GHARL 230724 Toewijzing verzoek voorlopig getuigenverhoor t.z.v. vermoedens opzetaanrijding
- Meer over dit onderwerp:
GHARL 230724 Toewijzing verzoek voorlopig getuigenverhoor t.z.v. vermoedens opzetaanrijding
2De kern van de zaak
2.1.
Op 31 oktober 2022 heeft een aanrijding plaatsgevonden tussen de auto van [verweerder] (met daarin [verweerder] als bestuurder) en een bus gehuurd door mevrouw [huurder bus] (hierna: [huurder bus] ). Allianz is de WAM-verzekeraar van de verhuurder van de bus. Allianz heeft, op basis van de op dat moment bekende informatie, in november 2022 erkend dat zij aansprakelijk is voor de schade die [verweerder] door de aanrijding heeft geleden. Inmiddels heeft Allianz twijfels over haar aansprakelijkheid, omdat zij vermoedens heeft dat de aanrijding in scene is gezet. In deze procedure verzoekt Allianz om een voorlopig getuigenverhoor te bevelen.
2.2.
De rechtbank heeft het verzoek van Allianz afgewezen. (geen publicatie bekend, red. LSA LM) De bedoeling van het hoger beroep is dat het verzoek alsnog wordt toegewezen.
3. Het oordeel van het hof
3.1.
Het hof zal het verzoek van Allianz om een voorlopig getuigenverhoor alsnog toewijzen. Het hof zal hierna uitleggen hoe het tot die beslissing komt.
Het verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor van Allianz
3.2.
Allianz wil door middel van een voorlopig getuigenverhoor nader onderzoek doen naar de authenticiteit van de aanrijding. Volgens Allianz zijn er redenen om te vermoeden dat de aanrijding in scene is gezet. De namen en adressen van [huurder bus] en de zoon van de bijrijder van [verweerder] , de heer [de bijrijder] (hierna: [de bijrijder] ), zijn verschenen in een netwerk van verzekerings- en fraude incidenten. Ter zake [verweerder] staan eerdere aanrijdingen geregistreerd, waarbij het CIS spreekt van letsel, terwijl [verweerder] heeft verklaard dat hij niet eerder een ongeval met letsel heeft gehad. Ongevallen Analyse Nederland (hierna: OAN) heeft in opdracht van Allianz onderzoek verricht naar de feiten en omstandigheden van de aanrijding. Daarbij hebben [verweerder] en [de bijrijder] een verklaring afgegeven. Volgens Allianz leiden die verklaringen en de inmiddels bekende feiten en omstandigheden over de aanrijding tot vraagtekens. Zo hebben [verweerder] en [de bijrijder] op punten tegengesteld verklaard, bijvoorbeeld over de locatie waar de auto na het ongeval door [verweerder] is opgehaald, over de vraag hoe [de bijrijder] in het bezit is gekomen van het aanrijdingsformulier, over de ontvangst door [de bijrijder] van een politiebrief met de contactgegevens van [huurder bus] en over de wijze waarop [verweerder] de rotonde naderde (heeft [verweerder] abrupt of rustig geremd bij het naderen van de rotonde). Bovendien vond de aanrijding plaats op een locatie die niet op de route lag naar de bestemming waarover [de bijrijder] en [verweerder] verklaarden (de werkplaats van [verweerder] ). Daarnaast zijn er wisselende verklaringen over de toedracht van de aanrijding. Heeft de bus eerst stilgestaan achter de auto van [verweerder] , zoals dat volgt uit het proces-verbaal van de politie, of reed de bus met 60 kilometer per uur achterop de auto van [verweerder] , zoals is opgenomen in het aanrijdingsformulier? Ook het GPS-relaas van de bus roept bij Allianz vragen op, omdat daaruit zou blijken dat de bus eerst ongeveer 25 minuten op een parkeerplaats vlakbij de rotonde heeft stilgestaan, er daarna 400 meter mee is gereden en vervolgens, nadat met de bus een U-bocht is gemaakt, daarmee achterop de auto van [verweerder] is gereden. Ook roept de weigering door [verweerder] en [de bijrijder] om telefoongegevens over te leggen bij Allianz vragen op, omdat zij de afgifte daarvan eerder hebben toegezegd. Tot slot heeft Allianz nog geen gelegenheid gehad om [huurder bus] en haar partner, die mogelijk ook betrokken was bij de aanrijding, en de zoon van [de bijrijder] , die [de bijrijder] voorafgaand aan de aanrijding heeft weggebracht en na de aanrijding heeft opgehaald, te horen.
3.3.
