Overslaan en naar de inhoud gaan

RBGEL 230522 Rb beveelt te verstrekken: kopieën verslagen en/of telefoonnotities gesprekken met tipgevers en alle schriftelijke tips

RBGEL 230522 Rb beveelt te verstrekken: kopieën verslagen en/of telefoonnotities gesprekken met tipgevers en alle schriftelijke tips
- aanbod om (zonder voorwaarden) beelden bij verzekeraar te komen bekijken komt voldoende tegemoet aan inzagerecht uit AVG

2.
De feiten
2.1. [verzoeker] heeft op 29 september 2015 een ongeval gehad waardoor hij letsel heeft opgelopen. [verzoeker] kan daardoor zijn werkzaamheden als zelfstandig ondernemer niet meer volledig uitvoeren. Hij lijdt daardoor schade.

2.2. [verzoeker] heeft een verzoek bij Aegon ingediend tot vergoeding van de door hem geleden schade. Aegon heeft aansprakelijkheid voor het ongeval erkend. Partijen zijn in onderhandeling getreden over de aan [verzoeker] toekomende uitkering.

2.3. Op 26 augustus 2021 hebben partijen een gesprek gevoerd op het kantoor van Aegon. Tijdens dit gesprek heeft Aegon tegen [verzoeker] gezegd dat zij in 2017 en 2020 anonieme tips heeft ontvangen op grond waarvan zij [verzoeker] verdenkt van verzekeringsfraude, zijnde het door [verzoeker] opzettelijk misleiden van Aegon met de bedoeling om onrechtmatig een uitkering van Aegon te krijgen. Ook heeft Aegon op enig moment medegedeeld dat naar [verzoeker] een persoonlijk onderzoek is gestart als bedoeld in de Gedragscode Persoonlijk Onderzoek (hierna: GPO). Dat onderzoek bestond onder meer uit observatie van [verzoeker], waarbij beeldmateriaal is gemaakt waarop zowel [verzoeker] als andere personen te zien zijn.

2.4. - Op 26 augustus 2021 heeft de advocaat van [verzoeker] een e-mailbericht gestuurd aan Aegon waarin hij op grond van artikel 15 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (hierna: AVG) verzoekt om inzage in de persoonsgegevens van [verzoeker] die door Aegon zijn verwerkt.

2.5. De advocaat van [verzoeker] heeft op 27 augustus 2021 een e-mailbericht gestuurd aan Aegon waarin hij Aegon heeft gesommeerd om de door Aegon verwerkte persoonsgegevens met betrekking tot [verzoeker] te verstrekken en om de volgende nadere stukken heeft verzocht:
a. het besluit van Aegon om een persoonlijk onderzoek naar [verzoeker] in te stellen;
b. de resultaten van het persoonlijk onderzoek, zoals beeldmateriaal en een onderzoeksverslag;
c. de in het kader van het persoonlijk onderzoek geraadpleegde gegevens van Facebook;
d. de notitie van het telefoongesprek met de anonieme tipgever;
e. de ontvangen schriftelijke anonieme tips.

2.6. Op 23 september 2021 heeft Aegon een e-mailbericht gestuurd aan de advocaat van [verzoeker]. Daarin heeft zij geschreven dat zij (onverplicht) de volgende stukken aan de advocaat van [verzoeker] zal verstrekken:
a. het rapport van I-TEK B.V. van 15 juli 2021 inclusief de daartoe behorende bijlagen;
b. afdrukken van de Facebookpagina van [verzoeker];
c. afdrukken van de Facebookpagina van de ondememing van [verzoeker].
Aegon heeft verder geschreven dat [verzoeker] het gemaakte beeldmateriaal mag komen bekijken op het kantoor van Aegon. In het e-mailbericht staat verder dat zij niet de verzochte gegevens over de anonieme tips zal verstrekken, omdat het verstrekken van deze gegevens het recht op privacy van de anonieme tipgevers zou schaden. Ook deelt Aegon mee dat de besluiten tot het instellen van het persoonlijk onderzoek niet worden verstrekt.
2.7. Op enig moment heeft [verzoeker] van Aegon een algemene beschrijving van de inhoud van de anonieme tips ontvangen.

3.
Het geschil
3.1. [verzoeker] verzoekt dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren beschikking Aegon beveelt om:
I. binnen acht dagen na deze beschikking op straffe van een dwangsom aan [verzoeker] te verstrekken:
a. de telefoonnotities en/of verslaglegging van de telefoongesprekken met de anonieme tipgevers en de ontvangen schriftelijke anonieme tips;
b. het in het kader van het observatieonderzoek gemaakte beeldmateriaal, waaronder foto's en video's,

