Overslaan en naar de inhoud gaan

RBNHO 250724 t.z.v. ongeval in 2012 zijn partijen gebonden aan neur. onderzoek uit 2016; n.a.v. ongeval in 2020 dient wederom onderzoek plaats te vinden

 

RBNHO 250724 t.z.v. ongeval in 2012 zijn partijen gebonden aan neur. onderzoek uit 2016; n.a.v. ongeval in 2020 dient wederom onderzoek plaats te vinden
- ter onderbouwing bezwaren tegen neurologisch onderzoek had SO op zijn minst neurologische contra-expertise in moeten brengen

2De feiten

2.1.

Op 27 september 2012 is [verzoeker] terwijl hij met zijn auto stilstond voor een kruising, van achteren aangereden door een vrachtwagen.

2.2.

Op 18 november 2020 is [verzoeker] rijdend op zijn elektrische fiets geschept door een auto.

2.3.

[verzoeker] heeft na de ongevallen chronische en posttraumatische klachten. Hij is veelvuldig onderzocht, heeft een revalidatietraject gevolgd en is onder behandeling geweest bij (onder meer) neurologen, (neuro)psychlogen en psychiaters.

2.4.

De voertuigen van de wederpartijen bij beide ongevallen waren verzekerd bij (thans) Allianz. Allianz heeft in beide gevallen aansprakelijkheid erkend.

2.5.

Op verzoek van partijen heeft P. Verlooy, neuropsycholoog (hierna Verlooy) op 4 maart 2016 een deskundigenonderzoek verricht. Hierbij is hulponderzoek gedaan door drs. T. Koene, neuropsycholoog. Verlooy heeft op 21 juni 2016 een definitief deskundigenrapport opgesteld. Dit rapport vermeldt voor zover hier van belang:

“ Neurologisch onderzoek

(…) De oriëntatie is ongestoord en er is een helder bewustzijn. Tijdens het onderzoek zijn er geen opvallende geheugenstoornissen of andere cognitieve stoornissen. (…)

Neuropsychologisch onderzoek

Dit is verricht door drs. T. Koene, klinisch neuropsycholoog. (…)

Samenvattend wordt o.a. het volgende gesteld:

De scores op de beide symptoomvaliditeittesten vallen onder, respectievelijk rond het afkappunt, zodat onderpresteren dient te worden overwogen. (...) De extreem afwijkende resultaten kunnen wijzen op onderpresteren, mogelijk ook samenhangend met de pijnklachten en de snelle vermoeidheid. Indien de testresultaten een betrouwbare weergave vormen van de capaciteiten wijst dit op aanzienlijk hersenletsel. De aard en de ernst van het ongeval, de goede presentatie en de MRI-scan die geen afwijkingen laat zien, maken dit minder waarschijnlijk.

(…)

Overwegingen

Er bestaat bij het neuropsychologisch onderzoek tevens een discrepantie tussen de afwijkende testresultaten, die veel lager zijn dan verwacht op basis van de ernst van het doorgemaakte ongeval en de goede presentatie.

Op grond van het bovenstaande kunnen de scores bij het recent verrichte neuropsychologisch onderzoek niet worden gezien als een betrouwbare weergave van de cognitieve mogelijkheden van betrokkene en is het niet mogelijk geweest om cognitieve stoornissen betrouwbaar aan te tonen en zijn klachten op cognitief gebied te objectiveren.”

2.6.

Op verzoek van [verzoeker] heeft K. Mengelberg, psychiater, op 13 juli 2020 gerapporteerd. In opdracht van Allianz heeft J.J. Meulekamp, medisch adviseur bij Medas, de rapportage van Mengelberg beoordeeld. Zijn medisch advies van 26 oktober 2020 vermeldt voor zover hier van belang:

“De psychiater komt tot het oordeel dat hier sprake is van een neurocognitieve stoornis op basis van traumatisch hersenletsel en een somatisch-symptoomstoornis met een aanhoudende depressieve stoornis. In het dossier heb ik geen enkele aanwijzing kunnen vinden voor traumatisch hersenletsel. (…)”

2.7.

