrijding. Daarbij heeft hij aangegeven dat de hele linkerzijde van zijn auto beschadigd is als gevolg van de aanrijding en zijn auto voor de aanrijding schadevrij was (met uitzondering van een kleine beschadiging aan de wielkastrand en de rand van de achterbumper).

2.3.

Achmea heeft de schadeclaim van [gedaagde] laten onderzoeken door een extern onderzoeksbureau (MEER Onderzoek). In het rapport schadeonderzoek van MEER Onderzoek van 14 oktober 2020 staat dat uit het ingestelde onderzoek blijkt dat [gedaagde] een schade claimt die al aanwezig was als gevolg van een andere aanrijding op 19 juli 2020.

2.4.

Op 20 oktober 2020 heeft (de tactisch onderzoeker van) Achmea een gesprek met [gedaagde] gehad. [gedaagde] heeft in dat gesprek gezegd dat hij op 21 september 2020 omstreeks 20:00 – 21:00 uur een grote deuk in zijn auto zag, zag dat de voorruit kapot was en vervolgens een briefje op de voorruit zag. [gedaagde] heeft in het gesprek ook gezegd dat zijn auto daarvoor schadevrij was (met uitzondering van een klein deukje in het linker achterportier).

2.5.

Achmea heeft [gedaagde] schriftelijk bericht over de uitkomst van het onderzoek, namelijk dat hij oude schade claimt, en hem verzocht daarop te reageren. Omdat [gedaagde] geen inhoudelijke reactie heeft gegeven, heeft Achmea hem in de brief van 27 november 2020 bericht (onder andere) dat hij haar opzettelijk heeft misleid en [gedaagde] de kosten van Achmea moet vergoeden.

2.6.

[gedaagde] heeft € 240,00 betaald en de verdere kosten ondanks aanmaningen niet betaald.

2.7.

Op 19 oktober 2022 heeft Achmea ten laste van [gedaagde] conservatoir derdenbeslag gelegd op zijn bankrekening bij de Rabobank.

3De vordering

3.1.

Achmea vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 2.318,13 met rente en kosten.

3.2.

Achmea legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat sprake is van opzettelijke misleiding door [gedaagde] . [gedaagde] heeft gelogen door een oude schade te claimen als nieuwe schade. Dat is fraude en levert een onrechtmatige daad op. [gedaagde] moet de door Achmea geleden schade vergoeden. De schade bestaat uit de kosten van MEER Onderzoek (€ 1.274,13), expertisekosten (€ 1.044,00) en de buitengerechtelijke kosten (€ 377,16). De betaling van € 240,00 strekt in mindering op de buitengerechtelijke kosten. De wettelijke rente is verschuldigd vanaf de dag van verzuim.

4Het verweer

4.1.

[gedaagde] voert verweer. Hij voert aan – samengevat – dat hij onterecht is gedagvaard. De bewering dat de schade ouder is, klopt niet. Dit kan niet. Het is nieuwe schade. Op een ochtend lag er een briefje op het raam van de auto dat iemand een ongeluk heeft gemaakt. [gedaagde] zag dat er inderdaad schade was.

5De beoordeling

5.1.

Deze zaak gaat om de vraag of [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld door oude schade als nieuwe schade bij Achmea te claimen. De kantonrechter oordeelt dat dit het geval is en licht dat hierna toe.

[gedaagde] heeft oude schade als nieuwe schade geclaimd en daarmee onrechtmatig gehandeld

5.2.

Achmea beroept zich ter onderbouwing van haar standpunt op het rapport van MEER Onderzoek van 14 oktober 2020. In dit rapport staat onder andere dat bij onderzoek is geconstateerd dat op het linker voorportier van de auto van [gedaagde] een afdruk van een kentekenplaat was afgetekend met (na spiegeling van de tekens) het kenteken [kenteken] en dat dit kenteken hoort bij een Range Rover die op 19 juli 2020 in aanrijding is gekomen met de Volkswagen Up van [gedaagde] . [gedaagde] heeft dit op de zitting ontkend, maar zijn standpunt niet toegelicht of onderbouwd. Hij heeft de onderzoeksbevindingen en de conclusie dat de geclaimde schade al voor de aanrijding van 21 september 2020 aanwezig was ook overigens onvoldoende gemotiveerd betwist.

5.3.

Hierbij komt dat [gedaagde] tegenstrijdige standpunten heeft ingenomen. In het gesprek van 14 oktober 2020 heeft hij bijvoorbeeld gezegd dat hij het briefje op de voorruit en de schade op 21 september 2020 ’s avonds zag, terwijl hij in deze procedure heeft gezegd dat hij het briefje en de schade ’s ochtends zag. Dat maakt zijn standpunt ongeloofwaardig. In ieder geval had het daarom nog meer op de weg van [gedaagde] gelegen om zijn verweer te onderbouwen, maar dat heeft hij niet gedaan.

5.4.