Allianz wil de toedracht van de aanrijding nader onderzoeken in verband met haar eventuele vordering tot het verkrijgen van een verklaring voor recht dat Allianz niet kan worden gehouden aan haar aansprakelijkheidserkenning. Zij wenst haar procespositie (beter) te kunnen bepalen door het horen van de volgende getuigen:
Naam |
Hoedanigheid |
Woonplaats |
|
1 |
[verweerder] |
Bestuurder aangereden auto |
Enschede |
2 |
[de bijrijder] |
Bijrijder aangereden auto |
Enschede |
3 |
[huurder bus] |
Huurder en mogelijke bestuurder van de bus |
Enschede |
4 |
[de partner van huurder bus] |
Partner van [huurder bus] |
Enschede |
5 |
[de zoon van de bijrijder] |
Zoon van [de bijrijder] |
Enschede |
Het juridisch kader
3.4.
Een voorlopig getuigenverhoor strekt ertoe de verzoekende partij bewijs te verschaffen van feiten en omstandigheden die hij niet alleen in een eventueel te beginnen maar ook in een reeds aanhangige procedure zou hebben te bewijzen, dan wel hem de mogelijkheid te verschaffen aan de hand van de in het voorlopig getuigenverhoor afgelegde getuigenverklaringen meer zekerheid te verkrijgen over de voor de beslissing van het geschil relevante feiten en omstandigheden en op die manier beter te kunnen beoordelen of het raadzaam is een procedure te beginnen of deze voort te zetten.1 De verzoekende partij kan daarbij ook zijn degene die verwacht dat een procedure tegen hem zal worden aangespannen.
3.5.
Het wettelijk uitgangspunt staat in artikel 186 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv). Daar staat dat in gevallen waarin getuigenbewijs is toegelaten een voorlopig getuigenverhoor wordt bevolen als een belanghebbende daarom verzoekt. Dan moet wel aan bepaalde voorwaarden zijn voldaan. Die voorwaarden staan in artikel 187 lid 3 Rv en hebben te maken met de inhoud van het verzoekschrift en met het doel van het voorlopig getuigenverhoor. In het verzoekschrift moet de verzoeker duidelijk vermelden waar de zaak globaal om gaat, wat hij vordert of wil vorderen, welke feiten hij wil bewijzen en wie de getuigen zijn. Vooral wat hij wil bewijzen moet voldoende duidelijk zijn voor de betrokken rechter(s) en de wederpartij. Ook moet duidelijk genoeg zijn wat de getuigen daarover kunnen verklaren. Heel gedetailleerd hoeft de verzoeker niet te zijn, omdat een voorlopig getuigenverhoor nu juist dient om onduidelijkheden op te helderen en om degene die om zo’n verhoor verzoekt in staat te stellen te beoordelen of het zinvol is een voorgenomen vordering in te stellen.
3.6.
Als aan de formele eisen van het verzoekschrift is voldaan, kan de rechter het verzoek toch afwijzen. Dat kan als de verzoeker misbruik maakt van de bevoegdheid om een voorlopig getuigenverhoor te verzoeken (artikel 3:13 BW). Daarvan kan sprake zijn als het belang van de verzoeker minder zwaarwegend is dan het belang van de wederpartij bij het niet houden van een voorlopig getuigenverhoor. Ook kan het verzoek in strijd zijn met de eisen van een goede procesorde, bijvoorbeeld omdat het verzoek wordt gedaan op een moment dat het houden van een voorlopig getuigenverhoor een lopende procedure teveel doorkruist. De rechter kan ook oordelen dat er een andere, zwaarwegende reden is om het verzoek toch af te wijzen. Daarnaast kan van de bevoegdheid om een voorlopig getuigenverhoor te vragen geen gebruik worden gemaakt, als de verzoeker onvoldoende belang heeft bij toewijzing van het verzoek (artikel 3:303 BW). 2
Aan de formele vereisten is voldaan
3.7.
Het verzoek van Allianz voldoet aan de formele vereisten die de wet daaraan stelt. In hoger beroep is voldoende duidelijk geworden dat Allianz bewijs wil verzamelen over de feiten en omstandigheden van de aanrijding, zodat zij eventueel kan terugkomen op haar aansprakelijkheidserkenning in een mogelijk nog te voeren procedure. Allianz heeft bovendien voldoende duidelijk gemaakt op welke manier de getuigen betrokken zijn bij de aanrijding en over welke feiten en omstandigheden zij kunnen verklaren.
Er is geen sprake van een afwijzingsgrond
3.8.