In 2024 heeft Allianz opmerkingen van (de voormalig belangenbehartiger van) [verzoeker] over het rapport van Verlooy ter beoordeling voorgelegd aan haar medisch adviseur C. Hutchison, verzekeringsarts (hierna Hutchison). In oktober 2022 heeft Hutchison Allianz ook geadviseerd. Het advies van Hutchison van 10 mei 2024 vermeldt voor zover hier van belang:

“SAMENTVATTING EERDERE ADVISERING

(…) Het viel op dat de cognitieve klachten in de loop der tijd alleen maar toe leken te nemen. Dit was wat mij betreft niet te verklaren vanuit het ongeval.

(…) Ik kan de belangenbehartiger dus niet volgen in zijn conclusie dat neuroloog Verlooy de uitkomst van het neuropsychologisch onderzoek niet overneemt. (…)

Ik denk dat de belangenbehartiger het rapport van neuropsycholoog Koene verkeerd geïnterpreteerd heeft. Deze heeft niet zozeer gewezen op de grenswaarde bij de validiteitstesten, maar zij heeft er vooral op gewezen dat de afwijkende testresultaten, waarbij dus het werktempo sterk varieerde (…) niet pasten bij de ernst van het doorgemaakte ongeval en op basis van de goede en adequate presentatie van betrokkene. Deze extreem afwijkende resultaten (…) konden naar haar mening wijzen op onderpresteren, maar dat kon ook samenhangen met pijnklachten en een snelle vermoeidheid. (…)”.

3Het verzoek en het verweer

3.1.

[verzoeker] verzoekt de rechtbank:

  1. een deskundigenonderzoek door een neuroloog en een psychiater te bevelen;

  2. als deskundigen te benoemen de in het verzoekschrift genoemde personen en/of daartoe door de rechtbank aan te wijzen personen;

  3. aan deze deskundige(n) op te dragen de in het verzoekschrift genoemde en daaraan gehechte vragen, althans door de rechtbank te formuleren vragen, te beantwoorden en daaromtrent verslag uit te brengen zoals door de rechtbank te bepalen;

  4. Allianz te veroordelen in de (voorschot)kosten van deskundigenonderzoeken in die zin dat zij deze kosten draagt en voorschiet.

3.2.

[verzoeker] legt het volgende aan zijn verzoek ten grondslag. Er dient deskundigenonderzoek te worden verricht naar het causale verband tussen de klachten van [verzoeker] en de beide ongevallen. Tegen het deskundigenrapport van Verlooy heeft [verzoeker] diverse bezwaren: (i) Verlooy trekt verstrekkender gevolgen uit wat Koene heeft gerapporteerd dan Koene zelf, (ii) de vorige belangenbehartiger van [verzoeker] had vooraf moeten melden dat Verlooy niet meer werkzaam en ingeschreven was als neuroloog, (iii) Verlooy heeft de werkzaamheden van [verzoeker] niet goed beschreven, (iv) Verlooy heeft ten onrechte vermeld dat [verzoeker] nog aan schietsport deed, (v) Verlooy heeft ten onrechte vermeld dat [verzoeker] niets te doen heeft, (vi) er is een discrepantie tussen het rapport van Verlooy en het behandelend circuit in dezelfde periode, (vii) [verzoeker] heeft pijn aan zijn nek gekregen nadat Verlooy zijn nek heeft aangeraakt, (viii) bij het opstellen van het rapport heeft een onprofessionele intake voor geheugentraining in 2015 een rol gespeeld, (ix) Verlooy had moeten vermelden dat het ziektebeeld van [verzoeker] de hele mens ziek en gebrekkig maakt en hem moeten verwijzen naar de juiste discipline ter verdere beoordeling.

In wat Koene heeft gerapporteerd kan [verzoeker] zich (grotendeels) wel vinden.

3.3.

Allianz voert verweer. Zij voert primair aan dat het verzoek moet worden afgewezen. Subsidiair – voor het geval de rechtbank geen ruimte ziet voor herformulering van het verzoek van [verzoeker] – stelt zij een voorwaardelijk tegenverzoek in tot het bevelen van een (aanvullend) voorlopig deskundigenbericht met betrekking tot het tweede ongeval door een neuroloog, met eventueel een neuropsychologisch hulponderzoek.

