RBDHA 221025 AOV; AD-rapport gebaseerd op "leer van essentiële werkzaamheden"; onvoldoende zwaarwegende & steekhoudende bezwaren
- Meer over dit onderwerp:
RBDHA 221025 AOV; AD-rapport gebaseerd op "leer van essentiële werkzaamheden"; onvoldoende zwaarwegende & steekhoudende bezwaren
3De feiten
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
3.1.
[eiser] is (ICT-)consultant en dreef een eenmanszaak onder de naam ‘ [eenmanszaak] ’. [eiser] was (voornamelijk) werkzaam als ‘tester’ in ICT projecten.
3.2.
Op 10 mei 2016 heeft [eiser] een arbeidsongeschiktheidsverzekering afgesloten bij (de rechtsvoorgangster van) Nationale Nederlanden. Het betreft een arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandig ondernemers. Het op het polisblad vermelde beroep van [eiser] is ‘consultant’.
3.3.
Als gevolg van een ongeval heeft [eiser] zich op 7 december 2016 arbeidsongeschikt gemeld, waarna (de rechtsvoorgangster van) Nationale Nederlanden is overgegaan tot uitkering. Vervolgens is [eiser] stapsgewijs weer aan het werk gegaan. De uitkering is per 1 oktober 2017 stopgezet.
3.4.
Op 10 april 2018 zond (de rechtsvoorgangster van) Nationale Nederlanden [eiser] een nieuw polisblad vanwege een wijziging van de polisvoorwaarden. Vanaf dat moment golden de polisvoorwaarden 0.03.2.30 K (hierna: de polisvoorwaarden).
3.5.
In de polisvoorwaarden staat voor zover van belang het volgende vermeld:
“Artikel 1.2 Wat is arbeidsongeschiktheid bij deze verzekering?
Als in deze voorwaarden arbeidsongeschiktheid staat, bedoelen wij daar het volgende mee.
- Er moet sprake zijn van ziekte of ongeval: en
- als gevolg van de ziekte of het ongeval bestaat er een stoornis; en
- deze stoornis is door een arts objectief vastgesteld; en
- deze stoornis is algemeen erkend door de medische wetenschap; en
- deze stoornis beperkt u in uw functioneren en
- door deze beperking in het functioneren bent u voor tenminste 25% ongeschikt om
werkzaamheden uit te voeren
Met werkzaamheden bedoelen wij de werkzaamheden in uw verzekerde beroep. Het gaat hierbij om werkzaamheden zoals die gewoonlijk in uw beroep worden gedaan. Hierbij kijken wij naar de manier van werken en het aantal werkuren zoals dat gebruikelijk is in uw beroep. Het verzekerde beroep is het beroep dat op uw polisblad staat.
Let op: Bij het vaststellen van het percentage van arbeidsongeschiktheid kijken wij naar de beperkingen in functioneren. Het percentage wordt niet vastgesteld op basis van het verlies aan inkomen. (...)
Artikel 7.2 Bepalen van de uitkering
Als u zich arbeidsongeschikt meldt, dan beoordelen wij de informatie die wij bij de schademelding hebben ontvangen. Hierbij wordt uw medische informatie door medisch deskundigen beoordeeld. Deze medisch deskundigen stellen vast welke stoornis u heeft.
Maar ook hoeveel u door deze stoornis beperkt bent in uw functioneren. Soms vragen wij ook andere deskundigen om de informatie over uw arbeidsongeschiktheid te beoordelen.
Zo kan een arbeidsdeskundige beoordelen wat u met uw beperkingen nog kan doen in uw verzekerde beroep.
Op basis van al deze gegevens bepalen wij voor welk percentage u arbeidsongeschikt bent.
En welke uitkering daarbij hoort. Tijdens de periode van arbeidsongeschiktheid bepalen wij met deze gegevens ook hoe lang u recht op een uitkering heeft. (…)”
3.6.
In mei 2018 heeft [eiser] zich opnieuw arbeidsongeschikt gemeld, waarna (de rechtsvoorgangster van) Nationale Nederlanden is overgegaan tot uitkering. Met ingang van 4 maart 2020 heeft Nationale Nederlanden de uitkering aan [eiser] stapsgewijs afgebouwd, waarna de uitkering per 1 mei 2020 is geëindigd, omdat sprake zou zijn van een niet-gedekte oorzaak.
3.7.
Omdat [eiser] zich niet kon verenigen met het beëindigen van de uitkering hebben partijen gezamenlijk dhr. [naam 3] opdracht gegeven om verzekeringsgeneeskundig onderzoek te verrichten. In zijn verzekeringsgeneeskundig rapport overweegt [naam 3] onder meer, voor zover van belang:
“2. Heeft verzekerde beperkingen voor het verrichten van arbeid als rechtstreeks en medisch objectiveerbaar gevolg van ziekte of ongeval?
