RBOBR 031224 neuroloog mag ook kennisnemen van eerder rapport neurochirurg, maar hoeft dit niet tot uitgangspunt te nemen
- Meer over dit onderwerp:
RBOBR 031224 delay bij subduraal empyeem en hersenontsteking; rb benoemt neuroloog;
- neuroloog mag ook kennisnemen van eerder rapport neurochirurg, maar hoeft dit niet tot uitgangspunt te nemen
- neuroloog mag onderzoek naar eigen inzicht inrichten, hoeft daarbij niet behandelend neuroloog te raadplegen
- lidmaatschap NVMSR is een pré, ook nu een bestuurslid van de NVMSR optreedt als medisch adviseur voor verzekeraar
2Het verzoek
2.1.
Het verzoek van MMC en MediRisk strekt ertoe dat de rechtbank een voorlopig deskundigenbericht door een neuroloog zal bevelen. Daaraan leggen zij samengevat het volgende ten grondslag.
2.2.
Op 16 april 2019 is [verweerder] (op dat moment 60 jaar oud) in het MMC opgenomen met een beeld van een hersenvliesontsteking. Op 29 april 2019 bleek sprake van hersenontsteking en een subduraal empyeem rechts (een opeenhoping van pus tussen het harde hersenvlies en het spinnenwebvlies). In verband met een verslechtering van haar toestand is zij op 29 april 2019 met spoed overgeplaatst naar het Universitair Medisch Centrum in Maastricht, waar het empyeem met een operatie is ontlast. In dat ziekenhuis heeft zij vijf maanden gelegen. Daarna heeft zij nog 10 maanden gerevalideerd in een revalidatiecentrum, en vanaf daar is zij overgeplaatst naar een verpleeghuis. In verband met haar (neurologische) klachten en beperkingen verblijft zij daar nog altijd.
2.3.
Op 28 juni 2019 hebben [verweerder] en haar echtgenoot het MMC aansprakelijk gesteld in verband met het vermoeden van een medische kunstfout.
2.4.
Op 26 maart 2020 heeft beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar MediRisk namens het MMC aansprakelijkheid erkend voor een verwijtbaar delay in de juiste diagnosestelling en behandeling vanaf 26 april 2019. MediRisk gaf daarbij aan niet te kunnen uitsluiten dat het delay al eerder dan op 26 april 2019 is ingetreden.
2.5.
Op gezamenlijk verzoek van partijen heeft een neurochirurgisch onderzoek plaatsgevonden door dr. [A] , die daarover op 6 maart 2023 zijn rapport heeft uitgebracht. De conclusies van [A] zijn als volgt kort samen te vatten:
- -
het zou verstandig zijn geweest als bij binnenkomst op 16 april 2019 (of in elk geval binnen 24 uur nadien) een subduraal empyeem middels een MRI of CT met contrast zou zijn uitgesloten, maar het is onwaarschijnlijk dat op die MRI of CT met contrast een subduraal empyeem gezien zou zijn, en neurochirurgische interventie op 16 april 2019 was daarom niet geïndiceerd geweest,
- -
de CT-scan van 22 april 2019 liet een toename van de grootte en massaverwerking van de rechts frontale subdurale collectie zien, wat aanleiding had moeten zijn om te denken aan een zich ontwikkelend empyeem, in verband waarmee aanvullende diagnostiek middels MRI had moeten plaatsvinden,
- -
na een verbetering van het klinisch beeld tussen 23 en 25 april 2019, was op 26 april 2019 opnieuw sprake van een verslechtering, wat aanleiding had moeten geven tot een herhaling van beeldvormende diagnostiek, waarmee het aannemelijk is dat er dan (wel) een subduraal empyeem zou zijn waargenomen, dat vervolgens tot neurochirurgisch ingrijpen zou hebben geleid,
- -
het moment waarop het subdurale empyeem redelijkerwijs via nadere beeldvorming had kunnen worden vastgesteld en behandeld, lag op zijn vroegst tussen 22 en 26 april 2019,
- -
het is de vraag of eerdere neurochirurgische interventie tot een betere neurologische uitkomst zou hebben geleid, omdat de uitval vooral het gevolg is van de uitgebreide hersenontsteking en niet van het subdurale empyeem, en het beloop van die ontsteking niet zou zijn beïnvloed door een eerdere operatie van het empyeem.