Het deskundigenrapport van Verlooy is op gezamenlijk verzoek van partijen tot stand gekomen en dient als uitgangspunt voor de verdere beoordeling van de gevolgen van het eerste ongeval. [verzoeker] heeft niet onderbouwd dat er sprake is van zwaarwegende en steekhoudende bezwaren tegen dat rapport. [verzoeker] heeft bovendien geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om naar aanleiding van het conceptrapport opmerkingen te maken. Een second opinion van een neuro(psycho)loog ontbreekt. Mengelberg is als psychiater niet bevoegd en bekwaam om uitspraken te doen over neurologie en neuropsychologie.

Allianz erkent dat de gevolgen van het tweede ongeval nog onvoldoende zijn beoordeeld. Daarom dienen Verlooy en Koene ten aanzien van het tweede ongeval aanvullend te rapporteren. Het verzoek tot het benoemen van een psychiater moet worden afgewezen. Een psychiater kan alleen een psychiatrische diagnose stellen als eerst een neurologische oorzaak is uitgesloten. Een psychiatrische expertise is daarom prematuur, aldus Allianz.

4De beoordeling

4.1.

Het verzoekschrift strekt ertoe dat de rechtbank een voorlopig deskundigenbericht zal bevelen. Een voorlopig deskundigenbericht als bedoeld in artikel 202 Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering (Rv) kan ertoe dienen een partij de mogelijkheid te verschaffen aan de hand van dat uit te brengen deskundigenbericht zekerheid te verkrijgen omtrent voor de beslissing van het geschil relevante feiten of omstandigheden waardoor hij zijn procespositie beter kan beoordelen.

4.2.

Tussen partijen is niet in geschil dat deskundigenonderzoek nodig is. [verzoeker] verzoekt echter een neurologisch en psychiatrisch deskundigenonderzoek dat zich uitstrekt over de beide ongevallen. Allianz meent dat ter aanvulling van het rapport van Verlooy kan worden volstaan met een neurologische expertise naar de gevolgen van het tweede ongeval, met eventueel een neuropsychologisch hulponderzoek.

4.3.

De rechtbank zal een neurologisch deskundigenonderzoek bevelen dat ziet op de gevolgen van het tweede ongeval. De te benoemen deskundige dient als uitgangspunt mee te nemen het deskundigenrapport van Verlooy (en Koene) met betrekking tot het eerste ongeval. De rechtbank licht dit hierna toe.

4.4.

Partijen hebben gezamenlijk aan Verlooy opdracht gegeven tot het uitbrengen van het deskundigenrapport over het eerste ongeval. Volgens vaste rechtspraak is het aan de rechter om te beoordelen welke bewijskracht aan een deskundigenrapport toekomt. Omdat de rechtbank niet zelf kan beoordelen of het rapport van een (medisch) deskundige inhoudelijk juist is, zal de rechtbank in beginsel afgaan op de inhoud en conclusie van een op gezamenlijk verzoek opgesteld deskundigenrapport. Voorwaarde daarvoor is wel dat dat rapport op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen. De motivering en conclusies van de deskundige moeten deugdelijk zijn onderbouwd en voortvloeien uit de door hem in het rapport vermelde gegevens. Door een partij aangevoerde zwaarwegende en steekhoudende bezwaren tegen het deskundigenbericht kunnen ertoe leiden dat de rechtbank (de conclusie van) het deskundigenrapport bij de beoordeling buiten beschouwing zal laten. Daarvan is onder andere sprake wanneer het deskundigenbericht niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen van onpartijdigheid, consistentie, inzichtelijkheid en logica.

4.5.

