Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Amsterdam 180913 geen zwaarwegende en steekhoudende bezwaren tegen deskundigenrapport psychiater

Rb Amsterdam 180913 regres zorgverz. voor schade door zelfverbranding; na deskundigenrapport wordt aansprakelijkheid psychiatrische instelling aangenomen;
- geen zwaarwegende en steekhoudende bezwaren tegen deskundigenrapport psychiater; vraagstelling

vervolg op: rb-adam-290709-verjaring-vordering-gebaseerd-op-zorgplicht-tov-suicidale-patient-was-betrokkene-in-staat-een-claim-in-te-dienen

2.6.

Geestgronden stelt dat het rapport van [deskundige 2] niet leidend kan zijn, in die zin dat op basis van de rapportage niet kan worden geoordeeld dat Geestgronden aansprakelijk is voor de schade van Zilveren Kruis. Zij voert daartoe het volgende aan. Allereerst stelt Geestgronden aan de orde dat [deskundige 2] niet de aangewezen deskundige is geweest om een rapportage uit te brengen in deze zaak. Volgens Geestgronden beschikt [deskundige 2] niet over de nodige kennis, kunde en ervaring om te rapporteren over een instelling als Geestgronden. Geestgronden heeft zich in dit kader laten informeren door twee psychiaters, [deskundige 1] en [naam 4].

2.7.
De kritiek van Geestgronden op de inhoud van het rapport ziet op de volgende punten. (i) Bij de beoordeling van de vraag of de behandelaars van [naam 1] bij de besluitvorming op 18 augustus 1998 om [naam 1] met ingang van 19 augustus 1998 vrijheden op afspraak toe te kennen hebben gehandeld in strijd met de destijds geldende professionele standaard, heeft [deskundige 2] onvoldoende aandacht besteed aan specifieke patiëntfactoren waarmee de behandelaars rekening hebben gehouden bij het bepalen van de behandeling. Ook is Geestgronden het niet eens met de stelling van [deskundige 2] dat een verhoogd suïciderisico altijd moet leiden tot restrictieve maatregelen. Restrictieve maatregelen kunnen het uiteindelijke beloop van een behandeling ook verslechteren. De behandelaars hebben de noodzakelijkheid van restrictieve maatregelen telkens zorgvuldig afgewogen, hetgeen door [deskundige 2] is miskend. Het enige bewijs voor een verkeerde afweging door de behandelaars is het gegeven dat [naam 1] een zelfmoordpoging heeft gedaan. Dat is op zichzelf geen bewijs van non-professionaliteit van de behandelaars en van andere aanwijzingen daarvoor is ook volgens [deskundige 2] geen sprake; (ii) [deskundige 2] is gehinderd door ‘hindsight bias’. Dit is af te leiden uit het feit dat [deskundige 2] zich onvoldoende professioneel heeft ingeleefd in de behandelaars van Geestgronden en hij evenmin de ongunstige afloop van de situatie heeft weggedacht. Hierdoor is het rapport van [deskundige 2] onbetrouwbaar en bovendien onvoldoende onderbouwd; (iii) Geestgronden is van mening dat [deskundige 2] de door hem getrokken conclusie dat als [naam 1] zijn vrijheden niet terug had gekregen op 18 augustus 1998, hij zich naar alle waarschijnlijkheid niet in brand had gestoken, onvoldoende heeft onderbouwd. [deskundige 2] gaat voorbij aan wetenschappelijke gegevens waaruit volgens Geestgronden blijkt dat het causale verband tussen het handelen van de behandelaars van Geestgronden en de schade van [naam 1] en, zo begrijpt de rechtbank, Zilveren Kruis ontbreekt; (iv) Geestgronden merkt nog op dat zij de indruk heeft gekregen dat er sprake is van ‘enige partijdigheid’ aan de zijde van [deskundige 2]. Volgens Geestgronden getuigt de opmerking van [deskundige 2] in zijn definitieve rapportage dat “als [naam 1] zich op 20 augustus 1998 op de afdeling in brand had gestoken met spiritus en lucifers uit een kastje van de afdelingskeuken, Geestgronden ongetwijfeld ook een aansprakelijkstelling tegemoet zou hebben kunnen zien” niet van een onafhankelijke opstelling jegens partijen.

2.8.
Indien de rechtbank mocht oordelen dat sprake is van medisch onzorgvuldig handelen van de behandelaars van Geestgronden en er een kans bestaat dat de gezondheidsschade van [naam 1] een gevolg is van dit handelen, acht Geestgronden het gerechtvaardigd dat de schade verdeeld wordt over partijen naar rato van de kans dat de tekortkoming heeft bijgedragen aan het ontstaan van de schade. Er dient in dit geval aansluiting te worden gezocht bij het leerstuk van de verloren kans, aldus Geestgronden.