2.6.
Op grond van dit rapport van [A] hebben MMC en MediRisk op 18 januari 2023 het standpunt ingenomen dat op 26 april 2019 weliswaar een aanvullende scan/MRI gemaakt had moeten worden, maar dat het nalaten daarvan geen gevolgen voor het verdere beloop heeft gehad. Zij hebben hierbij ook verwezen naar adviezen van hun medisch adviseur neuroloog [B] .
2.7.
Omdat [verweerder] het niet helemaal eens was met de conclusies van [A] en het daarop gebaseerde standpunt van MMC en MediRisk, en vanwege de ernst van de kwestie, hebben MMC en MediRisk voorgesteld een aanvullend deskundigenonderzoek door een neuroloog te laten uitvoeren.
2.8.
Partijen zijn het erover eens geworden dat een neurologisch deskundigenonderzoek moet plaatsvinden, maar zij hebben geen overeenstemming kunnen bereiken over onder meer de vraagstelling en de persoon van de deskundige. Daarom hebben MMC en MediRisk de rechtbank gevraagd om een voorlopig deskundigenonderzoek te gelasten als bedoeld in artikel 202 Rv. Zij hebben in dat verband een voorstel gedaan voor de vraagstelling en de namen genoemd van drie neurologen, waarvan zij er één door de rechtbank benoemd zouden willen zien. MMC en MediRisk hebben verder enkele voorstellen gedaan voor instructies die bij de opdracht aan de te benoemen deskundige zouden moeten worden gegeven.
3Het verweer
3.1.
[verweerder] verzet zich (deels) tegen toewijzing van het verzoek zoals dat door MMC en MediRisk is gedaan, en voert daartoe het volgende aan.
3.2.
[verweerder] meent kort samengevat dat het delay al bij binnenkomst in het MMC op 16 april 2019 is aangevangen, maar in elk geval (op zijn laatst) op 22 april 2019. Zij betwist een aantal van de conclusies van [A] en baseert zich hierbij op adviezen van haar medisch adviseur [C] .
3.3.
[verweerder] onderschrijft de noodzaak tot een deskundigenonderzoek door een onafhankelijk neuroloog, maar is het niet eens met de door MMC en MediRisk voorgestelde vraagstelling. [verweerder] heeft in het verweerschrift een eigen voorstel voor een vraagstelling gedaan. [verweerder] is ook niet akkoord met benoeming van één van de drie neurologen die zijn genoemd door MMC en MediRisk. Zij heeft namen genoemd van andere neurologen waarvan zij er een benoemd wil zien.
3.4.
Verder maakt [verweerder] bezwaar tegen het meesturen van het rapport van [A] naar de neurologisch expert, zoals MMC en MediRisk hebben verzocht. Zij vraagt de rechtbank te bepalen dat alleen de medische stukken van haar behandelaars naar de deskundige zullen worden gestuurd.
4De beoordeling
4.1.
De rechtbank stelt vast dat partijen het erover eens zijn dat een onafhankelijk deskundigenonderzoek door een neuroloog moet worden bevolen.
De vraagstelling
4.2.
De rechtbank overweegt voorts dat bij de mondelinge behandeling partijen overeenstemming hebben bereikt over de te stellen vragen. Die vragen zullen luiden zoals hierna onder de beslissing geformuleerd.
Het rapport van deskundige [A]
4.3.
MMC en MediRisk vragen de rechtbank om te bepalen dat de te benoemen deskundige neuroloog het rapport van [A] als uitgangspunt dient te nemen voor het onderzoek, omdat dit een gezamenlijk aangevraagd deskundigenbericht is, en partijen daar in beginsel aan zijn gebonden.
4.4.