II. alle registraties van de persoonsgegevens van [verzoeker] in de incidentensystemen en/of interne en/of exteme Verwijzingsregisters te verwijderen, althans Aegon te verbieden de persoonsgegevens van [verzoeker] te registreren in deze systemen, dan wet deze registraties op te schorten, totdat (onherroepelijk) over de (on)rechtmatigheid van het persoonlijk onderzoek en de letselschadevordering van [verzoeker] op Aegon is beslist, op straffe van een dwangsom, met veroordeling van Aegon in de proceskosten.
[verzoeker] grondt zijn verzoek onder I primair op de artikelen 14 en 15 van Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming, hierna AVG), artikel 35 Uitvoeringswet Algemene Verordening Gegevensbescherming (UAVG) en de artikelen 9 en 11 GPO, en subsidiair op artikel 843a Rv. Volgens [verzoeker] volgt uit de AVG en GPO dat Aegon zijn persoonsgegevens integraal aan hem moet verstrekken en niet kan volstaan met een (globale) omschrijving daarvan. Indien de verzoeken niet op grond van de AVG en GPO kunnen worden toegewezen, zijn zij volgens [verzoeker] toewijsbaar op grond van artikel 843a Rv. Het aanbod van Aegon om het beeldmateriaal op haar kantoor te mogen bekij ken, is voor [verzoeker] niet aanvaardbaar. Hij heeft op dit kantoor een nare ervaring gehad toen hem is medegedeeld dat er een persoonlijk onderzoek naar hem is gestart waarbij Aegon hem direct met de onderzoeksresultaten wilde confronteren. Verder is de reisafstand naar Den Haag voor hem te ver. Ook wil hij het beeldmateriaal kunnen nazien en beoordelen en kunnen reproduceren om te kunnen aantonen hoe omvangrijk de inbreuk op zijn persoonlijke levenssfeer en die van zijn gezin is geweest. Dat kan weer van belang zijn om te kunnen beoordelen of het onderzoek rechtmatig is ingesteld en om te bepalen wat de omvang van de schadevergoeding is waar [verzoeker] recht op heeft. De telefoonnotities en/of verslaglegging van de anonieme tips zijn ook nodig om te kunnen onderbouwen dat het instellen van het persoonlijk onderzoek onrechtmatig is omdat er geen redelijk vermoeden van verzekeringsfraude kon zijn. De summiere beschrijving die [verzoeker] heeft ontvangen van de inhoud van de tips volstaat niet. Om de geloofwaardigheid van de tipgevers en de tips te kunnen beoordelen is het van belang of de inhoud en strekking van de tips steeds verschillend zijn of telkens hetzelfde. Het belang bij inzage ligt er ook in dat de verklaringen zijn integriteit hebben aangetast en omdat zij hebben geleid tot het voor [verzoeker] en zijn gezin zeer belastende persoonlijk onderzoek.
Tot slot wil hij deze gegevens hebben, zodat hij de tipgevers aansprakelijk kan stellen voor het uiten van valse beschuldigingen. In het kader van lid 4 van artikel 843a Rv geldt dat als het op een belangenafweging aankomt, het hiervoor beschreven belang van [verzoeker] bij het verstrekken van zijn gegevens zwaarder weegt dan het belang van Aegon om die gegevens niet te hoeven verstrekken, zijnde het beschermen van de privacy van derden die op de videobeelden te zien zijn en die van de tipgevers. Deze privacybelangen zijn al voldoende bescherrnd doordat de naam- en adresgegevens van de tipgevers niet verstrekt hoeven te worden, aldus steeds [verzoeker].

Het verzoek onder 11 baseert [verzoeker] op de artikelen 18 en 21 AVG en het Protocol 1ncidentenwaarschuwingssysteem Financiele instellingen (hierna: het protocol). Het verzoek dient volgens [verzoeker] te worden toegewezen, omdat in vervolgprocedures nog moet worden vastgesteld of het persoonlijk onderzoek rechtmatig is ingesteld, of de daarmee verkregen persoonsgegevens rechtmatig zijn verkregen en of [verzoeker] recht heeft op een uitkering van Aegon. Daarnaast weegt zijn belang om niet, althans niet reeds voor afronding van het onderzoek van Aegon, in een van deze registers te worden opgenomen zwaarder dan het belang van Aegon om dat wel te doen. [verzoeker] heeft immers gemotiveerd betwist dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan verzekeringsfraude en hij heeft onderbouwd gesteld dat zijn persoonsgegevens die voor het persoonlijk onderzoek worden gebruikt op onrechtmatige wijze zijn verkregen en dus uit het systeem van Aegon verwijderd moeten worden. Verder kan opname in de registers de aanvraag van nieuwe financiele diensten en de afhandeling van aanspraken op uitkering door (andere) verzekeraars voor [verzoeker] moeilijker of zelfs onmogelijk maken. Ook is het stigmatiserend om opgenomen te zijn in een van de genoemde registers. [verzoeker] heeft ook belang bij het verzoek, orndat een verzekeraar ook zonder rechterlijke tussenkomst zijn persoonsgegevens kan opnemen in de registers. De belangen van Aegon en andere financiele instellingen zijn voldoende gewaarborgd als de persoonsgegevens van [verzoeker] pas in de registers worden opgenomen nadat is komen vast te staan dat hij fraude heeft gepleegd of onrechtmatig heeft gehandeld, aldus steeds [verzoeker].

3.3. Aegon verzet zich tegen toewijzing van de verzoeken. De verzoeken onder I kunnen volgens Aegon niet worden toegewezen op grond van artikel 843a Rv, onder meer omdat [verzoeker] geen rechtmatig belang heeft bij verkrijging van de camerabeelden. Verder stelt Aegon dat gewichtige redenen zich verzetten tegen verstrekking van de camerabeelden en dat die zwaarder wegen dan het belang van [verzoeker]. Op de camerabeelden zijn namelijk behalve [verzoeker] ook derden te zien, wiens recht op privacy moet worden beschermd. Door de camerabeelden in te zien op het kantoor van Aegon is het belang van [verzoeker] al voldoende gediend. Als de beelden later gereproduceerd moeten worden in een bodemprocedure, dan kan de rechter beslissen dat de camerabeelden moeten worden ingebracht, aldus steeds Aegon.

Ten aanzien van de anonieme tips geldt volgens Aegon dat het verzoek voorbarig is gedaan. Aegon heeft namelijk nog geen definitief standpunt ingenomen jegens [verzoeker]. Bovendien zijn er gewichtige redenen die zich verzetten tegen het verstrekken van de anonieme tips, namelijk de noodzaak tot bescherming van de privacy van de tipgevers. Uit de (volledige) telefoonnotities en gespreksverslagen met betrekking tot de tips kan [verzoeker] herleiden wie de tipgevers zijn. Daarnaast weegt volgens Aegon het belang van [verzoeker] om de tipgevers aansprakelijk te stellen niet zwaarder dan het belang van het recht op privacy van de tipgevers. Verder is een behoorlijke rechtsbedeling ook gewaarborgd als de exacte inhoud van de tips niet bekend wordt gemaakt. De tips zullen in een door [verzoeker] aanhangig te maken bodemprocedure, voor zover relevant, worden ingebracht, aldus steeds Aegon.