2.9.
De rechtbank overweegt als volgt. Vooropgesteld zij dat [deskundige 2] door de rechtbank als deskundige is benoemd. De bezwaren tegen benoeming van [deskundige 2] als deskundige, zoals die door Geestgronden zijn aangevoerd, zijn reeds in het tweede tussenvonnis door de rechtbank ter zijde geschoven. De rechtbank ziet in hetgeen Geestgronden thans aanvoert geen aanleiding om van haar beslissing terug te komen.

2.10.
De rechtbank neemt bij de beoordeling van het rapport van [deskundige 2] de volgende maatstaf in acht. De waarde die in de onderhavige bodemprocedure aan het deskundigenbericht zal worden toegekend, staat ter beoordeling van de rechtbank, waarbij met name acht zal worden geslagen op het volgende. Het deskundigenrapport van [deskundige 2] dient antwoord te geven op de vraag of Geestgronden in de periode van 11 juli 1998 tot en met 20 augustus 1998 toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de behandelingsovereenkomst met [naam 1], of onrechtmatig heeft gehandeld jegens [naam 1] (rechtsoverweging 4.9 eerste tussenvonnis). De rapportage dient zodanig begrijpelijk te zijn, dat de rechtbank aan de hand daarvan een juridisch oordeel kan vellen. De deskundige is vrij in de wijze waarop hij zijn onderzoek inricht. Zijn rapport dient deugdelijk gemotiveerd te zijn, hetgeen onder meer inhoudt dat de deskundige inzichtelijk maakt hoe hij tot zijn oordeel is gekomen en hoe zijn oordeel zich verhoudt tot de gebruikelijke zienswijzen en richtlijnen binnen zijn beroepsgroep, alsmede dat hij een eventuele afwijking daarvan deugdelijk motiveert. Indien een deskundigenbericht dat is uitgebracht op verzoek van de rechtbank op een zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de conclusies van de deskundige deugdelijk zijn onderbouwd en voortvloeien uit de door hem in het rapport vermelde gegevens, zal de rechtbank het oordeel van de deskundige, die juist vanwege zijn specifieke deskundigheid op het terrein van het onderzoek is benoemd, niet snel naast zich neerleggen. Van de partij die een dergelijk deskundigenbericht bekritiseert, mag verlangd worden dat hij zijn stellingen deugdelijk onderbouwt, bijvoorbeeld door een rapport van een andere deskundige in het geding te brengen, waarin de conclusies van de door de rechtbank benoemde deskundige op overtuigende wijze worden weersproken. In dat geval zullen er zwaarwegende en steekhoudende bezwaren aangaande de wijze van totstandkoming of de inhoud van het deskundigenbericht moeten zijn, wil de rechtbank besluiten dat zij een dergelijk bericht naast zich neerlegt.

2.11.
Van zulke bezwaren is naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken. Zij overweegt daartoe als volgt. Uit de bezwaren die Geestgronden uit tegen het rapport blijkt vooral dat zij het niet eens is met de inhoud daarvan. Dat is op zichzelf geen reden om het rapport niet te volgen. De rechtbank volgt Geestgronden niet in haar stelling (i) dat [deskundige 2] bij de beoordeling van de vraag of de behandelaars van [naam 1] bij de besluitvorming op 18 augustus 1998 om [naam 1] met ingang van 19 augustus 1998 vrijheden op afspraak toe te kennen hebben gehandeld in strijd met de destijds geldende professionele standaard, onvoldoende aandacht heeft besteed aan specifieke patiëntfactoren waarmee de behandelaars rekening hebben gehouden bij het bepalen van de behandeling. De rapportage maakt wel degelijk melding van de specifieke patiëntenfactoren van [naam 1]. [deskundige 2] noemt bijvoorbeeld het bestaan van ernstige depressieve klachten, gevoelens van minderwaardigheid, twijfel aan de eigen seksuele identiteit, (angst voor) verlieservaringen, psychose, agressief gedrag tegen zichzelf in het verleden en tijdens opname en agressieve fantasieën ten opzichte van anderen. [deskundige 2] omschrijft dat in 1998 tot de professionele standaard moest worden gerekend dat uitingen van de patiënt kritisch werden getoetst aan de aard, ernst en de ontwikkeling van diens ziektebeeld. [deskundige 2] komt voorts tot de conclusie dat de behandelaars van Geestgronden bij het bepalen van de behandeling teveel zijn geleid door hun indruk dat er met de patiënt afspraken te maken vielen over zijn suïcidaliteit, zonder de waarde daarvan te toetsen aan zijn psychische toestand. Aldus heeft [deskundige 2] naar het oordeel van de rechtbank in zijn rapport voldoende inzichtelijk gemaakt hoe hij tot zijn oordeel is gekomen en hoe zijn oordeel zich verhoudt tot de gebruikelijke zienswijzen en richtlijnen binnen zijn beroepsgroep.