Voor zover [verzoeker] heeft beoogd dat het neurologisch deskundigenonderzoek zich ook zal uitstrekken over het eerste ongeval, stuit dit af op de afwezigheid van zwaarwegende en steekhoudende bezwaren tegen het rapport van Verlooy. Een deel van de door [verzoeker] genoemde bezwaren betreft onvrede over de gang van zaken. En ander deel ziet op de inhoud van het rapport. Ter onderbouwing van zijn bezwaren had [verzoeker] in deze procedure op zijn minst een medische, neurologische contra expertise in het geding moeten brengen. Dit heeft hij niet gedaan. [verzoeker] heeft enkel (eenzijdig) psychiatrisch onderzoek laten verrichten door Mengelberg. Daarbij komt dat Allianz de bezwaren van [verzoeker] heeft laten beoordelen door Hutchison, die hierover gemotiveerd heeft gerapporteerd en de bezwaren van [verzoeker] niet deelt. Verlooy heeft niet verstrekkender gevolgen getrokken uit de rapportage van Koene dan Koene zelf. Koene heeft opgemerkt dat onderpresteren diende te worden overwogen, niet alleen op grond van de scores op de symptoomvaliditeitstesten, maar ook omdat de extreem afwijkende testuitslagen, indien deze betrouwbaar zouden zijn, op aanzienlijk schedel-/hersenletsel zouden wijzen. Verlooy heeft geconcludeerd dat er geen aanzienlijk schedel-/hersenletsel was, zodat het niet mogelijk is geweest om cognitieve stoornissen betrouwbaar aan te tonen of te objectiveren. Dit oordeel is inzichtelijk en begrijpelijk.

4.6.

De rechtbank ziet onvoldoende aanleiding om al op dit moment over te gaan tot psychiatrisch deskundigenonderzoek. Zij volgt Allianz in haar standpunt dat het prematuur is om een psychiater te benoemen.

De persoon van de deskundige

4.7.

[verzoeker] heeft dr. L.J. Kappelle voorgedragen als te benoemen neurologisch deskundige en dr. J. Bruins als neuropsycholoog. Allianz heeft bezwaar gemaakt tegen de benoeming deze deskundigen. Allianz heeft voorgesteld om te benoemen als neurologisch deskundige Verlooy, P. Dellemijn (verbonden aan Expertise Centrum Neurologie), dr. E.M.H. van den Doel (Van den Doel Neurologische Expertise), dr. H.J.J.A. Bernsen (CWZ) of dr. A. Verrips (CWZ). Zij heeft als neuropsychologische deskundigen voorgesteld Van der Scheer en drs. M. Vlugter. [verzoeker] heeft bezwaar gemaakt tegen benoeming van deze deskundigen.

4.8.

Gezien de bezwaren van partijen tegen de hiervoor genoemde deskundigen, heeft de rechtbank prof. dr. P. Portegies, neuroloog, verbonden aan Expertise Centrum MediLibra benaderd (hierna Portegies). Portegies heeft desgevraagd aangegeven dat hij vrijstaat ten opzichte van partijen en bereid is als deskundige op te treden. De rechtbank zal daarom overgaan tot benoeming van Portegies als deskundige.

4.9.

Desgewenst kan de deskundige een neuropsychologisch onderzoek inroepen. Ter zitting is gebleken dat partijen in dat geval geen bezwaar hebben tegen het inschakelen van drs. T. Koene.

Vraagstelling

4.10.

Allianz heeft bezwaar tegen de door [verzoeker] in het verzoekschrift vermelde vraagstelling. Zij stelt zich op het standpunt dat conform vaste rechtspraak, de IWMD-vraagstelling moet worden gevolgd. Allianz verzoekt de rechtbank de door haar in het verweerschrift vermelde “uitgeklapte” (met vermelding van de verwijzingen naar de RMSR) IWMD-vraagstelling aan de deskundige voor te leggen. In de vraagstelling moet worden opgenomen dat het een aanvullend onderzoek betreft dat ziet op het tweede ongeval.

[verzoeker] heeft geen bezwaar gemaakt tegen de door Allianz voorgestelde vraagstelling. De rechtbank zal deze vraagstelling volgen. Zij zal de aan de deskundige voor te leggen vragen opnemen in de beslissing.

Voorschot deskundigenkosten

4.11.

De rechtbank vindt in het navolgende aanleiding de kosten van het voorlopig deskundigenbericht ten laste van Allianz te brengen:

  • -

    tussen partijen staat vast dat Allianz (als WAM-verzekeraar) aansprakelijk is voor de door [verzoeker] als gevolg van het ongeval geleden schade;

  • -

    de met het voorlopig deskundigenbericht gemoeide kosten zullen op grond van artikel 6:96 lid 2 aanhef en sub b van het Burgerlijk Wetboek in beginsel door Allianz moeten worden gedragen indien de door [verzoeker] gestelde gevolgen van het ongeval komen vast te staan;

  • -

    denkbaar is dat deze kosten ook door Allianz zullen moeten worden gedragen indien de door [verzoeker] gestelde gevolgen van het ongeval niet komen vast te staan.