Volgens [verweerder] zullen nieuwe verklaringen van hem en [de bijrijder] geen nieuwe informatie opleveren, omdat zij hetzelfde zullen verklaren als wat zij naar aanleiding van het onderzoek van OAN hebben verklaard. [verweerder] betoogt daarnaast dat het nog altijd niet is gelukt [huurder bus] en haar partner te horen. Zij hebben bij het onderzoek van OAN geen verklaring afgegeven, zodat de verwachting is dat zij ook niet zullen meewerken aan een voorlopig getuigenverhoor. Zolang de getuigen niet gehoord zijn, zal Allianz niet tot verdere schade afwikkeling overgaan, terwijl [verweerder] na het ongeval ziek thuis is komen te zitten en geen zorg meer kan dragen voor het inkomen dat nodig is voor het onderhouden van zijn huishouden. Volgens [verweerder] is tot slot sprake van een fishing expedition.
3.9.
Het hof volgt [verweerder] niet in zijn standpunten en is van oordeel dat geen sprake is van een van de afwijzingsgronden. Allianz heeft voldoende belang bij het horen van getuigen, omdat zij naar aanleiding van de eerder door [verweerder] en [de bijrijder] afgelegde verklaringen en de later bekend geworden feiten en omstandigheden omtrent de aanrijding nadere vragen heeft over de feiten die zij via een voorlopig getuigenverhoor wil ophelderen. Bovendien worden de verklaringen van de getuigen in een voorlopig getuigenverhoor onder ede afgegeven, zodat die verklaringen meer waarde kunnen hebben dan de eerder door [verweerder] en [de bijrijder] afgelegde verklaringen. Dat het tot nu toe niet is gelukt van [huurder bus] en haar partner een verklaring te verkrijgen betekent niet dat Allianz om die reden geen belang heeft bij toewijzing van haar verzoek. Het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering biedt immers mogelijkheden in het geval van weigerachtige getuigen, waarbij [huurder bus] en haar partner zo nodig kunnen worden gedwongen te verschijnen en er bovendien consequenties voor hen zijn als zij afzien van het afleggen van een verklaring. Allianz kan met het resultaat van het getuigenverhoor haar procespositie bepalen en (tegen)bewijs vergaren. Overigens kan Allianz dat bewijs ook gebruiken bij wijze van verweer in het geval dat [verweerder] van Allianz betaling tot schadevergoeding vordert. Allianz heeft dan ook belang bij toewijzing van haar verzoek.
3.10.
Allianz maakt ook geen misbruik van haar bevoegdheid tot het verzoeken van een voorlopig getuigenverhoor en er is geen andere zwaarwegende reden die tot afwijzing van het verzoek moet leiden. Dat de uitkering door Allianz aan [verweerder] nog op zich laat wachten in afwachting van deze procedure maakt niet dat het verzoek moet worden afgewezen. Het voorlopig getuigenverhoor heeft voor Allianz nu juist tot doel te onderzoeken in hoeverre zij aan haar aansprakelijkheidserkenning gehouden kan worden en in hoeverre zij verplicht is tot vergoeding van de schade aan [verweerder] . Het getuigenverhoor kan daarover meer duidelijkheid geven. Bovendien is ook niet gezegd dat Allianz wel tot uitkering over zal gaan als haar verzoek om een voorlopig getuigenverhoor wordt afgewezen. [verweerder] heeft Allianz immers via een kort geding procedure in rechte betrokken met een vordering tot betaling van een voorschot op de door hem geleden schade. De voorzieningenrechter heeft die vordering afgewezen, omdat er volgens de voorzieningenrechter veel onduidelijkheden moeten worden weggenomen voordat wordt toegekomen aan de beantwoording van de vraag of Allianz is gehouden tot betaling van schadevergoeding. Die onduidelijkheden kunnen worden opgehelderd door het horen van de getuigen in een voorlopig getuigenverhoor.
3.11.
Het standpunt van [verweerder] dat van een fishing expedition sprake is, zoals (de advocaat van) [verweerder] op de zitting bij het hof nog betoogde, houdt ook geen stand. [verweerder] heeft niet nader onderbouwd waarom daarvan volgens hem sprake is. Tot slot is het verzoek om een voorlopig getuigenverhoor niet in strijd met de goede procesorde en ziet het hof geen andere, zwaarwegende reden om het verzoek toch af te wijzen.
Conclusie
3.12.
Het hof zal de beschikking van de rechtbank vernietigen en het verzoek om een voorlopig getuigenverhoor alsnog toewijzen. Het hof zal de zaak daarvoor terugverwijzen naar de rechtbank.
3.13.
Het hof ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. ECLI:NL:GHARL:2024:4861
1HR 16 december 2011, ECLI:NL:HR:2011:BU3922
2HR 15 juli 2022, ECLI:NL:HR:2022:1112.