[verweerder] vraagt de rechtbank om te bepalen dat alleen haar medisch dossier naar de deskundige zal worden verstuurd. Zij betwist dat zij aan het rapport van [A] is gebonden, aangezien dit rapport op sommige punten innerlijk tegenstrijdig is en uitgaat van de verkeerde aanname dat als er geen randaankleuring van de subdurale collectie zichtbaar is, er ook geen sprake is van een empyeem. Zij meent daarom dat het rapport van [A] niet meegestuurd moet worden naar de deskundige, om te voorkomen dat deze bij het vormen van zijn oordeel bewust of onbewust door dat rapport wordt beïnvloed.
4.5.
De rechtbank zal niet bepalen dat de te benoemen deskundige het rapport van [A] als uitgangspunt dient te nemen voor het onderzoek. In hoeverre partijen gebonden zijn aan dit rapport, waarvan de juistheid door [verweerder] wordt weersproken, staat naar het oordeel van de rechtbank nog niet vast: om dit goed te kunnen beoordelen is juist de visie van de te benoemen deskundige van belang. In het kader van deze verzoekschriftprocedure is een dergelijke beoordeling bovendien nog niet aan de orde. De rechtbank is van oordeel dat de te benoemen deskundige een eigen beoordeling zal moeten geven en dat de deskundige daarbij op geen enkele wijze is gebonden aan de conclusies die [A] in zijn rapport van 6 maart 2023 heeft getrokken.
4.6.
De rechtbank acht het wel van belang dat de te benoemen deskundige kennisneemt van het rapport van [A] en van de visie daarop van de medisch adviseurs van partijen. Daarom zal de rechtbank bepalen dat MMC en MediRisk het volledige procesdossier aan de deskundige moeten toesturen. De deskundige kan op die manier kennisnemen van het medisch behandeldossier van [verweerder] én van de verschillen in opvattingen tussen (de medisch adviseurs van) partijen over de medische aspecten van de zaak. De rechtbank verwacht van de te benoemen deskundige dat deze vanuit zijn professionaliteit in staat is om een onafhankelijke positie in te nemen, zowel ten opzichte van partijen als ten opzichte van neurochirurg [A] , en dat hij de te stellen vragen onpartijdig en naar beste weten zal beantwoorden, met inachtneming van de Leidraad deskundigen in civiele zaken.
Het medisch dossier
4.7.
MMC en MediRisk stellen dat zij beschikken over een uitvoerig medisch dossier, dat de deskundige rechtstreeks bij hen kan opvragen. Eventuele ontbrekende medische stukken kan de deskundige desgewenst bij de zorgverlener(s) van [verweerder] opvragen, aldus MMC en MediRisk.
4.8.
De rechtbank zal bepalen dat MMC en MediRisk zowel het procesdossier als het medisch dossier zoals dat nu beschikbaar is, in afschrift naar de deskundige moeten toesturen. De rechtbank zal daarbij bepalen, zoals verzocht door [verweerder] , dat MMC en MediRisk het medisch dossier, alvorens dit in afschrift naar de deskundige te sturen, eerst naar de advocaat van [verweerder] zullen sturen voor akkoord. Indien en voor zover de deskundige meent dat mogelijk relevante medische stukken ontbreken, kan hij deze opvragen bij partijen. Eventueel kan de deskundige ook rechtstreeks nadere medische informatie opvragen bij de zorgverlener(s) van [verweerder] , mits de deskundige daartoe vooraf door haar zal zijn gemachtigd.
Hoor en wederhoor
4.9.
De rechtbank zal niet in de beslissing opnemen dat het beginsel van hoor en wederhoor meebrengt dat, als [verweerder] door de deskundige zal worden gehoord, ook de neuroloog die haar heeft behandeld door de deskundige moet worden gehoord, zoals MMC en MediRisk bepleiten.
4.10.