Ja, zie voor een onderbouwing mijn beschouwing
3. Zo ja, wat zijn de beperkingen? Wilt u de beperkingen uitgebreid beschrijven, zo nodig aangevuld met een overzicht van de desbetreffende rubrieken en items van de Functionele Mogelijkhedenlijst.
Voor een onderbouwing mijn beschouwing; in termen van de kritische functionele mogelijkheden lijst (FML) resulteert dit tot het volgende:
RUBRIEK IV: DYNAMISCHE HANDELINGEN
Werken met toetsenbord en muis
Licht beperkt, kan zo nodig gedurende de helft van de werkdag (ongeveer 4 uur) toetsenbord bedienen en muis hanteren (…)
RUBRIEK VI: WERKTIJDEN
Perioden van het etmaal
Beperkt, kan ‘s nachts niet werken (00.00 - 06.00 uur)
Beperkt, kan ‘s avonds niet werken (18.00 - 24.00 uur)
Beperkt, geen sterk wisselende diensten
Uren per dag
Enigszins beperkt, kan gemiddeld niet meer dan ongeveer 8 uur per dag werken
Uren per week
Enigszins beperkt, kan gemiddeld ongeveer 40 uur per week werken.”
3.8.
Vervolgens is door Nationale Nederlanden en [eiser] gezamenlijk opdracht verstrekt aan arbeidsdeskundige dhr. [naam 1] om aan de hand van de door [naam 3] vastgestelde beperkingen de mate van arbeidsongeschiktheid van [eiser] te bepalen. [naam 1] komt in zijn conceptrapport van 25 april 2022 tot de conclusie dat [eiser] voor 43% arbeidsongeschikt moet worden beschouwd. [naam 1] schrijft onder meer, voor zover van belang:
“Beoordeling
|
Werkzaamheden |
Aantal uren per week |
Geschatte uitval |
Aantal uren verzuim |
|
Werkzaamheden op locatie |
40 |
43% |
17,2 |
|
Administratie/ondernemerstaken |
2 |
43%* |
0,9 |
|
Overige werkzaamheden |
2 |
43%* |
0,9 |
|
Totaal |
44 |
19 |
*afgeleide uitval van de essentiële deeltaak (werkzaamheden op locatie).
Bij 19 uur uitval per week hoort een arbeidsongeschiktheidspercentage van 19 uur: 44 uur x 100% = 43%.’
Toelichting
De geduide beperkingen op de FML zullen hieronder worden behandeld.
(…)
Werken met toetsenbord en muis
Dit betreft een kenmerkende arbeidsbelasting in de werkzaamheden van betrokkene. Van de werkzaamheden op locatie zijn 7 uur per werkdag als zodanig aan te merken. Volgens de FML is betrokkene in staat om de helft van de werkdag (ongeveer 4 uren) toetsenbord en muis te bedienen. Betrokkene kende op locatie opdrachtgever gemiddeld 7 uur per werkdag toetsenbord- en muisgebruik en gemiddeld; een overschrijding van de belastbaarheid van 3 uur per werkdag. Bij 7 uur toetsenbord- en muisgebruik hoorde 1 uur aan overlegsituaties. Bij 4 uur toetsenbord en muisgebruik komt het overleg uit op 0,57 uur (4 uur: 7 uur x 1 uur). De te duiden inbreng per dag in de deeltaak werkzaamheden op locatie komt dan uit op 4,57 uur. Bij 5 werkdagen is dat een inbreng van 5 x 4,57 uur = 22,85 uur inbreng per week. Een uitval van (40 - 22,85 uur) :40 uur x 100% = 43%.
Betrokkene is aan te merken als een solowerkende ondernemer (geen personeel, geen inleners, zijn uren bepalen de omzet). De uitval is de essentiële deeltaak is 43% Het is daarom reëel om voor beide andere deeltaken afgeleide uitval aan te nemen, eveneens 43%.
In de deeltaken administratie/ondernemerstaken en overige werkzaamheden (in totaal 4 uur per week) komt ook deels toetsenbord- en muisgebruik voor en deels overlegsituaties (acquisitie, relatiebeheer, netwerken). Ik heb dit arbitrair ingeschat op 50/50%. Van betrokkene mag verwacht worden dat de 43% van twee uur per week aan resterende toetsenbord- en muisgebruik (administratie/facturatie) in het weekend plaatsvinden.
Betrokkene deed dat ook voorafgaande van zijn uitval al.
Werktijden
Bij de resterende werkweek van 44 uur - 19 uur = 25 uur per week worden de beperkingen ten aanzien van de werktijden (niet meer dan 8 uur per dag en 40 uur per week) niet overschreden.”
