Overslaan en naar de inhoud gaan

RBROT 060421 uit rapporten orthopeed en neuroloog blijkt letsel rechterpols, Rb. volgt rapport neuroloog voor het overige niet

RBROT 060421 uit rapporten orthopeed en neuroloog blijkt letsel rechterpols, Rb. volgt rapport neuroloog voor het overige niet
- verzocht 37 uur x € 240,00 + 5% + 21%, toegewezen: 27 uur x € 240,00 + 5 % + 21 % =  € 8.232,84

2.
De feiten

2.1.
[naam verzoeker] is op 6 juni 2011 een (verkeers-)ongeval overkomen. [naam verzoeker] reed op zijn mountainbike op het fietspad toen hij door een van links komende personenauto werd geschept. [naam verzoeker] is bij de val met zijn rechterhand achter het stuur blijven haken en vervolgens op zijn rechterzijde op de grond ten val gekomen.

2.2.
[naam verzoeker] heeft zich op de dag van het ongeval gemeld bij de huisarts, die hem heeft doorverwezen naar het ziekenhuis voor een röntgenonderzoek aan de rechterschouder, -pols en -hand. In de pols en de hand werden twee afgescheurde fragmenten aan de spaakbeenzijde van de handwortel geconstateerd.

2.3.
Ten tijde van het ongeval was [naam verzoeker] werkzaam als bouwtechnisch adviseur binnen de eenmanszaak met de handelsnaam ‘Onderhoudswijzer’, waarvan hij eigenaar is. Daarnaast was [naam verzoeker] onder de medehandelsnaam van de eenmanszaak ‘Spiritual Woods’ hobbymatig bezig met het ontwerpen en bouwen van houten (esoterische) voorwerpen. Verder was [naam verzoeker] parttime werkzaam als technisch medewerker bij Stichting Arosa.

2.4.
Allianz heeft, als WAM-verzekeraar van de personenauto waarmee [naam verzoeker] in botsing is gekomen, aansprakelijkheid voor het ontstaan en de gevolgen van het ongeval erkend.

2.5.
Om tot de afwikkeling van de schade te komen zijn partijen een expertisetraject gestart. Dit heeft geleid tot het op gezamenlijk verzoek benoemen van 3 deskundigen, die allen [naam verzoeker] hebben onderzocht. De belangrijkste uitkomsten van deze onderzoeken worden hierna weergegeven.

2.6.
Op 24 november 2017 is [naam verzoeker] onderzocht door orthopeed [naam 3] (hierna: de orthopeed). Het naar aanleiding daarvan opgemaakte rapport van 21 januari 2018 (productie 7 bij verweerschrift) vermeldt, voor zover van belang, het volgende:

SAMENVATTING

Op 06-06-2011 overkwam betrokkene een ongeval met zijn mountainbike waarbij hij tegen een auto aanreed die hem geen voorrang gaf. Hierbij is hij gevallen en op de rechterzijde terecht gekomen en heeft tijdens de val zijn rechterpols en duim overstrekt. Betrokkene had aanvankelijk veel klachten van de rechterknie, rechterheup, rechterarm, rechterpols en rechterzijde van de nek. Uitgebreide conservatieve behandeling heeft plaats gevonden nadat röntgenologisch onderzoek een fractuur had uitgesloten. Betrokkene is behandeld met pijnmedicatie, fysiotherapie, orthomanuele therapie en met craniosacrale therapie. De knieklachten zijn afdoende behandeld en ook de heupklachten zijn in de eerst fase door de behandeling verdwenen. Echter betrokkene houdt persisterende klachten van de nek, vooral bij extenderen en ook houdt hij klachten in de rechterarm die soms samenhangen met de nekklachten. Als betrokkene geen nekklachten heeft persisteren toch klachten in de onderarm en pols rechts. Er is ook een beperking in de beweeglijkheid van de rechterpols en betrokkene ervaart beperkingen in de belastbaarheid van de rechterpols met een verminderde knijpkracht vooral na enige tijd activiteit met de rechterpols en rechterhand.