De rechtbank stelt voorop dat het aan de deskundige is om te bepalen op welke wijze hij het onderzoek inricht. Het staat de deskundige vrij om de betrokken arts te horen, indien hij dat voor zijn onderzoek noodzakelijk of nuttig acht. Dat volgt ook uit de Leidraad deskundigen in civiele zaken (randnummer 5.3.2 onder 27). Het beginsel van hoor en wederhoor maakt het naar het oordeel van de rechtbank evenwel niet zonder meer noodzakelijk dat, indien [verweerder] door de deskundige wordt onderzocht, ook de betrokken arts wordt gehoord. [verweerder] wordt in dat geval door de deskundige gezien omdat zij medisch moet worden onderzocht. Daarbij hoort dat een anamnese wordt afgenomen. Een dergelijk medisch onderzoek houdt niet in dat met [verweerder] over de onderzoeksvragen, de bevindingen of de voorlopige conclusies van de deskundige wordt gesproken. Op de feitelijke bevindingen van de deskundige uit het medisch onderzoek en de conclusies die de deskundige daaruit trekt, mogen partijen na de opstelling van de concept-rapportage reageren. In dat kader mogen zij opmerkingen maken en verzoeken doen en de deskundige zal daarop – mits deze vallen binnen het kader van de onderzoeksvragen – gemotiveerd moeten reageren, zo volgt uit randnummer 5.3 van de Leidraad deskundigen in civiele zaken. Daarmee wordt voldoende recht gedaan aan het beginsel van hoor en wederhoor.
De persoon van de deskundige
4.11.
MMC en MediRisk hebben vier namen genoemd van personen die zij geschikt vinden om als deskundige in deze zaak te worden benoemd (de heren [D] , [E] , [F] en [G] ). [verweerder] heeft tegen deze vier personen bezwaren naar voren gebracht, en de namen genoemd van twee personen die zij geschikt vindt (de heren [H] en [I] ). MMC en MediRisk hebben op hun beurt tegen deze twee personen bezwaren naar voren gebracht.
4.12.
De rechtbank overweegt dat de te benoemen deskundige bij voorkeur een persoon is waarin beide partijen vertrouwen stellen. In dit geval zijn partijen echter niet tot een gezamenlijke voordracht kunnen komen. Over en weer hebben zij bezwaren geuit tegen de door de andere partij genoemde personen. Het is daarom aan de rechtbank om een keuze te maken welke persoon hiervoor te benaderen.
4.13.
In het algemeen overweegt de rechtbank hierbij dat het enkele feit dat de medisch adviseur van MMC en MediRisk, de heer [B] , bestuurslid is van de Nederlandse Vereniging voor Medisch Specialistische Rapportage (NVMSR) niet tot gevolg heeft dat andere leden van die vereniging niet kunnen worden benoemd, omdat alsdan sprake zou zijn van (een schijn van) belangenverstrengeling. Zoals MMC en MediRisk met recht naar voren brengen, is het lidmaatschap van de NVMSR juist een pré. Gelet op de strenge toelatings- en opleidingseisen die deze vereniging hanteert, verhoogt dat lidmaatschap de kans op een kwalitatief goed gemotiveerd deskundigenrapport.
4.14.
De rechtbank overweegt verder dat bij een deskundigenonderzoek naar de zorgvuldigheid van medisch handelen door een neuroloog (en de eventuele gevolgen van onzorgvuldig medisch handelen) het zijn van professor, met als aandachtsgebied het specifieke deelterrein van de neurologie waar de kwestie over gaat, in het algemeen niet als een bezwaar kan worden gezien. Anders dan MMC en MediRisk veronderstellen, moet een deskundige die professor is naar het oordeel van de rechtbank in staat worden geacht te beoordelen of een arts heeft gehandeld zoals van ‘een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot’ kan worden verwacht, zonder daarbij de lat te hoog te leggen. In dit verband is van belang dat de vraagstelling aan de deskundige uitdrukkelijk ziet op het al dan niet handelen volgens de voor het betreffende vakgebied (in dit geval de neurologie) algemeen geldende professionele standaarden. Tegelijk acht de rechtbank het, anders dan [verweerder] , ook niet noodzakelijk dat de te benoemen deskundige professor/hoogleraar is en gespecialiseerd op het betreffende medische deelterrein.