3.9.
Omdat [eiser] zich niet kon vinden in de conclusie van [naam 1] heeft hij ADXpert benaderd voor een second opinion. Arbeidsdeskundige [naam 4] van ADXpert concludeert in haar rapport van 14 juli 2022 dat [eiser] op basis van de door [naam 3] vastgestelde beperkingen theoretisch bezien 57% arbeidsongeschikt is, maar dat hij in de praktijk 80-100% arbeidsongeschikt moet worden verklaard. Zij overweegt onder meer, voor zover van belang:
“Echter, bij de beoordeling dien ik rekening te houden met de vraag of betrokkene met deze beperkingen het beroep van consultant uit kan voeren wanneer blijkt dat er geen taakverschuiving binnen het eigen werk mogelijk is en het werk niet kan worden aangepast. Zoals ik eerder heb onderzocht is taakverschuiving binnen het eigen werk niet mogelijk. Daarnaast dient het uitgangspunt zoals door het Hof Amsterdam verwoord in het vonnis rechtbank Utrecht van 29 juni 2011 waarbij MOVIR partij is geweest (ECLI:NL:RBUTR:2011:BS7503) ook hier te worden gehanteerd.
“Een redelijke uitleg van het begrip arbeidsongeschiktheid brengt ook mee dat een verzekerde als arbeidsongeschikt dient te worden aangemerkt als de verzekerde arbeidsongeschikt is verklaard voor werkzaamheden die zo essentieel zijn voor zijn beroepsuitoefening, dat die beroepsuitoefening door de onmogelijkheid tot het verrichten van die werkzaamheden, feitelijk onmogelijk is.”
In dit kader stel ik vast dat het werken als parttime ICT consultant in de praktijk niet mogelijk is. Werknemer kan namelijk maar maximaal 4 uur per dag computerwerk verrichten, dit maakt dat hij bij voorbaat parttime (5 x 4 uur) kan werken omdat computerwerk het grootste deel (namelijk 7 uur) per dag plaats vindt. Ik heb op internet gezocht naar opdrachten (o.a. bij HeadFirst via wie waar betrokkene voorheen werkzaam was) maar geen opdrachten gevonden voor 20 uur en ik heb contact opgenomen met mevrouw [naam 5] , werkzaam als recruiter bij ICT Group. Ik heb haar mijn vraag voorgelegd, namelijk: ‘is het mogelijk om binnen de ICT als ICT consultant parttime werkzaam te zijn, dat wil zeggen 20 uur per week?
Haar antwoord is
“Nee, consultants dienen minimaal 32 uur per week werkzaam te zijn, er zijn geen mogelijkheden de functie parttime te vervullen. En ook voor de ondersteunende functies binnen de ICT wordt minimaal 24 uur per week beschikbaarheid verwacht. Behalve de impact van parttime werken op de vorderingen binnen het team accepteert de opdrachtgever dit niet. Binnen de projecten zijn er namelijk verschillende disciplines (o.a. ontwikkelaars, business manager, de business analist, projectleider en eventueel andere testpersonen) waarmee continue wordt gecommuniceerd. Ieder wordt verwacht binnen de afgesproken termijn in de voortgang te participeren. Part time werken betekent het ophouden van het team, zij kunnen niet verder (omdat de ander personen niet part time werken) en moeten zich aan het tempo van betrokkene aanpassen.”
Hierdoor zal het voor betrokkene niet mogelijk zijn de restcapaciteit te benutten.
CONCLUSIE
Theoretisch bepaal ik de mate van arbeidsongeschiktheid op 57%, klasse 55 tot 65%. Betrokkene zou in theorie namelijk zijn restcapaciteit kunnen inzetten. Maar dan nog kan hij per werkdag maximaal 4 uur computerwerk verrichten hetgeen in deze sector onacceptabel is. Daardoor loopt het hele team, waarvan de overig leden wél 8 uur per dag werken namelijk vertraging op. Daarom bepaal ik de mate van arbeidsongeschiktheid op 80-100%.”
3.10.
Bij e-mail van 1 augustus 2022 heeft [eiser] op het conceptrapport van [naam 1] gereageerd en aangegeven dat hij zich hierin niet kan vinden. Volgens [eiser] dient hij volledig arbeidsongeschikt te worden bevonden en hij verzoekt [naam 1] om zijn (voorlopige) eindbeoordeling te herzien. Het rapport van [naam 4] is bij deze e-mail gevoegd.
3.11.