Aegon betoogt verder dat ook toepassing van de AVG niet tot toewijzing van het verzoek onder 1 kan leiden. De camerabeelden kan [verzoeker] inzien op het kantoor van Aegon, waarmee hem voldoende gelegenheid is geboden om van zijn recht op inzage gebruik te maken. Het verstrekken van een kopie van de beelden is dus niet nodig. De telefoonnotities en/of de verslaglegging van de telefoongegevens zijn geen persoonsgegevens in de zin van de AVG, behalve voor zover het gaat om gegevens waarmee [verzoeker] redelijkerwijs identificeerbaar is, zoals een naam of geboortedatum. Bovendien heeft [verzoeker] geen recht op een kopie van de documenten waarin zijn persoonsgegevens voorkomen, maar alleen op persoonsgegevens die in de tips zijn opgenomen en de feitelijke basis van die tips vormen. Aegon heeft al een beschrijving van de inhoud van de tips gegeven, zodat zij aan haar verplichtingen heeft voldaan, aldus Aegon. Aegon stelt verder dat [verzoeker] met zijn inzageverzoek misbruik van bevoegdheid maakt, omdat hij het recht voor een ander doel gebruikt dan om te controleren of zijn persoonsgegevens juist en rechtmatig worden verwerkt. Met de gevraagde informatie wil [verzoeker] volgens Aegon namelijk beoordelen of het persoonlijk onderzoek onrechtmatig is ingesteld en daarnaast onderzoeken of hij de tipgevers aansprakelijk kan stellen. Aegon beroept zich voorts op artikel 41 UAVG en stelt daartoe dat het verzoek moet worden afgewezen, omdat met de informatie in de tips de identiteit van de tipgevers achterhaald kan worden, wat een inbreuk is op hun recht op privacy. Aegon betoogt tot slot dat voor zover [verzoeker] een beroep heeft gedaan op artikel 1 I GPO, het verzoek om dezelfde redenen moet worden afgewezen.

Aegon betoogt dat ook het verzoek onder 11 moet worden afgewezen. De persoonsgegevens van [verzoeker] zijn niet opgenomen in een voor derden toegankelijk intern of extern verwijzingsregister, maar alleen in het interne incidentenregister. Dit laatste heeft volgens Aegon geen gevolgen voor de verzekerde, omdat het geen onderdeel uitmaakt van het systeem waarin schades worden behandeld en er slechts een beperkt aantal medewerkers . toegang toe heeft. Handhaving van deze registratie is volgens Aegon van belang voor een nauwkeurige administratie. Als Aegon daartoe redenen ziet, zal zij [verzoeker] uit het interne incidentenregister verwijderen. Volgens Aegon zal zij pas een beslissing nemen over het opnemen van [verzoeker] in de interne of externe verwijzingsregisters als zij een standpunt heeft ingenomen over de handelwijze van [verzoeker] of wanneer er in een procedure een oordeel wordt gegeven over de vraag of [verzoeker] onrechtmatig heeft gehandeld. Omdat deze procedure niet is bedoeld om die vraag te beantwoorden, kan in deze procedure het verzoek niet worden toegewezen.

4.
De beoordeling

Verzoek: verstrekken van kopieën van stukken en beeldmateriaal

4.1. Het eerste verzoek van [verzoeker] betreft de verstrekking van de notities en/of verslagen van de telefoongesprekken met de anonieme tipgevers en de door Aegon ontvangen schriftelijke anonieme tips en van het in het kader van het observatieonderzoek gemaakte beeldmateriaal. Hoewel [verzoeker] dit niet expliciet duidelijk heeft gemaakt, maakt de rechtbank uit de inhoud van het verzoekschrift en datgene wat op de mondelinge behandeling is besproken op, dat [verzoeker] hiermee doelt op kopieen (van de gegevensdragers waarop de betreffende informatie zich bevindt) en niet op afgifte van de originelen. De rechtbank zal dit verzoek per onderdeel eerst beoordelen aan de hand van de AVG en de UAVG, omdat [verzoeker] zich daarop primair beroept, en vervolgens (voor zover nodiv.,) op basis van de GPO en artikel 843a Rv.

4.2. Voor de beoordeling van beide onderdelen van het verzoek op basis van de AVG moet allereerst de vraag worden beantwoord of het beeldmateriaal en de anonieme tips/verslaglegging van de anonierne tips persoonsgegevens zijn in de zin van artikel 4 onder 1 AVG, waarin de volgende definitie staat:

"alle informatie over een geidentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon (,,de betrokkene'); als identificeerbaar wordt beschouwd een natuurlijke persoon die direct of indirect kam worden geidentificeerd, met name aan de hand van een identificator zoals een naam, een identificatienummer, locatiegegevens. een online identificator of van een of meer elementen die kenmerkend zijn voor de fysieke, fysiologische, genetische, psychische, economische, culturele of sociale identileit van die natuurlijke persoon."

4.2.1. Dat de camerabeelden moet worden aangemerkt als "persoonsgegevens" van [verzoeker] voor zover hij zelf daarop te zien is, is niet in geschil. Voor zover [verzoeker] daarop niet te zien is kunnen de camerabeelden op basis van de bovenstaande definitie echter niet worden aangemerkt als persoonsgegevens van hem.

4.2.2. Naar het oordeel van de rechtbank moeten zowel de notities/verslagen van (telefoon)gesprekken met anonieme tipgevers en de schriftelijke anonieme tips aan Aegon worden beschouwd als persoonsgegevens van [verzoeker] in de zin van artikel 4 van de AVG, voor zover daarin informatie met betrekking tot [verzoeker] staat. De rechtbank volgt Aegon niet in haar standpunt dat van de inhoud van de betreffende stukken alleen de gegevens op basis waarvan [verzoeker] identificeerbaar is, zoals zijn naam en geboortedatum, als persoonsgegevens moeten worden beschouwd; het gaat bij "persoonsgegevens" immers niet (alleen) om identificerende gegevens maar om alle informatie met betrekking tot een identificeerbare persoon. Evenmin is de rechtbank het met Aegon eens dat een tip over [verzoeker] van iemand die anoniem wil blijven geen persoonsgegeven is (of bevat) van [verzoeker] in de zin van de AVG. In dat verband is onder meer van belang dat het Hof van Justitie van de EU in zijn arrest van 20 december 2017 in de zaak Nowak (ECLI:EU:C:2017:994, rov. 34) onder meer het volgende heeft overwogen:
"Het gebruik van de woorden „iedere informatie- in de definitie van het begrip „persoonsgegevens- in artikel 2, onder a), van richtlijn 95/46 wijst er immers op dat het de bedoeling van de Uniewetgever was 0171 een ruime betekenis te geven aan dit begrip, dat niet beperkt is tot gevoelige of persoonlijke informatie maar zich potentieel uitstrekt tot elke soort informatie, zowel objectieve informatie als subjectieve informatie onder de vorm van meningen of beoordelingen, op voorwaarde dat deze informatie de betrokkene „betreft"."