4.15.
De rechtbank zal een neuroloog benaderen om als deskundige in deze zaak te worden benoemd. De benoeming zal in een latere beschikking plaatsvinden.
Het voorschot
4.16.
Uitgangspunt in de wet is dat het voorschot op de kosten van de deskundige door de verzoekende partij moet worden betaald. De rechtbank ziet geen aanleiding om in dit geval af te wijken van dit uitgangspunt. Het voorschot moet daarom door MMC en MediRisk worden betaald. MMC en MediRisk hebben ook al aangegeven dat zij bereid zijn om de redelijke kosten van de deskundige te vergoeden.
Conceptrapportage
4.17.
De rechtbank zal conform het verzoek daartoe van MMC en MediRisk bepalen (onder 5.9, laatste onderdeel, van de beslissing) dat de deskundige het concept van zijn rapport zal toesturen aan de advocaten van partijen, waarna partijen niet de gebruikelijke 4 weken maar een wat ruimere periode van 6 weken de tijd zullen krijgen om daarover bij de deskundige opmerkingen te maken en verzoeken te doen, alvorens de deskundige het definitieve rapport zal opmaken, waarin hij de door partijen gemaakte opmerkingen en verzoeken, en zijn reactie daarop, zal moeten vermelden.
Medewerking door partijen
4.18.
De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals hierna onder de beslissing omschreven. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de rechtbank daaraan de gevolgen verbinden die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.
4.19.
Als een partij op verzoek van de deskundige of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundige toestuurt, moet zij daarvan direct een afschrift aan de wederpartij verstrekken.
4.20.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
5De beslissing
De rechtbank
5.1.
beveelt een onderzoek door een deskundige (neuroloog) voor de beantwoording van de volgende vragen:
1. Hoe hoort het in het algemeen te gaan?
-
Kunt u voor de verschillende stadia van de geneeskundige behandeling waar het hier over gaat, aangeven waaruit deze moet bestaan volgens de binnen de beroepsgroep bestaande professionele standaard?
-
Wilt u daarbij zoveel mogelijk verwijzen naar richtlijnen, protocollen en literatuur, en de (digitale) vindplaats daarvan vermelden?
-
Kunt u bij de verschillende stadia van de geneeskundige behandeling aangeven of met de bepaalde handelwijze beoogd wordt een specifiek omschreven medisch doel te bereiken?
-
Zo ja, welk doel?
-
Zijn er meerdere mogelijkheden voor behandeling?
-
Zo ja, voor welke mogelijke behandeling is in dit geval gekozen?
-
Kunt u aangeven of er binnen de beroepsgroep bestaande medisch professionele standaard iets bekend is over het verschil in resultaat van de behandelingen?
2. Hoe is het in dit geval gegaan?
Het gaat bij deze vraag om een zo nauwkeurig mogelijke feitelijke en chronologische
beschrijving van (het verloop van) de medische onderzoeken en verrichtingen tijdens de
opname en behandeling van [verweerder] in het MMC vanaf 16 april 2019.
-
Kunt u op basis van de beschrijving in het medisch dossier en uw bevindingen bij eventueel lichamelijk onderzoek, voor zover verricht, een beschrijving geven van de verschillende stadia van de geneeskundige behandeling zoals verricht bij betrokkene?
-
Voor zover een handeling niet duidelijk is, wilt u dit dan aangeven onder opgave van redenen?
3. De beoordeling van het medisch handelen
U moet deze vraag zo feitelijk mogelijk beantwoorden. U hoeft niet aan te geven in
hoeverre een eventuele afwijking aanvaardbaar, redelijk of verwijtbaar is. Ervan
uitgaande dat aan het empyeem was gedacht en een MRI was gemaakt:
-
Kunt u aangeven of er daarnaast nog onzorgvuldig is gehandeld volgens de op dat moment voor de behandelend arts geldende professionele standaard?
-
Als er niet volgens de professionele standaard is gehandeld, kunt u dan aangeven in hoeverre dat niet is gebeurd, en hoe er anders had moeten en kunnen worden gehandeld?