Prof. dr. Portegies heeft aangegeven de kosten voor het deskundigenrapport te begroten op € 5.804,13. Hij denkt voor het onderzoek 20 uur nodig te hebben. Het voorschot ad € 5.804,13 zal daarom door Allianz moeten worden betaald.

Slotopmerkingen

4.12.

De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundigen. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals in de beslissing omschreven. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht, met name in het nadeel van de tekortschietende partij.

In het bijzonder wijst de rechtbank op de verplichting om de deskundigen nadere inlichtingen en gegevens te verstrekken indien deze daarom verzoeken. Voor een adequate afwikkeling is het van belang dat de ingeschakelde deskundigen over een compleet medisch dossier beschikken, zodat zij volledig worden geïnformeerd en wordt voorkomen dat de kwaliteit van de onderzoeken en de waarheidsvinding in gevaar komen.

4.13.

Indien een partij desgevraagd of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundigen doet toekomen, dient zij daarvan direct afschrift aan de wederpartij te verstrekken.

4.14.

Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

5De beslissing

De rechtbank

5.1.

beveelt een deskundigenonderzoek ter beantwoording van de volgende vragen:

Inleiding

[verzoeker] is op 27 september 2012 en 18 november 2020 betrokken geweest bij ongevallen waarbij hij mogelijk letsel heeft opgelopen. Het ongeval van 27 september 2012 betreft een achterop aanrijding waarbij [verzoeker] stilstaand in zijn auto van achteren is aangereden door een vrachtwagen. Bij het ongeval van 18 november 2020 is [verzoeker] rijdend op zijn elektrische fiets aangereden door een achterop komende auto. De lezing van de precieze toedracht van de bij Allianz verzekerde en [verzoeker] verschilt. Ten aanzien van het ongeval van 27 september 2012 is reeds een expertise verricht door neuroloog Verlooy en neuropsycholoog Koene. Uw beoordeling betreft een vervolgexpertise ten aanzien van het ongeval van 18 november 2020.

Algemene toelichting

Deze vraagstelling is bedoeld om niet-medici die zich bezighouden met de afwikkeling van letselschade inzicht te geven in de medische uitgangspunten die van belang zijn bij het bepalen van de omvang van de schade die de onderzochte heeft geleden (en in de toekomst mogelijk zal lijden) als gevolg van een ongeval. Deze schade wordt in het civiele aansprakelijkheidsrecht vastgesteld aan de hand van een vergelijking tussen de gezondheidstoestand van de onderzochte zoals die na het ongeval is ontstaan en zich waarschijnlijk in de toekomst zal voortzetten (de situatie met ongeval) en de hypothetische situatie waarin de onderzochte zich zou hebben bevonden als het ongeval nooit had plaatsgevonden (de situatie zonder ongeval).

Deze systematiek vormt de grondslag van deze vraagstelling. Onderdeel 1 heeft betrekking op de gezondheidstoestand en het functioneren van de onderzochte in de situatie met ongeval. In onderdeel 2 wordt aan de deskundige gevraagd zo nauwkeurig mogelijk te beschrijven hoe de gezondheidstoestand en het functioneren van de onderzochte in de hypothetische situatie zonder ongeval zouden zijn geweest. De gezondheidssituatie van de onderzochte voorafgaand aan het ongeval is relevant voor de beoordeling van beide situaties.

Bij het opstellen van deze vraagstelling is aansluiting gezocht bij de Richtlijn Medisch Specialistische Rapportage (RMSR). In deze richtlijn is geformuleerd aan welke eisen een deskundige en diens rapportage moeten voldoen. De richtlijn is bedoeld als hulpmiddel voor deskundigen bij het uitvoeren van hun werkzaamheden. De deskundige wordt verzocht de aanbevelingen en bepalingen in de richtlijn — zo veel als mogelijk — in acht te nemen.