Voor zover de anonieme tips en de weergave daarvan in telefoonnotities of verslagen van Aegon iets zeggen, dan wel in ruimere zin informatie van objectieve of subjectieve aard bevatten, over [verzoeker] (en hem dus "betreffen" in bovengenoemde zin), bestaat de inhoud daarvan uit persoonsgegevens, waarop de hierna te bespreken bepalingen van de AVG toepasselijk zijn.

4.3. Vervolgens komt de rechtbank toe aan de vraag of en in hoeverre er op grond van de AVG dan wel op grond van de GPO en/of artikel 843a Rv een kopie van de hiervoor genoemde gegevens moet worden verstrekt aan [verzoeker]. De rechtbank zal die vraag achtereenvolgens beantwoorden met betrekking tot (a) de camerabeelden en (b) de anonieme tips en telefoonnotities/verslagen van gesprekken met de tipgevers. Daarbij geldt wat betreft de AVG als uitgangspunt dat het doel van het in artikel 15 lid 1 AVG verankerde recht op inzage in de door een verwerkingsverantwoordelijke (zoals Aegon) verwerkte persoonsgegevens is, dat de betrokkene (hier: [verzoeker]) moet kunnen controleren of de persoonsgegevens juist en rechtmatig zijn verwerkt (vgl. HvJEU 17 juli 2014, ECL1:EU:C:2014:2081). De AVG geeft geen recht op inzage in persoonsgegevens voor andere doeleinden, zoals de door [verzoeker] geuite doelen van bewijsvergaring met het oog op eventuele procedures tegen de anonieme tipgevers en/of tegen Aegon, voor zover die niet zien op het uitoefenen van zijn uit de AVG voortvloeiende rechten maar bijvoorbeeld (uitsluitend) op het verkrijgen van schadevergoeding of het incasseren van een verzekeringsclaim. Verder is van belang dat artikel 15 lid 4 AVG bepaalt dat het recht op inzage niet afdoet aan de rechten en vrijheden van anderen. Daartoe behoren ook de rechten van derden tot bescherming van hun privacy, al dan niet op grond van de AVG.

4.3.1. Wat betreft de camerabeelden is van belang dat Aegon heeft aangeboden dat [verzoeker] deze op het kantoor van Aegon (naar de rechtbank begrijpt: integraal) mag bekijken. Aegon heeft daarbij op enig moment opgemerkt dat zij [verzoeker] dan aansluitend in een gesprek zou kunnen "confronteren" met wat er op de beelden te zien is. Aegon weigert echter een kopie van de beelden aan [verzoeker] te verstrekken, met het argument dat de (privacy)rechten van derden, die ook voorkomen op de beelden, in het gedrang zouden komen indien [verzoeker] vrij zou kunnen beschikken over de beelden en die ook zou kunnen vermenigvuldigen of (bijvoorbeeld online) delen, verspreiden of openbaar maken; zij beroept zich in dat kader op de beperkende werking van artikel 15 lid 4 AVG. [verzoeker] is er niet in geslaagd de rechtbank te overtuigen dat aan de hiervoor genoemde doelstelling van zijn recht op inzage (controleren op juistheid en de rechtmatigheid van de verwerking) alleen kan worden voldaan door hem een eigen, vrij te gebruiken, kopie van de camerabeelden te verstrekken. Ook heeft hij onvoldoende weersproken dat door een dergelijke verstrekking de rechten van derden die (zo is niet betwist) ook op de beelden voorkomen niet onnodig (verder dan mogelijk sowieso reeds het geval is door het in opdracht van Aegon vervaardigde beeldmateriaal) dreigen te worden geschonden. Evenmin heeft [verzoeker] de rechtbank kunnen overtuigen dat het voor hem onredelijk bezwaarlijk is om de beelden ten kantore van Aegon te bekijken, mits aan een aantal hierna te noemen voorwaarden is voldaan. De argumenten van [verzoeker] dat de reis naar Den Haag voor hem te ver is en dat hij op het kantoor van [verzoeker] eerder een onaangename ervaring heeft gehad in de vorm van een gesprek waarin hij door Aegon is beschuldigd van verzekeringsfraude, volstaan daartoe niet wanneer die (gestelde) ongemakken worden afgewogen tegen het belang dat de rechten van op de beelden voorkomende derden niet onnodig worden geschonden. Dit zou slechts anders zijn indien Aegon een kopie van de beelden zou (kunnen) vervaardigen waarop de daarop voorkomende derden onherkenbaar zijn gemaakt (door ze te "blurren"). [verzoeker] heeft als mogelijkheid geopperd dat Aegon dit zou kunnen doen, maar hij heeft zijn verzoek tot het verstrekken van de beelden niet in die zin gekwalificeerd of beperkt. Omdat het de rechtbank bovendien niet duidelijk is ([verzoeker] heeft zich daarover ook niet uitgelaten) of dit "blurren" tegen aanvaardbare kosten en op korte termijn te realiseren is, terwijl [verzoeker] heeft verzocht het verstrekken van de beelden op zeer korte termijn (twee weken na de beschikking) en op straffe van dwangsommen te bevelen, ziet de rechtbank op dit moment geen aanleiding om Aegon te bevelen de "geblurde" beelden aan [verzoeker] te verstrekken.
De slotsom is dat het aanbod van Aegon aan [verzoeker] om de beelden bij Aegon op kantoor te komen bekijken naar het oordeel van de rechtbank voldoende tegemoet komt aan zijn inzagerecht uit de AVG (mits aan de hierna te noemen randvoorwaarden zal worden voldaan). Dat Aegon de inzage niet wenst te verlenen op de wijze zoals gewenst door [verzoeker] kan niet worden beschouwd als een weigering tot het verlenen van inzage in de zin van artikel 12 lid 4 AVG. Dat brengt mee dat geen sprake is van een beslissing tot afwijzing van zijn inzageverzoek door Aegon waartegen [verzoeker] zich op grond van artikel 35 lid 1 UAVG tot de rechtbank kan wenden met het verzoek om Aegon te bevelen het inzageverzoek alsnog toe te wijzen. Dit geldt evenzeer voor zover het verzoek is gegrond op de artikelen 9 en 11 GPO, omdat die bepalingen geen zelfstandige rechtsgrond vormen voor toewijzing van dit verzoek.