Ook ervaart betrokkene tintelingen in de rechterhand.

Bij lichamelijk onderzoek constateer ik een licht beperkte flexie van de cervicale wervelkolom. Ten aanzien van de thoracale wervelkolom constateer ik geen afwijkingen. De schouderfunctie is beiderzijds symmetrisch. De elleboogfunctie is beiderzijds normaal. Wel is er een duidelijke beperking in de dorsoflexie van de rechterpols en ook is er een beperking in de radiaire/ulnair deviatie van de rechterhand. Aan de vingers constateer ik motorisch geen duidelijke afwijkingen. Betrokkene geeft sensibele afwijkingen in de hand en onderarm rechts aan. Aan de lumbale wervelkolom zijn er geen afwijkingen te constateren, Ook aan het bekken en de heupen rechts constateer ik geen afwijkingen. De kniefunctie is beiderzijds normaal met een goede symmetrische stabiliteit van de knieën. Aan de voet/enkels constateer ik geen afwijkingen. Er is een blauwe verkleuring aan de binnenzijde van het linkeronderbeen zichtbaar passend bij een veneus conglomeraat.

Röntgenologisch onderzoek toont op 24 november 2017 geen afwijkingen aan in de rechterschouder en rechterknie. Evenmin zijn er afwijkingen in de thoracale wervelkolom te zien. De röntgenfoto van de rechterpols toont calcificatles in de weke delen aan ter hoogte van de volaire zijde van de pols. De röntgenfoto van de cervicale wervelkolom toont milde degeneratieve afwijkingen aan, met een discopathie op het niveau C5-C6 zonder posttraumatische afwijkingen.

In het verleden heeft een MRI afwijkingen aan de volaire zijde van de rechtercarpus aangetoond.

Bij EMG zou een geleidingsvertraging gemeten zijn over de nervus ulnaris.

BEANTWOORDING DER VRAGEN

1.DE SITUATIE MET ONGEVAL
( ... )

Diagnose

f. Wat is de diagnose op uw vakgebied? Wilt u daarbij uw differentiaaldiagnostische overweging geven?

De diagnosen op mijn vakgebied luiden:

Er is sprake van een posttraumatische functiestoornis van de rechterpols als gevolg van een distorsie van de pols in juni 2011.( zie opmerking 1 in de brief van collega [naam 4] dd. 3-1-2018)

Er is sprake geweest van een contusie van de rechterschouder, zonder aantoonbare posttraumatische afwijkingen.

Daarnaast is er sprake geweest van een contusie van de rechterknie en rechterheup, zonder aantoonbare posttraumatische afwijkingen.

Tot slot is er sprake geweest van een distorsie van de cervicale wervelkolom waarin milde degeneratieve afwijkingen bestaan.

Invaliditeit

Kunt u aan de hand van de AMA-guides tot he Evaluation of Permanent Impairment (6de editie), eventueel aangevuld met de richtlijnen van de Nederlandse Orthopedische Vereniging, aangeven welk percentage blijvende Invaliditeit op uw vakgebied ontstaan is? Wilt u de wijze waarop het percentage opgebouwd is zo veel mogelijk toelichten?

Voor het bepalen van de blijvende invaliditeit heb ik gebruik gemaakt van de AMA guide 6-de editie.

Op pagina 395 is in tabel 15-3 vast te stellen dat indien er na een ernstige distorsie van de pols een stoornis in de beweeglijkheid persisteert, gebruik gemaakt moet worden van sectie 15-7. Daartoe gebruik ik tabel 15-32 op pagina 473. Hierin is vast te stellen dat:

De beperkte dorsaal extensie van de rechterpols tot 3% UEI leidt.

De beperkte volairfiexie van de rechterpolstot3% UEI leidt.

De beperkte radiaire deviatie van de rechterpols tot 2% UEI leidt.

De beperkte ulnaire deviatie van de rechterpols tot 2% UEI leidt.