-
Als er volgens uw antwoord op de vorige vraag anders zou zijn gehandeld, zou de juiste diagnose dan naar uw redelijke verwachting eerder zijn gesteld, en zo ja, wanneer?
4. De gevolgen van het onzorgvuldig medisch handelen
Wat zijn naar uw mening de gevolgen voor patiënte op uw vakgebied van dit door
aangegeven onzorgvuldig medisch handelen?
Wilt u deze gevolgen en eventuele functionele beperkingen op uw vakgebied zo concreet mogelijk weergeven en zo mogelijk uitdrukken in een percentage blijvende functionele invaliditeit met inachtneming van de laatste editie van de AMA-Guide en eventueel toepasselijke richtlijnen? Wilt u zo nauwkeurig mogelijk omschrijven hoe het totale percentage is opgebouwd?
5. Onderzoek op ander vakgebied
Wilt u aangeven op welk ander vakgebied deze gevolgen nader door een andere
specialist dienen te worden onderzocht?
6. De gevolgen bij adequaat medisch handelen
Wat zijn naar uw mening de gevolgen en beperkingen op uw vakgebied die ook bij
adequaat medisch handelen zouden zijn opgetreden?
Wilt u deze gevolgen en eventuele functionele beperkingen op uw vakgebied zo
concreet mogelijk weergeven en zo mogelijk uitdrukken in een percentage blijvende
functionele invaliditeit met inachtneming van de laatste editie van de AMA-Guide en
eventueel toepasselijke richtlijnen? Wilt u zo nauwkeurig mogelijk omschrijven hoe het
totale percentage is opgebouwd?
7. De restverschijnselen bij zorgvuldig handelen
Is er een kans dat ook bij zorgvuldig handelen de door u vastgestelde restverschijnselen
bij patiënte zouden zijn opgetreden? Zo ja, wilt u gemotiveerd aangegeven hoe groot u
die kans acht en indien mogelijk uitdrukken in een percentage, eventueel rekening
houdend met een marge? Indien het niet mogelijk is een percentage te noemen, wilt u deze kans dan uitdrukken in één van de volgende termen: zeker, zeer groot, groot, klein, zeer klein, verwaarloosbaar klein?
Wilt u bij uw antwoord op deze vraag zo mogelijk relevante literatuur vermelden?
8. Medische eindtoestand
Is er thans sprake van een medische eindtoestand? Zo neen:
-
Verwacht u nog een verbetering dan wel een verslechtering ten opzichte van de huidige toestand?
-
Op welke termijn is dit te verwachten en waar is dit eventueel van afhankelijk?
-
In hoeverre zal deze verandering de op dit moment bestaande beperkingen en/of functiestoornissen beïnvloeden?
9. Medisch wetenschappelijke opvattingen
-
Bestaan er over het onderwerp van uw onderzoek medisch wetenschappelijk uiteenlopende opvattingen?
-
Kunt u in hoofdlijnen uiteenzetten in welk opzicht de meningen uiteenlopen (voor zover mogelijk met verwijzing naar literatuur)?
-
Wat is uw eigen opvatting?
-
Kunt u aangeven of een deskundige met een andere opvatting in dit geval tot een ander oordeel was gekomen dan waartoe u komt?
-
Als inderdaad een deskundige met een andere opvatting in dit geval tot een ander oordeel was gekomen: kunt u aangeven wat die conclusie zou zijn geweest?
10. Aanvullende opmerkingen
Heeft u nog opmerkingen die van belang zouden kunnen zijn voor de beoordeling van
deze zaak door de rechter?