4.3.2. Voor zover het verzoek is gebaseerd op artikel 843a Rv kan het evenmin worden toegewezen. De rechtbank komt tot dat oordeel alleen omdat de verplichting van Aegon om de persoonsgegevens van de op de camerabeelden voorkomende derden te beschermen, voortvloeiend uit de AVG, daaraan in de weg staat. Die verplichting kan worden beschouwd als gewichtige reden voor Aegon om niet aan het verzoek van [verzoeker] tot verstrekking van een kopie van de beelden te voldoen, nog daargelaten of [verzoeker] daarbij (op dit moment reeds) een rechtmatig belang heeft, hetgeen door Aegon gemotiveerd is betwist.

4.3.3. Indien [verzoeker] inzage wenst kan hij (desgewenst samen met zijn advocaat) ingaan op het aanbod van Aegon tot inzage van een onder beheer van Aegon staande en blijvende kopie/versie van de camerabeelden voor zover hij daarop te zien is. Of dit ten kantore van Aegon of (zoals ter zitting, ook is geopperd) ten kantore van de advocaat van [verzoeker] gebeurt staat ter keuze van partijen. Het verzoek van [verzoeker] zal wat betreft het verstrekken van een kopie van de camerabeelden dan ook worden afgewezen. De rechtbank merkt daarbij wel op dat Aegon bij het verlenen van inzage in de camerabeelden geen voorwaarden mag stellen die het bekijken van die beelden onredelijk moeilijk of bezwaarlijk maken, zoals een (onredelijke) beperking in tijd, de aanwezigheid van bij de behandeling van de verzekeringsclaim betrokken medewerkers of de (mogelijk eerder gestelde) voorwaarde dat na het bekijken een zogenoemd "confrontatiegesprek" plaatsvindt. Dergelijke voorwaarden verdragen zich niet met de (doelstellingen van de) AVG en indien Aegon die (opnieuw) zou stellen kan [verzoeker] zich desgewenst opnieuw tot de rechtbank wenden en moet Aegon er rekening mee houden dat alsdan alsnog afgifte van een (deels geblurde) versie van de beelden kan worden bevolen op straffe van een dwangsom, ongeacht de daaraan verbonden kosten en bezwaren voor Aegon.
Op grond van hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken gaat de rechtbank er echter van uit dat Aegon dergelijke oneigenlijke voorwaarden, voor zover zij die eerder al stelde, niet (meer) zal stellen.

4.3.4. Wat betreft de schriftelijke anonieme tips en de notities/verslagen van gesprekken met de anonieme tipgevers overweegt de rechtbank als volgt.
Zoals hiervoor onder 4.2.2. is overwogen is de inhoud van bovengenoemde stukken, voor zover het informatie betreft over [verzoeker], aan te merken als persoonsgegevens in de zin van de AVG. Op grond van artikel 15 lid 1 AVG heeft [verzoeker] recht op inzage in die gegevens en op grond van artikel 15 lid 3 AVG heeft [verzoeker] in dat kader ook recht op verstrekking van een kopie van de betreffende documenten, voor zover aan de met dat recht op inzage nagestreefde doelstelling niet volledig kan worden voldaan door een andere vorm van verstrekking, zoals een samenvatting (vgl. HvJ EU 17 juli 2014, C-141/12 en C-372/12, ECLI:EU:C:2014:2081, IND). Anders dan door Aegon is bepleit, is naar het oordeel van de rechtbank, gelet op de hiervoor reeds genoemde doelstellingen van het inzagerecht op grond van de AVG, het verstrekken van een samenvatting van die inhoud in de omstandigheden van dit geval niet aan te merken als het behoorlijk verlenen van inzage. [verzoeker] heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat het, om de in de anonieme tips geuite informatie/beschuldigingen (die persoonsgegevens van hem betreffen) op juistheid te kunnen controleren, nodig is dat hij kennis neemt van wat er precies door de tipgevers over hem is verklaard, hoeveel tipgevers het betreft en of hun verklaringen met elkaar overeenstemmen. Hij moet kortom niet alleen (een globale samenvatting van) de kern van de beschuldigingen meegedeeld krijgen door Aegon, maar moet de verklaringen over hem, zelf kunnen lezen. Zeker gelet op de mogelijke consequenties van de jegens hem kennelijk geuite beschuldigingen (namelijk dat hij door Aegon wordt beschuldigd van verzekeringsfraude en daardoor onder meer een letselschade-uitkering ter voorziening in zijn levensonderhoud misloopt) heeft [verzoeker] bij een dergelijke vorm van inzage ook een groot en duidelijk aanwezig belang. Aegon heeft ten onrechte geweigerd om op deze wijze inzage te verstrekken, zodat [verzoeker] er recht en belang bij heeft op grond van artikel 35 lid 1 UAVG de rechtbank te verzoeken om een daartoe strekkend bevel aan Aegon uit te spreken. Dat hij daarbij mogelijk ook nog andere belangen heeft dan die de AVG beoogt te beschermen maakt dit niet anders. Aegon zal [verzoeker] dan ook kopieën van de betreffende notities, verslagen en schriftelijke anonieme tips dienen te verstrekken. In verband met de uit artikel 15 lid 4 AVG voortvloeiende beperking van het inzagerecht voor zover nodig, voor de bescherming van (de persoonsgegevens van) derden, zal Aegon daarin de persoonsgegevens van die derden (waaronder de tipgevers en eventuele medewerkers van Aegon) onleesbaar kunnen maken. Voor zover [verzoeker] bedoeld heeft zich op het standpunt te stellen dat hij op grond van artikel 843a Rv aanspraak kan maken op verstrekking van kopieen van bovengenoemde stukken waarin de persoonsgegevens van derden niet onleesbaar zijn gemaakt, kan die argumentatie niet slagen. Zoals hiervoor al is overwogen kunnen de verplichtingen van Aegon uit hoofde van de AVG in dit geval niet met een beroep op artikel 843a Rv worden omzeild. De rechtbank zal aan Aegon daarom een bevel opleggen als hierna gefonnuleerd onder "de beslissing".