[naam 1] heeft in het voorgaande geen aanleiding gezien om de beantwoording van de vraagstelling aan te passen en is bij zijn conclusie gebleven dat [eiser] 43% arbeidsongeschikt is. In zijn reactie op de brief van [eiser] schrijft hij onder meer, voor zover van belang:
“3. Het werk van betrokkene is niet parttime verkrijgbaar
Het betreft in principe een theoretische beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid, waarbij ik betrokkene nog in staat acht om 25 uur van de oorspronkelijke 44 uur (57% inbreng) eigen werkzaamheden te verrichten. Zowel arbeidsdeskundige [naam 4] als Backx & Ripmeester Verzekeringsadvocaten hebben het over taakverschuiving binnen het eigen werk, echter dit is geheel niet aan de orde. In onderhavige polisvoorwaarden (een pure sommenverzekering) is geen zgn. taakverschuivingsclausule opgenomen. Ik heb dit ook in het geheel niet bij mijn beoordeling meegenomen.
Ik ben zeer goed bekend met de door arbeidsdeskundige [naam 4] en Verzekeringsadvocaten aangehaalde jurisprudentie en met de leer van de essentiële werkzaamheden, waar het hier over gaat. Ik ben van mening dat de aangehaalde jurisprudentie in deze casus niet opgaat. Betrokkene is nog in staat om meer dan de helft (53%) van zijn eigen werkzaamheden te verrichten en dat is een aanzienlijk deel van zijn essentiële werkzaamheden. Ik weet dat consultants ook vaak meerdere parttime opdrachten tegelijkertijd hebben lopen. Mw. [naam 4] heeft één bron aangehaald die aangeeft dat een consultant minimaal 32 uur per week werkzaam moet zijn. Het is mij niet duidelijk waarom 32 uur (ook parttime) wel zou kunnen en 24 uur per week niet? Ik geloof zeker dat het lastiger zal zijn om een parttime opdracht te vinden dan een fulltime opdracht, maar ik ben van mening dat een verminderde kans op het verkrijgen van een consultantopdracht buiten de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling gelaten moet worden. De reden hiervoor is dat anders het aspect werkloosheid wordt verdisconteerd in de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling.
Wat ik wel bij mijn beoordeling moet meewegen en ook heb gedaan is of zelfstandige bedrijfsvoering mogelijk is bij het parttime verrichten (57%) van zijn eigen beroepswerkzaamheden. Ik ben van oordeel dat dit bij een meer dan 50% inzetbaarheid mogelijk is. (…)”
3.12.
Op basis van het rapport van [naam 1] (hierna: het deskundigenrapport) heeft Nationale Nederlanden het arbeidsongeschiktheidspercentage met ingang van 4 maart 2020 bijgesteld naar 43% (en het uitkeringspercentage naar 40%).
4Het geschil
4.1.
[eiser] vordert – zakelijk weergegeven – dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Primair
I. voor recht verklaart dat de conclusie van [naam 1] (dat [eiser] 43% arbeidsongeschikt zou zijn) niet kan worden gevolgd en [eiser] onder zijn arbeidsongeschiktheidsverzekering vanaf 4 maart 2020 volledig arbeidsongeschikt (80-100%) is;
II. Nationale Nederlanden veroordeelt om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] met terugwerkende kracht vanaf 4 maart 2020 een uitkering naar een arbeidsongeschiktheidspercentage van 100% te betalen en met terugwerkende kracht vanaf 4 maart 2020 volledige premievrijstelling te verlenen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de (maandelijkse) uitkeringen en premievrijstellingen hadden moeten worden uitbetaald en verleend tot aan de dag van volledige betaling;
III. voor recht verklaart dat Nationale Nederlanden de eventueel door [eiser] te lijden belastingschade, bestaande uit het verschil tussen de belasting die [eiser] na ontvangst van betaling door Nationale Nederlanden zal moeten voldoen en de belasting die [eiser] had moeten voldoen wanneer Nationale Nederlanden aan hem jaarlijks de juiste bedragen had uitgekeerd, dient te vergoeden, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf een door uw rechtbank in goede justitie te bepalen dag tot aan de dag van volledige betaling;
Subsidiair
IV. voor recht verklaart dat partijen niet gebonden zijn aan het rapport van arbeidsdeskundige [naam 1] en dat dit rapport niet kan dienen als uitgangspunt bij de vaststelling van de arbeidsongeschiktheid van [eiser] vanaf 4 maart 2020;
V. voor recht verklaart dat de arbeidsongeschiktheid van [eiser] vanaf 4 maart 2020 onder de polis op basis van de rapporten van verzekeringsarts [naam 3] dient te worden vastgesteld door middel van nieuw arbeidsdeskundig onderzoek;
VI. arbeidsdeskundige de heer [naam 6] , werkzaam bij [bedrijfsnaam] B.V. benoemt om de nader door partijen te formuleren vragen, althans de door uw rechtbank te formuleren vragen te beantwoorden en daaromtrent schriftelijk verslag uit te brengen;