1De situatie met ongeval

Anamnese

a. Hoe luidt de anamnese voor wat betreft de aard en de ernst van het letsel, het verloop van de klachten, de toegepaste behandelingen en het resultaat van deze behandelingen? Welke overige klachten en beperkingen op uw vakgebied worden desgevraagd gemeld? Wilt u in uw anamnese vermelden welke beperkingen op uw vakgebied de onderzochte aangeeft in relatie tot de activiteiten van het algemene dagelijks leven (ADL), loonvormende arbeid en het uitoefenen van hobby’s, bezigheden in recreatieve sfeer en zelfwerkzaamheid? Deze vraag dient te worden beantwoord voor de periode die nog niet is beschreven in het rapport van Verlooy en Koene.

Aanbeveling 2.2.4. RMSR: De beschrijving van de anamnese is deugdelijk en compleet, en beperkt zich tot de relevante gegevens. De beschrijving van de anamnese bevat uitsluitend het verhaal van de onderzochte in diens bewoordingen. Er worden daarbij geen termen gebezigd of feiten vermeld die uitsluitend kunnen zijn ontleend aan aangeleverde of verkregen medische gegevens of een interpretatie daarvan. Als hieraan wordt voldaan, dan verwoordt de anamnese per definitie het subjectieve verhaal van de onderzochte. Termen als “betrokkene zou (...)“ worden vermeden. Ook voegt de expert bij de beschrijving van de anamnese geen voorlopige conclusies of eigen interpretaties toe. Auto-anamnese en hetero-anamnese worden gescheiden en als zodanig genoemd weergegeven.

Medische gegevens

b. Wilt u op basis van het medisch dossier van de onderzochte een beschrijving geven van:

i. De medische voorgeschiedenis van de onderzochte op uw vakgebied, voor zover nog niet beschreven in het rapport van Verlooy en Koene;

ii. De medische behandeling van het letsel van de onderzochte en het resultaat daarvan, voor zover nog niet beschreven in het rapport van Verlooy en Koene.

Aanbeveling 2.2.6 RMSR: Uit het rapport blijkt van welke van de meegestuurde gegevens kennis werd genomen en op welke wijze de daaraan ontleende feiten zijn meegewogen in het eindoordeel. Bij voorkeur wordt in het rapport een samenvatting opgenomen van de aan de meegestuurde gegevens ontleende feiten.

Medisch onderzoek

c. Wilt u een beschrijving geven van uw bevindingen bij lichamelijk en eventueel hulponderzoek? N.B. De bevindingen van het lichamelijk en hulponderzoek voor het ongeval van 27 september 2012 zijn reeds beschreven in het rapport van Verlooy en Koene.

Aanbeveling 2.2.5 RMSR: Er wordt een adequaat lichamelijk en/of psychiatrisch onderzoek verricht, maar slechts voor zover dat relevant is voor de beantwoording van de vraagstelling. Niet relevant onderzoek blijft uitdrukkelijk achterwege. Indien mogelijk worden de resultaten in kwantitatieve vorm weergegeven. Bij de beschrijving van de onderzoeksresultaten kan medisch jargon uiteraard niet worden vermeden.

Aanbeveling 2.2.7 RMSR: Indien de expert aanvullend hulponderzoek (radiologisch, neuropsychologisch of anderszins) laat verrichten en de uitkomsten daarvan in zijn conclusies betrekt, dan dienen de verslagleggingen van deze onderzoeken bij het expertiserapport gevoegd te worden.

Consistentie

d. Is naar uw oordeel sprake van een onderlinge samenhang als het gaat om de informatie die is verkregen van de onderzochte zelf, de feiten zoals die uit het medisch dossier naar voren komen en uw bevindingen bij onderzoek en eventueel hulponderzoek? N.B. voor het ongeval van 27 september 2012 is dit reeds beschreven in het rapport van Verlooy en Koene.

e. Voor zover u de vorige vraag ontkennend beantwoordt, wilt u dan aangeven wat de reactie was van de onderzochte op de door u geconstateerde inconsistenties en welke conclusies u daaruit trekt? N.B. voor het ongeval van 27 september 2012 is dit reeds beschreven in het rapport van Verlooy en Koene.