4.4. Gelet op de door [verzoeker] onvoldoende gemotiveerd weersproken toezegging van Aegon om aan het in deze uit te spreken bevel te voldoen, zal de rechtbank daaraan geen dwangsom verbinden.

Verzoek II— bevel net betrekking tot opname in registers

4.5. Het verzoek van [verzoeker] onder 11. betreft ten eerste het verwijderen van zijn persoonsgegevens uit de incidentensystemen en/of de interne of externe verwijzingsregisters (hierna gezamenlijk ook aangeduid als "de registers" en de twee Iaatstgenoemde registers ook als IVR en EVR). Dit verzoek zal worden afgewezen op grond van het volgende. Aegon heeft, bij verweerschrift en ook nog ter gelegenheid van de mondelinge behandeling, onweersproken gesteld dat de persoonsgegevens van [verzoeker] (nog) niet zijn opgenomen in de IVR en EVR (die door daartoe bevoegde medewerkers van Aegon respectievelijk van andere financiele instellingen kunnen worden geraadpleegd) maar uitsluitend in het (interne) incidentenregister. Nadat Aegon ter zitting heeft uitgelegd dat dit register uitsluitend voor interne administratieve doeleinden is ingericht en dat de opname van zijn persoonsgegevens daarin geen gevolgen heeft buiten de behandeling van de verzekeringsclaim wegens letselschade, en dat dit register niet raadpleegbaar is voor derden, heeft [verzoeker] duidelijk gemaakt dat zijn verzoek vooral ziet op de opname van zijn gegevens in het EVR. De rechtbank beschouwt het verzoek tot verwijdering uit het incidentenregister daarmee als ingetrokken. De verzoeken tot verwijdering uit het IVR en EVR kunnen niet worden toegewezen, nu is komen vast te staan dat de persoonsgegevens van [verzoeker] daarin niet zijn opgenomen. Hetzelfde geldt voor het verzoek tot schorsing van de registratie in deze registers.

4.6. Ook het verzochte verbod tot het opnemen van persoonsgegevens van [verzoeker] in het IVR en EVR kan niet worden toegewezen. Voor zover het verzoek is gebaseerd op artikel 18 AVG, dat in bepaalde omstandigheden recht geeft op de beperking van de verwerking van persoonsgegevens, en op artikel 21 AVG, dat in bepaalde gevallen aan de betrokkene het recht geeft om bezwaar te maken tegen de verwerking van zijn persoonsgegevens, geldt dat een beroep op die bepalingen pas mogelijk is wanneer persoonsgegevens daadwerkelijk zijn verwerkt.. Pas dan is het immers mogelijk om na te gaan of die verwerking in overeenstemming is met de AVG. In dit geval is nu juist komen vast te staan dat er nog geen persoonsgegevens van [verzoeker] zijn verwerkt door registratie in de IVR of EVR, en zelfs is nog niet bekend of, hoe en op welke gronden die registratie zal gaan plaatsvinden, zodat [verzoeker] (nog) geen beroep op de artikelen 18 en 21 AVG toekomt. Voor zover het verzoek is gebaseerd op het protocol kan het evenmin worden toegewezen, omdat dit protocol geen (zelfstandige) rechtsgrond bevat voor het uitspreken van het door [verzoeker] verzochte verbod.

Uitvoerbaarheid bij voorraad

Aegon heeft zich verzet tegen de door [verzoeker] gevraagde uitvoerbaar bij voorraadverklaring, met het argument dat de afgifte van de gevraagde stukken (bedoeld zal zijn het verstrekken van kopieen) een onomkeerbare handeling is. Bij de afweging van de in dit kader relevante belangen van [verzoeker] en Aegon moeten de belangen van [verzoeker] bij een spoedige inzage van zijn persoonsgegevens, voor zover opgenomen in de hiervoor onder 4.3.4. bedoelde stukken, prevaleren boven het belang van Aegon om die inzage gedurende een eventueel hoger beroep tegen deze beschikking (nog) niet te hoeven verlenen. De rechtbank ziet namelijk zonder nadere toelichting, die Aegon op dit punt niet heeft gegeven, niet in waarom het (eventuele) belang van Aegon om de identiteit van de anonieme tipgevers ook indirect (dus meer dan alleen door het onleesbaar maken van hun persoonsgegevens) te beschermen een groter gewicht toekomt dat aan het belang van [verzoeker] om zijn daarin door Aegon verwerkte persoonsgegevens, zo spoedig mogelijk op juistheid en rechtmatigheid te kunnen controleren.

Proceskosten

4.7. Hoewel [verzoeker] op een aantal punten in het ongelijk is gesteld, ziet de rechtbank toch aanleiding om Aegon te veroordelen in de kosten van deze procedure, omdat [verzoeker] op een belangrijk punt (het hiervoor onder 4.3.4. genoemde bevel) wel in het gelijk is gesteld en meermaals tevergeefs om de betreffende kopieen heeft gevraagd, zodat deze procedure ook noodzakelijk was om zijn recht op inzage te effectueren. De proceskosten aan de zijde van [verzoeker] worden begroot op € 1.126,00 (2,0 punt x tarief € 563,00).

5.
De beslissing
De rechtbank

5.1. beveelt Aegon om, binnen twee weken na de datum van deze beschikking, aan [verzoeker] kopieen te verstrekken van alle verslagen en/of telefoonnotities van gesprekken met de anonieme tipgevers en alle schriftelijke anonieme tips waarover zij beschikt, voor zover die stukken informatie (van welke aard dan ook) met betrekking tot [verzoeker] bevatten, met dien verstande dat zij eventueel daarin vervatte persoonsgegevens van anderen dan [verzoeker] onleesbaar kan maken;


Met dank aan de heer mr. J. Roth, Sap Advocaten voor het inzenden van deze uitspraak.

Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2022/RBGEL-230522


SCHADEBEHANDELING PRIVACY EN LETSELSCHADE, medische privacy

RBGEL 140721 zkh zond calamiteitenrapport aan ass.; beroep tegen door AP afgewezen verzoek om handhaving
verbod gegevensverwerking nvt als verwerking noodzakelijk is voor rechtsvordering, binnen én buitengerechtelijk

Waarover gaat deze uitspraak?