VII. Nationale Nederlanden veroordeelt op basis van het door de onder VI genoemde arbeidsdeskundig onderzoek vastgestelde percentage arbeidsongeschiktheid tot uitkering over te gaan en premievrijstelling te verlenen onder de polis vanaf 4 maart 2020, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de (maandelijkse) uitkeringen en premievrijstellingen hadden moeten worden uitbetaald en verleend tot aan de dag van volledige betaling;
VIII. voor recht verklaart dat Nationale Nederlanden de eventueel door [eiser] te lijden belastingschade bestaande uit het verschil tussen de belasting die [eiser] na ontvangst van betaling door Nationale Nederlanden zal moeten voldoen en de belasting die [eiser] had moeten voldoen wanneer Nationale Nederlanden aan hem jaarlijks de juiste bedragen had uitgekeerd, dient te vergoeden, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf een door uw rechtbank in goede justitie te bepalen dag tot aan de dag van volledige betaling;
Primair en subsidiair
IX. Nationale Nederlanden veroordeelt tegen behoorlijk bewijs van kwijting te vergoeden de buitengerechtelijke kosten, een bedrag van € 1.754,50, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf een door uw rechtbank in goede justitie te bepalen dag tot aan de dag van volledige betaling;
X. Nationale Nederlanden veroordeelt tegen behoorlijk bewijs van kwijting te vergoeden de buitengerechtelijke kosten, nader door de rechtbank conform de toepasselijke staffel te begroten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf een door uw rechtbank in goede justitie te bepalen dag tot aan de dag van volledige betaling;
XI. Nationale Nederlanden te veroordelen in de kosten van deze procedure en in de nakosten.
4.2.
[eiser] legt daaraan – samengevat – ten grondslag dat [naam 1] de mate van arbeidsongeschiktheid van [eiser] niet op de juiste manier heeft vastgesteld, omdat hij bij de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid ten onrechte alleen is uitgegaan van een theoretische benadering en niet ook van een praktische benadering. Was [naam 1] – net als de door [eiser] ingeschakelde partijdeskundige – van de feitelijke situatie uitgegaan, dan had dit tot de conclusie geleid dat [eiser] in de praktijk niet in staat is om zijn werk als consultant uit te voeren en dat hij als volledig arbeidsongeschikt moet worden aangemerkt. Daarbij komt dat [naam 1] zonder nadere motivering is voorbijgegaan aan de opmerkingen van [eiser] (en de partijdeskundige) op het conceptrapport. Gelet op deze bezwaren kan de rechtbank (de conclusie van) het rapport van [naam 1] terzijde schuiven.
4.3.
Nationale Nederlanden voert verweer dat strekt tot afwijzing van de vorderingen met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser] in de proceskosten.
4.4.
Nationale Nederlanden voert daartoe onder meer aan dat [naam 1] zijn rapport op gezamenlijk verzoek van partijen heeft opgesteld. Een dergelijk rapport kan alleen terzijde worden geschoven wanneer er sprake is van zwaarwegende en steekhoudende bezwaren tegen het rapport. Hiervan is niet gebleken. Dit brengt met zich dat partijen zijn gebonden aan de uitkomsten van het rapport.
4.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
5De beoordeling
Inleiding
5.1.
Kern van het geschil is of Nationale Nederlanden de uitkering van [eiser] , op grond van het – op gezamenlijk verzoek opgemaakte – deskundigenrapport, terecht heeft verlaagd. [eiser] stelt dat (de conclusie van) het rapport van [naam 1] niet gevolgd kan worden en dat hij – in lijn met de conclusie van het door hem overgelegde partijdeskundigenrapport – vanaf 4 maart 2020 volledig arbeidsongeschikt is. Nationale Nederlanden betwist dit en stelt zich op het standpunt dat partijen gebonden zijn aan het rapport van [naam 1] .
Toetsingsmaatstaf
5.2.
Partijen debatteren onder meer over de toe te passen toetsingsmaatstaf. Nationale Nederlanden heeft aangevoerd dat vaste lijn in de (feiten)rechtspraak is dat partijen gebonden zijn aan een op gezamenlijk verzoek opgemaakt deskundigenbericht, tenzij daartegen zwaarwegende en steekhoudende bezwaren zijn gemaakt. [eiser] heeft dat in zoverre niet weersproken, maar voert (onder meer) aan dat de rechter – ook als partijen aan het in gezamenlijke opdracht opgestelde rapport ‘gebonden’ zijn – vrij is in zijn waardering van het rapport en dat de rechtbank in dat kader de tegen dat rapport ingebrachte stellingen in volle omvang moet toetsen, zoals volgt uit (onder meer) het Flevoziekenhuis-arrest. 1
5.3.