De kantonrechter gaat er daarom van uit dat [gedaagde] een oude schade als een nieuwe schade bij Achmea heeft geclaimd. Daarmee heeft hij gelogen en gefraudeerd en dus onrechtmatig gehandeld. Omdat de onrechtmatige daad [gedaagde] kan worden toegerekend, is hij op zichzelf verplicht de schade die Achmea daardoor heeft geleden, aan haar te vergoeden. Het verweer van [gedaagde] dat Achmea hem ten onrechte heeft gedagvaard, faalt dus.

[gedaagde] moet de kosten van MEER Onderzoek vergoeden (€ 1.274,13)

5.5.

Het onderzoek door MEER Onderzoek is verricht om de aansprakelijkheid van [gedaagde] vast te stellen. [gedaagde] moet de daarvoor gemaakte redelijke kosten aan Achmea vergoeden.

5.6.

De kosten van MEER Onderzoek zijn gespecificeerd in haar factuur van 14 oktober 2020 en bedragen € 1.274,13. [gedaagde] heeft geen verweer tegen de specificatie en kosten gevoerd. De kantonrechter oordeelt dat de kosten in redelijkheid zijn gemaakt door het handelen van [gedaagde] en vindt de hoogte van de kosten ook redelijk. De kantonrechter zal dit deel van de vordering van Achmea daarom toewijzen.

[gedaagde] hoeft de interne expertisekosten niet te vergoeden

5.7.

Achmea vordert daarnaast expertisekosten van € 1.044,00. [gedaagde] voert geen zelfstandig verweer tegen deze kosten.

5.8.

De kantonrechter oordeelt dat Achmea onvoldoende heeft gesteld om deze schade toe te kunnen wijzen. In de dagvaarding heeft Achmea deze schadepost niet toegelicht of onderbouwd. Op de zitting heeft Achmea gezegd dat het gaat om de kosten (uren) van de tactisch onderzoeker die het gesprek met [gedaagde] op 20 oktober 2020 heeft gevoerd1, en/of de interne kosten van de fraudeafdeling van Achmea. Dat is te vaag. Hierbij weegt mee dat in de verschillende aanmaningen steeds andere bedragen zijn genoemd. Eerst wordt in de brieven van SODA verwezen naar de ‘Berekening gemiddelde minimale indirecte schade frauduleus handelen’ en extra gemaakte kosten, vervolgens gaat de deurwaarder uit van een andere hoofdsom en daarna schrijft de gemachtigde van Achmea dat het gaat om indirecte schade en verhaalskosten onder verwijzing naar de tarieven van SODA. Zonder nadere onderbouwing kan de kantonrechter niet beoordelen of deze kosten in redelijkheid zijn gemaakt door het handelen van [gedaagde] en of de kosten redelijk zijn. De kantonrechter zal dit deel van de vordering van Achmea daarom afwijzen.

[gedaagde] moet de buitengerechtelijke incassokosten vergoeden tot € 231,25

5.9.

Achmea vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten op basis van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Omdat de onderhavige vordering geen betrekking heeft op een van de situaties waarin dat besluit van toepassing is, zal de kantonrechter deze vordering toetsen aan het toepasselijke ‘Rapport BGK-integraal’.

5.10.

Achmea heeft voldoende gesteld dat sprake is van redelijke kosten die in redelijkheid zijn gemaakt. [gedaagde] moet de incassokosten daarom aan Achmea vergoeden. De kantonrechter zal de vordering toewijzen tot het wettelijke tarief dat hoort bij de hoofdsom die wordt toegewezen, namelijk tot € 231,25 inclusief btw.

Er is geen reden om iets anders te beslissen

5.11.

Op de zitting heeft [gedaagde] nog een beroep op zijn persoonlijke omstandigheden gedaan. Hij stelt dat hij leeft van een uitkering, schulden en weinig geld heeft en alleen maar € 240,00 aan Achmea heeft betaald om van de beslaglegging af te zijn; niet omdat hij de vordering erkent. Volgens [gedaagde] staat hij in z’n eentje tegenover een groot bedrijf en de rechtbank, is hij niets waard en is sprake van discriminatie. Dit betoog kan [gedaagde] niet baten, omdat een en ander niet afdoet aan het feit dat hij zelf heeft gelogen over de geclaimde schade en daarom onrechtmatig heeft gehandeld en verplicht is de schade van Achmea te vergoeden. Achmea heeft uitvoerig onderzoek verricht, [gedaagde] gehoord en hem gelegenheid gegeven om te reageren op het rapport. Daarmee heeft zij zorgvuldig tegenover [gedaagde] gehandeld. [gedaagde] heeft bovendien in deze procedure verweer kunnen voeren en dat ook gedaan. De kantonrechter heeft daarom geen enkele reden om tot een ander oordeel te komen. ECLI:NL:RBNHO:2023:3074

1Productie 5 bij de dagvaarding.

2Zie HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853.