2.1
Eiser is op 10 augustus 2016 opgenomen in het ziekenhuis van [derde-partij] op de locatie [woonplaats] en is op 11 augustus 2016 geopereerd. Eiser heeft op 1 december 2016 via het Landelijk Meldpunt Zorg bij de Inspectie Gezondheidszorg, thans de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd, een melding gedaan over de behandeling in het ziekenhuis. Gelre heeft besloten de casus van eiser als mogelijke calamiteit te onderzoeken en te melden bij de Inspectie. Het incident is onderzocht door een onderzoekscommissie en verslaglegging heeft plaatsgevonden in een calamiteitenrapport, dat eind 2016 is opgesteld. Hierin zijn ook medische gegevens van eiser opgenomen.

2.2.
Eiser heeft op enig moment Gelre aansprakelijk gesteld. In verband met deze aansprakelijkstelling heeft Gelre het calamiteitenrapport op 6 maart 2017 doorgestuurd aan haar verzekeringsmaatschappij Medirisk.

2.3.
Op 21 november 2018 heeft eiser bij verweerder een klacht ingediend en verzocht om corrigerende maatregelen te nemen tegen Gelre. Hij is van opvatting dat het doorsturen van het calamiteitenrapport door Gelre in strijd is met de Algemene verordening gegevensverwerking (AVG).

2.4.
Verweerder heeft deze klacht opgevat als een verzoek om handhaving en dit verzoek bij het primaire besluit afgewezen. Deze afwijzing is bij het bestreden besluit gehandhaafd.

Toepasselijke regelgeving.

3.1.
Sinds 25 mei 2018 is de AVG van toepassing en is de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming (UAVG) in werking getreden. Dat betekent dat de klacht die eiser op 21 november 2018 bij verweerder heeft ingediend procedureel moet worden behandeld overeenkomstig artikel 77 van de AVG en de bepalingen van de UAVG.

3.2.
De rechtbank stelt vast dat de klacht van eiser moet worden aangemerkt als een verzoek om handhaving in de zin van de Awb. Dit is de bedoeling geweest van de wetgever, zo blijkt uit de memorie van toelichting bij de UAVG1.

3.3.
In deze zaak is de vraag aan de orde of Gelre in strijd met de privacyregels heeft gehandeld door op 6 maart 2017 het calamiteitenrapport maar Medirisk te sturen. Omdat op 6 maart 2017 de Wet bescherming persoonsgegevens (hierna: de Wbp) gold moet die vraag worden beoordeeld op basis van de Wbp.

3.4.
In de bijlage bij deze uitspraak staan de wetsartikelen die op deze zaak van toepassing zijn. Deze bijlage maakt deel uit van de uitspraak.

De beoordeling van het geschil door de rechtbank.

4.1.
Aan de handhaving van het primaire besluit bij het bestreden besluit heeft verweerder ten grondslag gelegd de toetsing aan artikel 8, aanhef en onder f, van de Wbp en het oordeel dat Gelre een gerechtvaardigd belang heeft om de medische gegevens van eiser te verwerken, de verwerking noodzakelijk is voor de behartiging van het gerechtvaardigde belang, en de fundamentele rechten en vrijheden van eiser niet prevaleren.

4.2.
Uit het verweerschrift van 4 februari 2021 en de zitting blijkt dat verweerder deze motivering van het bestreden besluit niet langer handhaaft. Verweerder stelt zich nu op het standpunt dat moet worden getoetst aan artikel 23, eerste lid, onder c, van de Wbp, en dat mogelijk sprake is van een overtreding.

4.3.
De rechtbank onderschrijft dit standpunt. Ingevolge artikel 16 van de Wbp is het verboden om medische gegevens te verwerken. Volgens artikel 23, eerste lid, onder c, van de Wbp is dat verbod niet van toepassing voor zover de verwerking noodzakelijk is voor de vaststelling, de uitoefening of de verdediging van een recht in rechte. Met “in rechte” wordt een gerechtelijke procedure bedoeld. Op de zitting is vastgesteld dat daarvan geen sprake was.
Gelre heeft verwezen naar de Engelse tekst van artikel 8, tweede lid, onder e, van Richtlijn 95/46/EG, die ten grondslag ligt aan artikel 23, eerste lid, onder c, van de Wbp, welke tekst er op zou kunnen wijzen dat sub c ook geldt voor een buitengerechtelijke procedure.
Omdat een Europese richtlijn geen directe werking heeft is de rechtbank van oordeel dat de tekst van de Wbp in beginsel bepalend is. De rechtbank ziet onvoldoende aanleiding om niet van de tekst van de Wbp uit te gaan.

4.4.
Een en ander betekent dat het bestreden besluit onjuist is gemotiveerd. Daarom is het beroep gegrond en moet dit besluit worden vernietigd.

Bestaat aanleiding om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten?

5.1.
In verband met artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Awb zal de rechtbank beoordelen of aanleiding bestaat om de (handhaving van de) afwijzing van eisers handhavingsverzoek in stand te laten. De rechtbank zal dit beoordelen aan de hand van het nadere standpunt van verweerder zoals opgenomen in het verweerschrift en toegelicht op de zitting, en de beroepsgronden van eiser, voor zover hier van belang.

5.2.
Hoewel verweerder erkent dat er mogelijk sprake is van een overtreding, heeft hij in het verweerschrift en op de zitting toegelicht waarom de afwijzing van het verzoek toch wordt gehandhaafd. Hij heeft uiteengezet dat een handhavingsverzoek verschillende fasen doorloopt. Deze fasen zijn weergegeven in “Bijlage 1: Werkwijze AP” bij het primaire besluit. In fase I wordt getoetst aan de formele eisen uit de AVG en Awb en vindt aansluitend, indien aan die formele eisen is voldaan, een globaal bureauonderzoek plaats. Op grond van dat bureauonderzoek wordt beoordeeld of aannemelijk is dat zich een mogelijke overtreding van, in dit geval, de Wbp heeft voorgedaan of voordoet. Mocht uit het onderzoek volgen dat zich mogelijk zo’n overtreding heeft voorgedaan, dan wordt het handhavingsverzoek in fase II getoetst aan de in artikel 2 van de Beleidsregels prioritering klachtenonderzoek AP (de Beleidsregels) neergelegde prioriteringscriteria om te beoordelen of een uitgebreid onderzoek moet worden gedaan. In fase III wordt dit uitgebreide onderzoek verricht en in fase IV gaat verweerder, indien de Wbp is overtreden, over tot handhaving.