De rechtbank stelt voorop dat partijen gezamenlijk aan [naam 1] opdracht hebben gegeven tot het uitbrengen van het deskundigenrapport en dat de door [naam 1] te beantwoorden onderzoeksvragen door partijen in onderling overleg zijn opgesteld.
5.4.
Als uitgangspunt (in de feitenrechtspraak) geldt dat partijen in beginsel ‘gebonden’ zijn aan een deskundigenrapport dat op hun gezamenlijk verzoek is uitgebracht, tenzij er zwaarwegende en steekhoudende bezwaren bestaan tegen dit rapport. Hiervan kan sprake zijn als de inhoud van het rapport niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen van onpartijdigheid, consistentie, inzichtelijkheid en logica of als de deskundige zijn werkzaamheden niet op een deugdelijke wijze heeft verricht. Van de partij die een deskundigenrapport bekritiseert, wordt verlangd dat hij zijn stellingen deugdelijk onderbouwt, bijvoorbeeld door een rapport van een andere deskundige in het geding te brengen, waarin de conclusies van de deskundige op overtuigende wijze worden weersproken. In dit verband is niet voldoende dat een partijdeskundige tot een ander oordeel komt dan een gezamenlijk benoemde deskundige, maar moet blijken dat de gezamenlijk benoemde deskundige in redelijkheid niet tot dat oordeel heeft kunnen komen.
5.5.
Het voorgaande neemt echter niet weg dat het ingevolge artikel 152 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) aan de rechter is om te beoordelen welke bewijskracht aan het deskundigenrapport toekomt, ook als het deskundigenrapport in opdracht van partijen gezamenlijk is opgesteld en zij daaraan ‘gebonden’ zijn.2 Die ‘gebondenheid’ staat er daarom niet aan in de weg dat de rechter anders oordeelt dan dat volgt uit het deskundigenrapport en staat er evenmin zonder meer aan in de weg dat de rechter alsnog zelf een deskundige benoemt als daartoe naar het oordeel van de rechter aanleiding bestaat. Bij het al dan niet volgen van de conclusies van de op gezamenlijk verzoek van partijen aangestelde deskundige spelen de in het hiervoor bedoelde Flevoziekenhuis-arrest genoemde beginselen een rol.
5.6.
De gebondenheid van partijen, steekhoudende en zwaarwegende bezwaren daargelaten, uit zich met name daarin dat dit een relevante – maar geen doorslaggevende – omstandigheid is bij de beoordeling van een verzoek van een van partijen tot benoeming van een gerechtelijk deskundige (voor zover dit ziet op dezelfde vraagstukken). Ook speelt die gebondenheid een rol in wat van partijen mag worden verwacht in het kader van de stelplicht c.q. mate van betwisting.
De beoordeling van de bezwaren
5.7.
[eiser] heeft niet, althans onvoldoende, gesteld dat het rapport van [naam 1] niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen van onpartijdigheid of dat de deskundige zijn werkzaamheden niet op een deugdelijke wijze heeft verricht. In zoverre ziet de rechtbank geen aanleiding om partijen niet gebonden te achten aan het deskundigenrapport en evenmin om een gerechtelijk deskundige te benoemen. Wel heeft [eiser] twee inhoudelijke bezwaren naar voren gebracht tegen het deskundigenrapport die er volgens [eiser] toe leiden dat het rapport niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen van consistentie, inzichtelijkheid en logica. Ook deze bezwaren geven de rechtbank geen aanleiding om zelf een deskundige te benoemen. Daarnaast sluit de rechtbank ten aanzien van de mate van de arbeidsongeschiktheid van [eiser] aan bij de conclusies uit het deskundigenbericht van [naam 1] , nu de rechtbank in de door [eiser] naar voren gebrachte bezwaren geen aanleiding ziet om van die conclusies af te wijken. De rechtbank zal dat hierna toelichten.
5.8.
Het eerste bezwaar van [eiser] luidt dat [naam 1] bij de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van [eiser] ten onrechte alleen is uitgegaan van een theoretische benadering en niet ook van een praktische benadering. Het tweede bezwaar houdt in dat [naam 1] de stellingen van [eiser] in dat kader onvoldoende gemotiveerd terzijde heeft gesteld.
5.9.