Aanbeveling 2.2.8 RMSR: Als de anamnese niet overeenkomt met de feiten zoals die uit de stukken naar voren komen, dan dient uit het rapport te blijken dat de onderzochte, voor zover dat medisch verantwoord is, met deze discrepantie werd geconfronteerd. Vermeld wordt, wat zijn reactie daarop was en wat daaruit kan worden geconcludeerd.

Diagnose

f. Wat is de diagnose op uw vakgebied ten aanzien van het ongeval van 18 november 2020? Wilt u daarbij u differentiaal diagnostische overweging geven?

Aanbeveling 2.2.15 RMSR: Waar nodig wordt een differentiaaldiagnostische overweging gegeven.

Beperkingen

g. Welke beperkingen op uw vakgebied bestaan naar uw oordeel bij de onderzochte in zijn huidige toestand, ongeacht of de beperkingen voortvloeien uit het ongeval? Wilt u deze beperkingen zo uitgebreid mogelijk beschrijven, op semi-kwantitatieve wijze weergeven en zo nodig toelichten ten behoeve van een eventueel in te schakelen arbeidsdeskundige? N.B. voor het ongeval van 27 september 2012 is dit reeds beschreven in het rapport van Verlooy en Koene.

Aanbeveling 2.2.17 RMSR: Uit het rapport blijkt dat de expert de beperkingen van de onderzochte baseert op zijn eigen professionele oordeel en dat hij niet klakkeloos de door de onderzochte genoemde beperkingen heeft overgenomen.

Aanbeveling 2.2.18 RMSR: De eventuele beperkingen van de onderzochte worden zo nauwkeurig mogelijk beschreven en slechts in semikwantitatieve vorm weergegeven. De expert zal zelf geen gekwantificeerde belastbaarheidsprofielen opstellen (bijvoorbeeld volgens de Fl5- of FML-methodiek).

Medische eindsituatie

h. Acht u de huidige toestand van de onderzochte zodanig dat een beoordeling van de blijvende gevolgen van het ongeval mogelijk is, of verwacht u in de toekomst nog een belangrijke verbetering of verslechtering van het op uw vakgebied geconstateerde letsel?

i. Zo ja, welke verbetering of verslechtering verwacht u?

j. Kunt u aangeven op welke termijn en in welke mate u die verbetering dan wel verslechtering verwacht?

k. Kunt u aangeven welke gevolgen deze verbetering dan wel verslechtering zal hebben voor de beperkingen (als bedoeld in vraag 1g)?

l. Welke huidige mate van functieverlies (impairment) kunt u vaststellen op uw vakgebied? Wilt u dit uitdrukken in een percentage volgens de richtlijnen van de American Medical Association (AMA-guides, zesde druk), en de (eventuele) richtlijnen van uw eigen beroepsvereniging?

Aanbeveling 2.2.14 RMSR: Als de expert om een inschatting wordt gevraagd en hij zich competent acht deze inschatting te maken, dan zorgt hij ervoor dat duidelijk wordt op welke wijze deze inschatting tot stand is gekomen. Hij geeft aan wat daarbij heeft meegewogen en wat van doorslaggevende betekenis is geweest.

2De situatie zonder ongeval

Meestal zal het niet mogelijk zijn om onderstaande vragen (met name de vragen 2c met zekerheid te beantwoorden. Van u wordt ook niet gevraagd zekerheid te bieden. Wel wordt gevraagd of u vanuit uw kennis en ervaring op uw vakgebied uw mening wilt geven over kansen en waarschijnlijkheden. Het is dus de bedoeling dat u aangeeft wat u op grond van uw deskundigheid op uw vakgebied op deze vragen kunt antwoorden.

Aanbeveling 2.2.14 RMSR: Als de expert om een inschatting wordt gevraagd en hij zich competent acht deze inschatting te maken, dan zorgt hij ervoor dat duidelijk wordt op welke wijze deze inschatting tot stand is gekomen. Hij geeft aan wat daarbij heeft meegewogen en wat van doorslaggevende betekenis is geweest.