Verweerder heeft fase I uitgevoerd.

5.3.
Bij toepassing van fase II hanteert verweerder de volgende, niet cumulatieve, factoren, neergelegd in artikel 2 van de Beleidsregels:
a. de mate waarin de betrokkene wordt geraakt door de vermeende overtreding;
b. de bredere maatschappelijke betekenis van een eventueel optreden van de AP, mede bezien vanuit de aandachtspunten die verweerder op periodieke basis bekend maakt;
c. de mate waarin verweerder in staat is doeltreffend en doelmatig op te treden.

Toetsing aan artikel 2 van de Beleidsregels heeft volgens verweerder niet tot gevolg dat overgegaan moet worden tot toepassing van fase III en IV. Daartoe heeft hij gesteld dat de mate waarin de betrokkene wordt geraakt door de vermeende overtreding gering is omdat eiser zijn medische dossier zelf aan Medirisk heeft verstrekt. Verder acht verweerder de bredere maatschappelijke betekenis van een eventueel optreden van verweerder beperkt omdat gebruikelijk is dat de betrokkene die een ziekenhuis aansprakelijk stelt een zogeheten medische machtiging ondertekent in verband met de beoordeling van het dossier door de aansprakelijkheidsverzekeraar, maar dat hier is nagelaten. Ten slotte meent verweerder, juist omdat partijen in wezen verdeeld zijn over de juistheid van de inhoud van het calamiteitenrapport en de aansprakelijkheid van het ziekenhuis in verband met een medische behandeling, dat verder onderzoek door verweerder niet het verschil kan maken in het geschil tussen eiser en Gelre, zodat hij niet in staat is om in deze zaak doeltreffend en doelmatig op te treden.

Hoewel eiser, zoals op zitting is gebleken, het hier niet mee eens is, is de rechtbank van oordeel dat verweerder aldus voldoende heeft onderbouwd dat geen aanleiding bestaat om fase III toe te passen, en dat daarom het verzoek om handhavend op te treden terecht is afgewezen.

5.4.
De rechtbank acht verder met betrekking tot de factoren genoemd in artikel 2 van de Beleidsregels nog van belang dat, zoals op de zitting ook is uiteengezet door verweerder, de Wbp inmiddels is opgevolgd door de AVG en dat daarin in artikel 9, tweede lid, aanhef en onder f, is bepaald dat het verbod om gegevens over gezondheid te verwerken niet van toepassing is als de verwerking noodzakelijk is voor de instelling, uitoefening of onderbouwing van een rechtsvordering. Uit de tekst van dit artikelonderdeel en overweging 52 bij de AVG volgt dat deze uitzondering ook geldt voor een buitengerechtelijke procedure.

Dit betekent dat handhavend optreden door verweerder zinloos zou zijn, omdat Gelre sinds 25 mei 2018 het calamiteitenrapport aan Medirisk had kunnen verstrekken en nog steeds kan verstrekken op grond van artikel 9, tweede lid, aanhef en onder f, van de AVG. Bovendien valt niet in te zien wat de bredere maatschappelijke betekenis van handhavend optreden in dit geval zou zijn, omdat vanwege de wijzigingen per 25 mei 2018 een situatie die gelijk is aan de situatie van eiser zich niet meer zal voordoen.

5.5.
De rechtbank ziet daarom aanleiding om het rechtsgevolg van het bestreden besluit, te weten de (handhaving van de) afwijzing van het verzoek om handhaving, in stand te laten.

(... red. LSA LM)

Bijlage.
Wettelijk kader.

Algemene wet bestuursrecht.
Artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht.
Een belanghebbende kan tegen een besluit beroep instellen bij de bestuursrechter.
Artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht.

1. Onder belanghebbende wordt verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
[…].

Artikel 8 van de Wet bescherming persoonsgegevens.
Persoonsgegevens mogen slechts worden verwerkt indien:
[…]
f. de gegevensverwerking noodzakelijk is voor de behartiging van het gerechtvaardigde belang van de verantwoordelijke of van een derde aan wie de gegevens worden verstrekt, tenzij het belang of de fundamentele rechten en vrijheden van de betrokkene, in het bijzonder het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer, prevaleert.

Artikel 16 van de Wet bescherming persoonsgegevens.
De verwerking van persoonsgegevens betreffende iemands […]gezondheid […] is verboden behoudens het bepaalde in deze paragraaf. […].

Artikel 23 van de Wet bescherming persoonsgegevens.
1. Onverminderd de artikelen 17 tot en met 22 is het verbod om persoonsgegevens als bedoeld in artikel 16, te verwerken niet van toepassing voor zover:
[…]
c. dit noodzakelijk is voor de vaststelling, de uitoefening of de verdediging van een recht in rechte;
[…].

Artikel 9 van de Algemene verordening gegevensbescherming.
1. Verwerking van […] of gegevens over gezondheid […] zijn verboden.
2. Lid 1 is niet van toepassing wanneer aan een van de onderstaande voorwaarden is voldaan:
[…]
f) de verwerking is noodzakelijk voor de instelling, uitoefening of onderbouwing van een rechtsvordering […];
[…].

Artikel 77 van de Algemene verordening gegevensbescherming.
1. Onverminderd andere mogelijkheden van administratief beroep of een voorziening in rechte, heeft iedere betrokkene het recht een klacht in te dienen bij een toezichthoudende autoriteit, met name in de lidstaat waar hij gewoonlijk verblijft, hij zijn werkplek heeft of waar de beweerde inbreuk is begaan, indien hij van mening is dat de verwerking van hem betreffende persoonsgegevensinbreuk maakt op deze verordening.
2. De toezichthoudende autoriteit waarbij de klacht is ingediend, stelt de klager in kennis van de voortgang en het resultaat van de klacht, alsmede van de mogelijke voorziening in rechte overeenkomstig artikel 78. ECLI:NL:RBGEL:2021:3698