5.2.
bepaalt dat de deskundige bij afzonderlijke beschikking zal worden benoemd.
het voorschot
5.3.
bepaalt met het oog op de vaststelling van het voorschot op de kosten van de deskundige het volgende:
- de deskundige moet binnen twee weken na ontvangst van het verzoek van de rechtbank om als deskundige op te treden een begroting van de kosten opgeven aan de griffie van de rechtbank, gespecificeerd naar het verwachte aantal te besteden uren, het uurtarief en de eventuele overige kosten,
- de griffie zal de opgave van de deskundige vervolgens toezenden aan partijen,
- partijen kunnen desgewenst binnen twee weken na dagtekening van de brief/het bericht van de griffie schriftelijk bij de rechtbank bezwaar maken tegen de begroting,
- als niet of niet tijdig bezwaar wordt gemaakt, zal de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige worden vastgesteld op het door de deskundige begrote bedrag,
- als wel tijdig bezwaar wordt gemaakt, zal de hoogte van het voorschot door de rechtbank worden vastgesteld,
het onderzoek
5.4.
bepaalt dat MMC en MediRisk – na vaststelling van het voorschot – het procesdossier in afschrift aan de deskundige moeten toesturen,
5.5.
bepaalt dat MMC en MediRisk – na vaststelling van het voorschot en na het akkoord van de advocaat van [verweerder] als bedoeld in r.o. 4.8. – ook het medisch dossier in afschrift aan de deskundige moeten toesturen,
5.6.
bepaalt dat de deskundige het onderzoek zelfstandig zal instellen op de door de deskundige in overleg met partijen te bepalen tijd en plaats,
5.7.
wijst de deskundige erop dat:
- de deskundige voor aanvang van het onderzoek kennis moet nemen van de Gedragscode voor gerechtelijk deskundigen in civielrechtelijke en bestuursrechtelijke zaken én van de Leidraad deskundigen in civiele zaken (beide te raadplegen op www.rechtspraak.nl),
- de deskundige het onderzoek pas begint na het bericht van de griffier omtrent betaling van het voorschot,
- de deskundige het onderzoek onmiddellijk staakt en contact opneemt met de griffier, als tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het voorschot niet toereikend blijkt te zijn,
- de deskundige bij het onderzoek de partijen in de gelegenheid moet stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundige in het schriftelijk bericht vermeldt of aan dit voorschrift is voldaan, onder vermelding van de eventueel gemaakte opmerkingen en/of gedane verzoeken,
5.8.
bepaalt dat partijen nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundige moeten verstrekken als de deskundige daarom vraagt, de deskundige toegang moeten verschaffen tot voor het onderzoek noodzakelijke plaatsen, en de deskundige ook voor het overige gelegenheid moeten geven om het onderzoek te verrichten,
het schriftelijk rapport
5.9.
wijst de deskundige erop dat:
- uit het schriftelijk rapport moet blijken op welke stukken het oordeel van de deskundige is gebaseerd,
- de deskundige [verweerder] in de gelegenheid moet stellen om gebruik te maken van haar inzage- en blokkeringsrecht als bedoeld in artikel 7:464 lid 2 onder b BW,
- als [verweerder] als eerste kennis wil nemen van het concept-deskundigenrapport, de deskundige dat concept aan [verweerder] (eventueel onder gesloten couvert via haar advocaat) moet toesturen en haar daarbij een termijn van twee weken moet bieden om aan te geven of zij gebruik wil maken van haar blokkeringsrecht (waarbij [verweerder] zich van commentaar op het concept moet onthouden),
- als [verweerder] binnen de hiervoor bedoelde termijn meedeelt gebruik te maken van haar blokkeringsrecht, de deskundige de werkzaamheden onmiddellijk moet staken en dit aan de rechtbank moet mededelen,
- als [verweerder] geen gebruik maakt van haar inzage- of blokkeringsrecht, de deskundige het concept van het deskundigenrapport aan de advocaten van partijen stuurt, waarna partijen de gelegenheid krijgen om binnen 6 weken daarover bij de deskundige opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundige in het definitieve rapport de door partijen gemaakte opmerkingen en verzoeken en de reactie van de deskundige daarop moet vermelden,
5.10.
bepaalt dat partijen bij de deskundige geen gelegenheid hebben om op elkaars opmerkingen en verzoeken naar aanleiding van het concept-rapport te reageren,
overige bepalingen
5.11.
houdt iedere verdere beslissing aan. ECLI:NL:RBOBR:2024:6651