Aanbeveling 2.2.16 RMSR: Een eventuele causaliteitsvraag wordt uitsluitend beantwoord vanuit de medische causaliteitsgedachte, dat wil zeggen op grond van datgene wat bekend en herkenbaar is met betrekking tot het ontstaan en het beloop van de onderhavige klachten en verschijnselen. Deze vraagstelling geschiedt in overeenstemming met de gangbare inzichten dan wel richtlijnen van de desbetreffende wetenschappelijke vereniging. De expert zal nimmer klachten aan een ongeval “toerekenen” of de causaliteit ervan louter baseren op het feit dat ze pas na het ongeval debuteerden.

Klachten, afwijkingen en beperkingen voor ongeval

a. Bestonden voor het ongeval van 18 november 2020 bij de onderzochte reeds klachten en afwijkingen op uw vakgebied die de onderzochte thans nog steeds heeft?

b. Zo ja, kunt u dan aangeven welke beperkingen (aanbeveling 2.2.17 en aanbeveling 2.2.18 RMSR) en welk percentage functionele invaliditeit voor het ongeval uit deze klachten en afwijkingen voortvloeiden en thans nog steeds uit deze klachten en afwijkingen voortvloeien?

Aanbeveling 2.2.17 RMSR: Uit het rapport blijkt dat de expert de beperkingen van de onderzochte baseert op zijn eigen professionele oordeel en dat hij niet klakkeloos de door de onderzochte genoemde beperkingen heeft overgenomen.

Aanbeveling 2.2.18 RMSR: De eventuele beperkingen van de onderzochte worden zo nauwkeurig mogelijk beschreven en slechts in semikwantitatieve vorm weergegeven. De expert zal zelf geen gekwantificeerde belastbaarheidsprofielen opstellen (bijvoorbeeld volgens de Fl5- of FML-methodiek).

Klachten, afwijkingen en beperkingen zonder ongeval

c. Zijn er daarnaast op uw vakgebied klachten en afwijkingen die er ook zouden zijn geweest of op enig moment ook hadden kunnen ontstaan, als het ongeval van 18 november 2020 de onderzochte niet was overkomen?

d. Zo ja (dus zonder ongeval ook klachten), kunt u dan een indicatie geven met welke mate van waarschijnlijkheid, op welke termijn en in welke omvang de klachten en afwijkingen dan hadden kunnen ontstaan?

e. Kunt u aangeven welke beperkingen (aanbeveling 2.2.17 en aanbeveling 2.2.18 RMSR) en welke percentage functionele invaliditeit uit deze klachten en afwijkingen zouden zijn voortgevloeid?

f. Verwacht u in de toekomst nog een belangrijke verbetering of verslechtering van de op uw vakgebied geconstateerde niet ongevalgerelateerde klachten en afwijkingen?

g. Zo ja, welke verbetering of verslechtering verwacht u?

h. Kunt u aangeven op welke termijn en in welke mate u die verbetering dan wel verslechtering verwacht?

i. Kunt u aangeven welke gevolgen deze verbetering dan wel verslechtering zal hebben voor de beperkingen (als bedoeld in vraag 2e)?

Aanbeveling 2.2.17 RMSR: Uit het rapport blijkt dat de expert de beperkingen van de onderzochte baseert op zijn eigen professionele oordeel en dat hij niet klakkeloos de door de onderzochte genoemde beperkingen heeft overgenomen.

Aanbeveling 2.2.18 RMSR: De eventuele beperkingen van de onderzochte worden zo nauwkeurig mogelijk beschreven en slechts in semikwantitatieve vorm weergegeven. De expert zal zelf geen gekwantificeerde belastbaarheidsprofielen opstellen (bijvoorbeeld volgens de Fl5- of FML-methodiek).

3Overig

Aanbeveling 2.2.11 RMSR: Indien de expert bevindingen doet waar niet naar wordt gevraagd maar die hij ter zake relevant vindt, dan vermeldt hij deze in het rapport.

a. Heeft u naar aanleiding van uw bevindingen nog opmerkingen die relevant kunnen zijn voor het verdere verloop van deze zaak?

5.2.

benoemt tot deskundige:

Prof. dr. P. Portegies

Expertise Centrum MediLibra

(etc. ... red. LSA LM)ECLI:NL:RBNHO:2024:12657