In totaal is er daarom sprake van (3 + 3 + 2 + 2) = 10% invaliditeit van de bovenste extremiteit.

Volgens tabel 15-11 op pagina 420 komt dit overeen met 6% invaliditeit van het gehele lichaam.

Ten aanzien van de rechterschouder kan ik geen orthopedische afwijkingen vaststellen als gevolg van het letsel. Ik stel het percentage derhalve op 0% van de bovenste extremiteit.

Ten aanzien van de cervicale wervelkolom kan ik geen orthopedische afwijkingen vaststellen als gevolg van het letsel. Ik stel het percentage derhalve op 0% van het gehele lichaam.

Ten aanzien van de rechterheup en rechterknie kan ik geen orthopedische afwijkingen vaststellen als gevolg van het letsel. Ik stel het percentage derhalve op 0% van de onderste extremiteit.

Beperkingen

Welke beperkingen op uw vakgebied bestaan naar uw oordeel bij de onderzochte in zijn huidige toestand, ongeacht of de beperkingen voortvloeien uit het ongeval? Wilt u deze beperkingen zo uitgebreid mogelijk beschrijven, op semi-kwantitatieve wijze weergeven en zo nodig toelichten ten behoeve van een eventueel in te schakelen arbeidsdeskundige?

Voor de beperkingen verwijs ik u naar ingevulde beperkingenlijst, waarin ik mijn commentaar heb toegevoegd. Betrokkene ervaart een zeer uitgebreide hoeveelheid beperkingen. Op basis van objectiveerbare orthopedische afwijkingen kan ik alleen stellen dat ik het aannemelijk acht dat er matige beperkingen bestaan ten aanzien van hand en vingergebruik aan de rechterzijde, als ook ten aanzien van klauteren en klimmen, dragen, duwen en trekken en ten aanzien van tillen, voortvloeiend uit de gestoorde bewegelijkheid van de rechterpols. (zie opmerking 2 in de brief van collega [naam 4] dd. 3-1-2018)”

( ... )

3. OVERIG

a. Heeft u naar aanleiding van uw bevindingen, binnen uw vakgebied en in het kader van de aan u verstrekte opdracht, punten die u nog naar voren wilt brengen.

Ten aanzien van deze expertise adviseer ik u een expertise aan te vragen bij een neuroloog ten einde wellicht een verklaring te vinden voor de klachten in de cervicale wervelkolom met uitstraling in de rechterarm met tintelingen in de rechterhand. Mogelijk dat een neuroloog de uitgebreide beperkingen die betrokkene ervaart kan verklaren.

2.7.
Op 29 oktober 2018 is [naam verzoeker] onderzocht door neuroloog [naam 5] (hierna: de neuroloog). Op 12 november 2018 is [naam verzoeker] onderzocht door neuropsycholoog [naam 6] (hierna: de neuropsycholoog). De neuropsycholoog heeft haar bevindingen vastgelegd in een rapport van 15 november 2018. De neuroloog heeft naar aanleiding van beide onderzoeken op 25 april 2019 een rapport uitgebracht, waarbij het rapport van de neuropsycholoog van 15 november 2018 als bijlage is gevoegd. Het rapport van 25 april 2019 (productie 19 bij verzoekschrift) vermeldt, voor zover van belang, het volgende:

Medische rapportage

Beschouwing:

( ... )

Behalve de pijnklachten blijft betrokkene sinds het ongeval ook klagen over concentratieverlies en vermoeidheid. Deze klachten werden eerder gezien als uiting van een post whiplash syndroom. Objectiveerbare neurologische uitvalsverschijnselen worden daarbij niet gevonden zodat indien de klachten van betrokkene geduid moeten worden als een uiting van een post whiplash syndroom, er sprake is van een Whiplash Associated Disorder graad 1-2.