[eiser] wijst erop dat bij de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid moet worden bezien of [eiser] met de door de verzekeringsarts vastgestelde beperkingen het beroep van consultant nog kan uitoefenen. In dit verband moet, conform artikel 1.2 van de polisvoorwaarden, worden gekeken naar de manier van werken en het aantal werkuren zoals dat gebruikelijk is in het beroep van [eiser] . Dit heeft [naam 1] volgens [eiser] niet, althans onvoldoende gedaan. [eiser] stelt dat hij met zijn resterende ureninbreng (zoals vastgesteld door [naam 1] op grond van de door [naam 3] vastgestelde beperkingen) feitelijk niet in staat is om deel te nemen aan het projectwerk dat hij voorheen verrichtte. Daarbij komt dat er in de praktijk geen parttime consultantopdrachten beschikbaar zijn. Hierdoor kan [eiser] zijn restcapaciteit niet benutten en is het voor hem niet mogelijk om min of meer zelfstandig zijn beroep uit te oefenen. [eiser] verwijst in dit verband ter onderbouwing naar jurisprudentie en naar het rapport van [naam 4] , die van de feitelijke situatie is uitgegaan en die tot de conclusie komt dat – hoewel de theoretische arbeidsongeschiktheid een lager percentage betreft – [eiser] in de praktijk volledig arbeidsongeschikt is.
5.10.
Nationale Nederlanden wijst erop dat een theoretische benadering van de arbeidsongeschiktheid het uitgangspunt is. Het gaat er niet om of een verzekerde daadwerkelijk in staat is tot het verrichten van de werkzaamheden of om de vraag of er werk beschikbaar is voor het gedeelte dat een verzekerde arbeidsgeschikt is. Terecht is [naam 1] dan ook van een theoretische benadering uitgegaan bij de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid, aldus nog steeds Nationale Nederlanden.
5.11.
[eiser] voert ten aanzien van zijn tweede bezwaar aan dat hij in zijn reactie op het conceptrapport heeft aangegeven dat hij in de praktijk niet parttime kan werken, omdat opdrachten voor slechts twintig uren per week niet beschikbaar zijn voor zijn functie als tester. Ter onderbouwing heeft hij in dit verband verwezen naar een – in het rapport van [naam 4] aangehaalde – verklaring van een recruiter die aangeeft dat consultants minimaal 32 uren per week werkzaam moeten zijn en dat er geen mogelijkheden zijn om de functie parttime te vervullen. Ook heeft [eiser] – onder verwijzing naar jurisprudentie – erop gewezen dat een redelijke uitleg van het begrip arbeidsongeschiktheid met zich brengt dat een verzekerde als volledig arbeidsongeschikt dient te worden aangemerkt als de verzekerde arbeidsongeschikt is verklaard voor werkzaamheden die zo essentieel zijn voor zijn beroepsuitoefening, dat die beroepsuitoefening door de onmogelijkheid tot het verrichten van die werkzaamheden, feitelijk onmogelijk is. [eiser] heeft hierbij aangegeven dat deze situatie zich in zijn geval voordoet en dat uit het conceptrapport van [naam 1] volgt dat hij hiermee ten onrechte – in tegenstelling tot [naam 4] – geen rekening heeft gehouden.
5.12.
Volgens [eiser] heeft [naam 1] de aangeleverde informatie uit het rapport van [naam 4] in zijn reactie volledig buiten beschouwing gelaten. Uit de reactie van [naam 1] volgt alleen dat hij één bron (de recruiter, aangehaald door [naam 4] ) kennelijk onvoldoende vindt om de stelling van [eiser] dat het parttime verrichten van zijn werk in de praktijk niet mogelijk is, te dragen. [naam 1] motiveert niet deugdelijk waarom hij dat vindt en merkt alleen op dat het lastiger zal zijn om een parttime opdracht te vinden dan een fulltime opdracht en dat er wel degelijk parttime opdrachten beschikbaar zijn.
5.13.
Nationale Nederlanden betwist dat [naam 1] onvoldoende is ingegaan op de kritiek van [eiser] op het conceptrapport. Zij voert hiertoe aan dat [naam 1] uitvoerig heeft gereageerd op het deskundigenrapport van [naam 4] en dat hij de opmerkingen van [eiser] op zijn rapport voldoende gemotiveerd heeft weerlegd. Dit brengt volgens Nationale Nederlanden met zich dat van een steekhoudend en zwaarwegend bezwaar geen sprake is en dat partijen gebonden zijn aan de conclusies uit het rapport van [naam 1] .
5.14.