2.12.
Het bezwaar van Geestgronden (ii) dat [deskundige 2] zou zijn gehinderd door ‘hindsight bias’ volgt de rechtbank evenmin. Uit het rapport is niet af te leiden dat, zoals Geestgronden stelt, [deskundige 2] zich onvoldoende professioneel heeft ingeleefd in de behandelaars van Geestgronden en hij evenmin de ongunstige afloop van de situatie heeft weggedacht. [deskundige 2] heeft zich naar eigen zeggen bij zijn conclusie gebaseerd op gegevens die de behandelaars van [naam 1] zelf vóór 20 augustus 1998 hebben vastgelegd en bevestigd in de ontslagbrief van 16 september 1998. Naar het oordeel van de rechtbank heeft Geestgronden onvoldoende aangevoerd om haar stelling dat het rapport onbetrouwbaar en onvoldoende onderbouwd zou zijn, te staven.

2.13.
Dat de door Geestgronden benaderde psychiater [deskundige 1] op basis van de Amerikaanse richtlijn PGTAS tot de conclusie komt dat er geen aantoonbaar causaal verband is aan te wijzen tussen het handelen van de behandelaars van Geestgronden en de schade van [naam 1], doet naar het oordeel van de rechtbank niet af aan de onderbouwing van het rapport van [deskundige 2]. [deskundige 2] heeft uitgebreid melding gemaakt van de gegevens uit de literatuur en daarbij aangegeven waaruit de relevantie ten aanzien van de onderhavige zaak bestaat. De conclusie van [deskundige 2] vloeit voort uit de in het rapport vermelde gegevens. Dat deze conclusie afwijkt van de conclusie van de partijdeskundige van Geestgronden maakt dit niet anders. De rechtbank gaat dan ook aan dit bezwaar (iii) van Geestgronden voorbij.

2.14.
Voor zover Geestgronden zich heeft willen beroepen op partijdigheid van [deskundige 2] (iv), dan volgt de rechtbank haar daarin evenmin. Geestgronden heeft onvoldoende in stelling gebracht om deze ernstige beschuldiging van enig fundament te voorzien. De enkele omstandigheid dat [deskundige 2] in reactie op het commentaar van de partijdeskundige van Geestgronden op de conceptrapportage van [deskundige 2] de bewoordingen “als [naam 1] zich op 20 augustus 1998 op de afdeling in brand had gestoken met spiritus en lucifers uit een kastje van de afdelingskeuken, dan had Geestgronden ongetwijfeld ook een aansprakelijkstelling tegemoet kunnen zien” heeft gebruikt, maakt nog niet dat sprake is van vooringenomenheid bij [deskundige 2]. Nu Geestgronden geen andere feiten en omstandigheden heeft gesteld waaruit zou blijken dat zij gegronde redenen heeft om te twijfelen aan de onpartijdigheid van [deskundige 2], verwerpt de rechtbank ook dit bezwaar.

2.15.
Het voorgaande heeft tot gevolg dat de rechtbank de conclusies van het deskundigenbericht overneemt en deze tot de hare maakt. Vervolgens rijst de vraag of op basis van het rapport van [deskundige 2] kan worden geconcludeerd dat de hulpverleners van Geestgronden in de periode van 11 juli 1998 tot en met 20 augustus 1998 ten aanzien van [naam 1] hebben gehandeld in strijd met hetgeen van redelijk bekwame en redelijk handelende hulpverleners destijds onder vergelijkbare omstandigheden mocht worden verwacht en, zo ja, of aannemelijk is dat een andere handelwijze niet of niet geheel had geleid tot de schade waarvan Zilveren Kruis vergoeding vordert (zie rechtsoverweging 2.2 van het tweede tussenvonnis). De rechtbank is op grond van het bovenstaande van oordeel dat de eerste vraag bevestigend moet worden beantwoord op grond van het rapport van [deskundige 2]. Datzelfde geldt voor het antwoord op de tweede vraag, gelet op de beantwoording van de vragen b en c door [deskundige 2]. Dit alles in aanmerking nemend is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de behandelovereenkomst door Geestgronden, zodat de in de dagvaarding onder a) gevorderde verklaring voor recht, toewijsbaar is.

2.16.
De schade waarvan Zilveren Kruis vergoeding vordert ziet op kosten voor operaties, specialistisch onderzoek, medicijngebruik en vervoer. De rechtbank overweegt dat, nu het debat tussen partijen zich tot op heden heeft toegespitst op de vraag of Geestgronden al dan niet toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de behandelingsovereenkomst tussen haar en [naam 1], de discussie over de schade en de (hoogte van de) gevorderde vergoeding daarvan, tot op heden onvoldoende belicht is gebleven. De rechtbank zal daarom Geestgronden in de gelegenheid stellen bij akte te reageren op de door Zilveren Kruis gevorderde schade, zoals uiteengezet in productie 10 bij de dagvaarding. Zij zal daarbij mede kunnen betrekken haar stelling dat de schade verdeeld dient te worden over partijen naar rato van de kans dat de tekortkoming heeft bijgedragen aan het ontstaan van de schade, zoals door Geestgronden bij antwoordconclusie na deskundigenbericht naar voren is gebracht. Mogelijk zal daarna een comparitie van partijen worden gelast. ECLI:NL:RBAMS:2013:7140