Bij behandeling van betrokkene is de afgelopen jaren weinig aandacht besteed aan mogelijk doorgemaakt schedel-hersenletsel. Zelf geeft hij aan dat bij het ongeval op de rechterzijde van zijn hoofd is gevallen, en daarbij schaafwonden en hematomen over rechter gedeelte van het hoofd had opgelopen. Mogelijk is er sprake geweest van een kortdurend bewustzijnsverlies. Ook wordt door hem een gedeeltelijke post-traumatische amnesie aangegeven. Ook in het schrijven van de neuroloog [naam 7] d.d. 24-05-2013 wordt in de anamnese vermeld, dat hij na de klap tegen de auto op zijn hoofd terecht is gekomen en mogelijk ook even buiten bewustzijn is geweest. Dit alles maakt het aannemelijk dat hij bij het ongeval naast nekletsel ook licht schedel-hersenletsel heeft opgelopen.

Naar aanleiding van zijn klachten op cognitief gebied werd op 12-11-2018 bij hem een neuropsychologisch onderzoek verricht door de klinisch neuropsycholoog [naam 6] . Voor de bevindingen van haar onderzoek mag ik verwijzen naar haar rapport d.d. 15-11-2018. Het nu verrichte neuropsychologisch onderzoek laat discrete stoornissen zien op het gebied van het leervermogen voor verbale informatie. Dit zou het gevolg kunnen zijn van doorgemaakt hersenletsel.

De overige resultaten van dit onderzoek zijn alle conform de verwachting op grond van leeftijd en opleiding of hoger dan de verwachting.

Samenvattend ondersteunen deze bevindingen toch de opvatting dat bij betrokkene sprake is geweest van doorgemaakt licht schedel-hersenletsel en dat de bij hem aanwezige klachten op cognitief gebied gezien moeten worden als een gevolg hiervan.

Conclusie

T.g.v. een op 06-06-2011 opgelopen verkeersongeval liep betrokkene multipele letsels op over zijn rechter lichaamshelft. Een distorsie van het rechter polsgewricht leidde tot een beschadiging van de nervus ulnaris als gevolg waarvan sensibiliteitsstoornissen in het door de nervus ulnaris verzorgde handgebied zijn blijven bestaan. Betrokkene blijft daarnaast ook klachten houden op cognitief gebied, die d.m.v. neuropsychologisch onderzoek konden worden geobjectiveerd en die gezien kunnen worden als een restsymptoom van het doorgemaakte schedel-hersenletsel.

Voor zo ver daarnaast ook nog sprake is van een chronisch whiplash-syndroom als gevolg van doorgemaakt nekletsel, heeft dit niet geleid tot objectiveerbare afwijkingen op neurologisch gebied.

( ... )

Beantwoording van uw vragen:

Op grond van de gegevens van het vraaggesprek, de bevindingen van het neurologisch onderzoek en de ter inzage verkregen informatie meen ik de door u gestelde vragen als volgt te moeten antwoorden:

1.SITUATIE MET ONGEVAL
( ... )

Diagnose:

f. Wat is de diagnose op uw vakgebied? Wilt u daarbij uw differentiaaldiagnostische overweging geven?

Bij betrokkene is sprake van een sensibele ulnaris neuropathie rechts die aanleiding heeft gegeven tot sensibiliteitsstoornissen in een deel van de rechterhand. Daarbij is het onduidelijk of de ulnarisbeschadiging een direct gevolg is geweest van het doorgemaakte ongeval of is opgetreden als gevolg van het opgetreden polsletsel. Betrokkene heeft na het ongeval veel last gehouden van zijn nek. Objectiveerbare afwijkingen op neurologisch gebied als gevolg van het doorgemaakte nekletsel zijn niet aanwezig. Voor zo ver deze klachten gezien moeten worden als uiting van een chronisch whiplash-syndroom, is sprake van een whiplash associated disorder graad 1-2.

Daarnaast liep hij bij het ongeval ook schedel-hersenletsel op. Het is derhalve meer aannemelijk dat de lichte stoornissen op cognitief gebied, die bij het neuropsychologisch onderzoek bij hem werden vastgesteld, eerder gezien moeten worden als een restsymptoom van het doorgemaakte schedelhersenletsel dan als een uiting van een zogenaamd Whiplash Associated Disorder.