De rechtbank overweegt dat het bezwaar van [eiser] een inhoudelijk bezwaar betreft, dat ziet op de door de deskundige gekozen benadering voor het vaststellen van de mate van arbeidsongeschiktheid. De rechtbank stelt in dit verband voorop dat het feit dat door een partij onderbouwde inhoudelijke bezwaren zijn ingebracht tegen een gemeenschappelijk deskundigenrapport (nog) niet betekent dat het gezamenlijk aangezochte deskundigenbericht niet gevolgd kan worden. Ook is niet voldoende dat een partijdeskundige tot een ander oordeel komt dan een gezamenlijk benoemde deskundige. De rechtbank overweegt dat het feit dat [naam 1] een ander beoordelingskader hanteert voor het bepalen van de arbeidsongeschiktheid dan de partijdeskundige en dat [eiser] het daarmee niet eens is, (nog) niet maakt dat het rapport niet kan worden gevolgd. Dit wordt door [eiser] weliswaar gesteld, maar niet nader onderbouwd. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat door de deskundige afdoende op de bezwaren van [eiser] is gerespondeerd, zoals hierna zal blijken.
5.15.
[naam 1] heeft in zijn reactie op het commentaar van [eiser] onder punt 3: “het werk van betrokkene is niet parttime beschikbaar” vooropgesteld dat een theoretische benadering het uitgangspunt is bij het vaststellen van de arbeidsongeschiktheid. Vervolgens benoemt hij bekend te zijn met de jurisprudentie die [naam 4] in haar rapport aanhaalt en de daarin genoemde leer van de essentiële werkzaamheden. [naam 1] geeft hierbij aan dat de aangehaalde jurisprudentie volgens hem in de casus van [eiser] niet opgaat. Hij benoemt in dit verband dat [eiser] nog in staat is om meer dan de helft (53%) van zijn eigen werkzaamheden te verrichten, hetgeen een aanzienlijk deel is van zijn essentiële werkzaamheden. Ook verwijst [naam 1] - ter vergelijking en om het verschil met de situatie van [eiser] te laten zien - naar een casus die aan de orde was in een arrest van de Hoge Raad waarin de leer van de essentiële werkzaamheden wél tot volledige arbeidsongeschiktheid leidde.
5.16.
Verder benoemt [naam 1] ten aanzien van de beschikbaarheid van parttime consultantopdrachten dat het hem niet duidelijk is waarom – zoals de door [naam 4] aangehaalde bron aangeeft – er geen parttime opdrachten beschikbaar zouden zijn voor minder dan 32 uur. Aansluitend geeft hij aan dat het wellicht lastiger zal zijn om een parttime opdracht te vinden dan een fulltimeopdracht, maar dat de verminderde kans op het verkrijgen van een consultantopdracht buiten de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling gelaten moet worden. Redengevend hiervoor is dat het aspect werkloosheid anders wordt verdisconteerd in de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling, aldus [naam 1] . Wat hij moet beoordelen is of een zelfstandige bedrijfsvoering nog mogelijk is bij het parttime verrichten van de eigen beroepswerkzaamheden. Hij komt vervolgens tot de conclusie dat dit mogelijk met een inzet van meer dan 50%. Tot slot ziet [naam 1] geen aanleiding om de beantwoording van de vraagstelling aan te passen.
5.17.
Uit voorgaande volgt dat [naam 1] – in tegenstelling tot wat [eiser] stelt – de bevindingen van [naam 4] en de daarop aansluitende bezwaren van [eiser] wel degelijk in ogenschouw heeft genomen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [naam 1] in zijn reactie voldoende inzichtelijk gemaakt waarom deze bevindingen en bezwaren niet leiden tot een aanpassing van zijn conclusies en heeft hij zijn standpunt op een logische wijze uiteengezet. De rechtbank sluit zich aan bij de door [naam 1] gehanteerde werkwijze.
5.18.
De rechtbank voegt daar nog aan toe dat [eiser] tijdens de mondelinge behandeling heeft verklaard dat in sommige projecten wel twee testers worden aangesteld. Op de vraag van de rechtbank hoe het kan dat de projecten kennelijk zo worden ingericht dat er hetzij (voldoende) werk is voor één tester, hetzij voor twee (en het testwerk zich dus kennelijk aandient in blokken van 36-40 uur), maar niet voor bijvoorbeeld 1,5 fte heeft [eiser] geen duidelijk antwoord kunnen geven.
Conclusie
5.19.
De rechtbank is van oordeel dat niet is gebleken van zwaarwegende en steekhoudende bezwaren tegen het deskundigenrapport van [naam 1] . De rechtbank ziet mede in dat licht geen aanleiding tot het benoemen van een andere deskundige. Ten aanzien van de mate van arbeidsongeschiktheid volgt de rechtbank de bevindingen van de deskundige. Dit brengt met zich dat zowel de primaire als de subsidiaire vorderingen van [eiser] zullen worden afgewezen.
1Hoge Raad 9 december 2011 ECLI:NL:HR:2011:BT2921.
2Vgl. Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 22 november 2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:5205, rov. 3.5.1-3.5.2.
Rechtbank Den Haag 22 oktober 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:19775