Blijvende invaliditeit:

g. Kunt u aan de hand van de AMA-guides to the Evaluation of Permanent Impairment (6e editie), aangevuld met de richtlijnen van de Nederlandse Vereniging voor Neurologie, aangeven welk percentage blijvende invaliditeit op uw vakgebied ontstaan is?

Wilt u de wijze waarop het percentage opgebouwd is zo veel mogelijk toelichten?

Het doorgemaakte ongeval heeft geleid tot een beschadiging van een sensibele tak van de rechter nulnaris, als gevolg waarvan sensibiliteitsstoornissen zijn opgetreden in dig.V, de top van dig. IV en het ulnaire gedeelte van de hand. Bij vaststelling van het hierdoor opgetreden functieverlies is gebruik gemaakt van tabel 15-18 van de AMA Guide 6 ed. De aanwezige sensibiliteitsstoornissen kunnen als licht van aard worden omschreven, hetgeen leidt tot een percentage functieverlies van 2% van de bovenste extremiteit, Omgerekend is dit 1% functieverlies van de gehele persoon. Het doorgemaakte hersenletsel heeft geleid tot lichte stoornissen op het gebied van het geïntegreerde mentale functioneren. Voor het bepalen van het functieverlies hierdoor is gebruik gemaakt van tabel 13-8 van de AMA Guide. Betrokkene valt onder class 1 van deze tabel, hetgeen in zijn geval leidt tot een percentage functieverlies van 3% van de gehele persoon.

Met gebruikmaking van de Combined Value Chart leiden deze beide percentages tot een percentage functieverlies van 4% van de gehele persoon.

Beperkingen:

h. Welke beperkingen op uw vakgebied bestaan naar uw oordeel bij de onderzochte in zijn huidige toestand, ongeacht of de beperkingen voortvloeien uit het ongeval? Wilt u deze beperkingen zo uitgebreid mogelijk beschrijven, op semi-kwantitatieve wijze weergeven en zo nodig toelichten ten behoeve van een eventueel in te schakelen arbeidsdeskundige?

Door de orthopedisch chirurg werd in zijn rapport al beperkingen aangegeven ten aanzien van het gebruik van rechterhand en -vingers. De vastgestelde sensibiliteitsstoornis in rechter handgebied geeft geen aanleiding deze beperkingen verder uit te breiden.

Het neuropsychologisch onderzoek geeft aanwijzingen voor een lichte stoornis op het gebied van het leervermogen voor verbale informatie. Dit kan tot discrete beperkingen leiden wat betreft het verrichten van taken, waarbij dit een belangrijke rol speelt.

2.8.
Het rapport van 15 november 2018 van de neuropsycholoog (productie 19 bij verzoekschrift) vermeldt, voor zover van belang, het volgende:

Conclusie

Aandacht en concentratie zijn zondermeer goed. Het leervermogen voor verbale informatie is bij één test zwak, bij de andere tests voldoende. Indien er hersenschade is opgetreden als gevolg van het ongeval, zou dit lage resultaat kunnen wijzen op milde stoornissen in het leervermogen voor verbale informatie. Het visuele leervermogen is goed. De overige resultaten zijn alle conform de verwachting op grond van leeftijd en opleiding, of hoger dan de verwachting.

Vragen aan de neuropsycholoog zoals opgesteld door de werkgroep Neurologie-Neuropsychologie, ingesteld door de Commissie Invaliditeit van de Nederlandse Vereniging voor Neurologie en de Nederlandse Vereniging voor Neuropsychologie.

( ... )

2. Is het aannemelijk dat de aangetoonde stoornissen veroorzaakt worden door een hersenbeschadiging als gevolg van die bepaalde gebeurtenis of aandoening?

De resultaten op één test voor het leervermogen zijn fors beneden de verwachting, alle andere

resultaten zijn voldoende tot goed. Dit is onvoldoende om van een stoornis in het leervermogen voor verbale informatie te kunnen spreken, maar indien er schade is opgetreden in de hersenen als gevolg van het ongeval, moet een milde stoornis in het leervermogen wel worden overwogen.”

2.9.
In het rapport zijn ook de vragen van partijen naar aanleiding van de concept-rapportage en de antwoorden op deze vragen van de neuroloog opgenomen. Voor zover relevant luiden die als volgt.

1. Kunt u aangeven wanneer in de medische informatie voor het eerst is gesproken van een hoofdtrauma en geheugenverlies?

In mijn rapport wordt al aangegeven, dat na het ongeval weinig aandacht geschonken is aan mogelijk opgelopen hoofdletsel en dat aandacht voor nekletsel en het handletsel bij de behandeling op de voorgrond stonden. Pas in 2013 vond een onderzoek door een neuroloog plaats ( ... ), die aan mogelijk hersenletsel aandacht heeft geschonken. Gezien de aard van het ongeval (met de fiets naar rechts omgevallen), is het aannemelijk, dat hij hierbij met zijn hoofd op de straat terecht is gekomen. Betrokkene geeft ook zelf aan, dat hij schaafwonden en een hematoom over de rechterzijde van zijn hoofd en zijn achterhoofd had opgelopen. Verder wordt door hem een kortdurende amnesie gemeld. Of ook sprake is geweest van bewustzijnsverlies blijft onzeker.
( ... )
4. Wanneer een hersenletsel niet zeker is, zou u mijns inziens ook niet mogen uitgaan van beperkingen op neurologisch gebied ten gevolge daarvan.

Zie ook de beantwoording van de vorige vraag. Daar het aannemelijk is, dat bij betrokkene toch discrete stoornissen op het gebied van leervermogen aanwezig zijn, die gezien kunnen worden als gevolg van doorgemaakt hersenletsel, mag geconcludeerd worden, dat vanuit neurologisch oogpunt beperkingen bij hem aanwezig zijn.

3.
Het geschil

3.1.
[naam verzoeker] heeft de rechtbank, na wijziging van het verzoek onder IV tijdens de mondelinge behandeling, verzocht om bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad:

I. het bestaan van de volgende klachten van [naam verzoeker] vast te stellen:
 distorsie van het rechterpols gewricht dat leidde tot letsel van de ulnaris zenuw;
 tintelende (dove) gevoelens in rechterhand;
 tintelende gevoelens in de rechter onderarm;
 rechter knieklachten;
 rechter heupklachten;
 hoofdpijnklachten;
 nekklachten;
 rugklachten;
 (rechter)schouderklachten;
 armklachten;
 schedel-hersenletsel;
 concentratieverlies;
 geheugenstoornis;
 vermoeidheidsklachten;
 discrete stoornis in het leervermogen voor verbale informatie,
II. het causaal verband tussen het ongeval van 6 juni 2011 en de door [naam verzoeker] gestelde klachten vast te stellen,
III. Allianz te veroordelen om tegen bewijs van kwijting aan [naam verzoeker] te vergoeden de kosten van buitengerechtelijke rechtsbijstand, die van deskundige bijstand van de medisch adviseur daaronder begrepen, en
IV. de kosten van het onderhavige geschil te begroten op een bedrag van € 11.282,04 en Allianz te veroordelen om dit bedrag, vermeerderd met verschuldigd griffierecht aan [naam verzoeker] te betalen.

3.2.
[naam verzoeker] heeft - verkort en zakelijk weergegeven - het volgende aan zijn verzoeken ten grondslag gelegd. [naam verzoeker] ervaart door het ongeval aanzienlijke klachten en beperkingen. Uit het rapport van de orthopeed volgt dat de klachten aan de rechterhand, rechterpols en de achterzijde van de rechterarm in causaal verband staan tot het ongeval. Op advies van de orthopeed heeft op gezamenlijk verzoek van partijen een neurologische en neuropsychologische expertise plaatsgevonden. Het rapport van de neuroloog dient als uitgangspunt te worden genomen voor de verdere schaderegeling. Door de neuroloog zijn meerdere klachten en beperkingen bij [naam verzoeker] gerapporteerd (zoals opgenomen in de vordering onder I). [naam verzoeker] wenst door middel van deze procedure te laten vaststellen dat zijn klachten en beperkingen, zoals opgenomen in het rapport van de neuroloog, bestaan en in causaal verband staan tot het ongeval.

3.3.
Allianz heeft de rechtbank verzocht om:
I. [naam verzoeker] niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoeken, althans deze verzoeken af te wijzen, zonder begroting en/of toekenning van de aan de zijde van [naam verzoeker] gevallen kosten,
II. in het kader van een voorwaardelijk tegenverzoek, namelijk voor het geval de verzoeken van [naam verzoeker] door de rechtbank niet kunnen worden afgewezen wegens gebrek aan bewijs, voor recht te verklaren dat partijen in het kader van schadeafwikkeling met betrekking tot het [naam verzoeker] op 6 juni 2011 overkomen ongeval niet gebonden zijn aan de conclusies van de neuroloog dat sprake zou zijn van (I) licht schedel-hersenletsel (II) de klachten op cognitief gebied door de neuropsycholoog zouden zijn geobjectiveerd en (III) de klachten op cognitief gebied het gevolg ‘zouden kunnen zijn’ van hersenletsel.

3.4.
Allianz heeft aan haar verweer - verkort en zakelijk weergegeven - het volgende ten grondslag gelegd.

3.4.1.
De zaak leent zich niet voor behandeling in een deelgeschilprocedure. Tussen partijen bestaat discussie over de waarde die kan worden gehecht aan het rapport van de neuroloog. [naam verzoeker] richt zijn verzoeken dan ook niet op het punt dat partijen daadwerkelijk verdeeld houdt. Door een verzoek in te dienen om voor recht te verklaren dat een lijst met vijftien klachten moet worden aangenomen én dat deze vijftien klachten ongevalsgevolg zouden zijn, wordt bovendien de proportionaliteitstoets van artikel 1019z Rv niet doorstaan. Op die wijze worden feitelijk dertig verzoeken aan de rechter voorgelegd, waarvan ook nog eens meerdere verzoeken buitengerechtelijk tussen partijen nog niet ter sprake zijn gekomen.

3.4.2.
Als het tot een inhoudelijke beoordeling komt, is allereerst van belang in hoeverre de door [naam verzoeker] gestelde klachten kunnen worden aangenomen. Veel van de door [naam verzoeker] gestelde klachten worden niet in de medische expertises onderschreven, zodat die door Allianz worden betwist. Uit de rapportages komen - kort samengevat – als klachten en beperkingen slechts de volgende naar voren:
- orthopeed: polsklachten, met als gevolg matige beperkingen. Daarnaast de inmiddels verdwenen klachten aan de schouder, knie, heup en nek (niet-ongevalsgevolg),
- neuroloog: polsklachten en een lichte functiebeperking van de halswervelkolom (niet-ongevalsgevolg),
- neuropsycholoog: één afwijking in het leervermogen voor verbale informatie, maar dit is onvoldoende om van een stoornis in het leervermogen te kunnen spreken.

3.4.3.
In het bijzonder wordt door Allianz betwist dat sprake zou zijn van schedel-hersenletsel. Het rapport van de neuroloog kan op dit punt niet worden gevolgd, omdat het niet aan de daaraan te stellen eisen van consistentie, inzichtelijkheid en logica voldoet. Het rapport is op het punt van de cognitieve klachten in strijd met de bevindingen van de neuropsycholoog die concludeerde dat geen sprake is van cognitieve stoornissen. Waarom de neuroloog desondanks toch tot haar vergaande conclusies is gekomen is niet, althans onvoldoende, inzichtelijk gemaakt. Dit deel van het rapport van de neuroloog kan dan ook geen stand houden.

3.4.4.
Voor zover de klachten kunnen worden aangenomen, zal nog de vraag beantwoord moeten worden of deze klachten ongevalsgevolg zijn. Uit de expertises blijkt dat hooguit sprake kan zijn van polsklachten, nekklachten en slechts één afwijking in het leervermogen voor verbale informatie. Dit maakt dat causaal verband tussen de gestelde overige klachten en het ongeval niet kan worden aangenomen. Het causaal verband tussen de polsklachten en het ongeval is niet in geschil. Voor wat betreft de nekklachten en de afwijking in het leervermogen voor verbale informatie bieden de rapporten onvoldoende aanknopingspunten om te kunnen oordelen dat de die klachten in relatie staan tot het ongeval.

3.5.
Aan haar tegenverzoek heeft Allianz - verkort en zakelijk weergegeven - het volgende ten grondslag gelegd. Als de rechtbank niet tot afwijzing van de verzoeken van [naam verzoeker] zou komen, ligt nog altijd de vraag voor wat de waarde is van het rapport van de neuroloog. Het rapport van de neuroloog voldoet op meerdere punten niet aan de eisen die daaraan mogen worden gesteld (zie 3.4.3). Partijen dienen in de schaderegeling dan ook niet gebonden te zijn aan de conclusies van de neuroloog.

3.6.
Op de (overige) stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

4.
De beoordeling

4.1.
Het gaat in deze zaak om de afwikkeling van de letselschade die [naam verzoeker] stelt te hebben geleden als gevolg van een ongeval dat hem in 2011 is overkomen. Tussen partijen bestaat met name discussie over de vraag welke klachten en beperkingen er bestaan en of die klachten en beperkingen in causaal verband staan met het ongeval. Om duidelijkheid op dit punt te krijgen, hebben op gezamenlijk verzoek van partijen expertises plaatsgevonden. Partijen zijn het erover eens dat het rapport van de orthopeed als uitgangspunt dient bij de schaderegeling. Echter, partijen twisten over de waarde die kan worden gehecht aan het rapport van de neuroloog.

Ontvankelijkheid

4.2.
In de eerste plaats dient, gezien het verweer van Allianz op dit punt, te worden beoordeeld of het verzoek zich leent voor behandeling in een deelgeschilprocedure.

4.3.
Doel van de deelgeschilprocedure is de vereenvoudiging en versnelling van de buitengerechtelijke afhandeling van letsel- en overlijdensschade. De deelgeschilprocedure biedt betrokkenen bij een geschil over letsel- en overlijdensschade de mogelijkheid in de buitengerechtelijke onderhandelingsfase de rechter in te schakelen, waardoor partijen een extra instrument in handen krijgen ter doorbreking van een impasse in de buitengerechtelijke onderhandelingen. In de deelgeschilprocedure kunnen geschillen aan de orde komen omtrent of in verband met een deel van hetgeen ter zake van de schade door dood of letsel tussen partijen rechtens geldt. De beslissing daarover dient ingevolge artikel 1019z Rv bij te kunnen dragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst over de vordering zoals die zou luiden indien de zaak ten principale aanhangig zou zijn gemaakt. De investeringen in tijd, geld en moeite moeten aldus worden afgewogen tegen het belang van de vordering en de bijdrage die een beslissing aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst kan leveren. Met andere woorden: de rechterlijke uitspraak moet partijen in staat stellen om de buitengerechtelijke onderhandelingen weer op te pakken en mogelijk definitief af te ronden.

4.4.
Een verzoek als het onderhavige, dat er in essentie toe strekt dat wordt vastgesteld welke klachten en beperkingen er bestaan en dat sprake is van causaal verband tussen die klachten en beperkingen enerzijds en het ongeval anderzijds, leent zich naar het oordeel van de rechtbank voor behandeling in het kader van een deelgeschillenprocedure. Juist met het oog op dit type deelgeschillen is de regeling in het leven geroepen. Dat er tussen partijen mogelijk nog andere geschilpunten zijn en dat de beslechting van dit deelgeschil niet meebrengt dat direct een vaststellingsovereenkomst kan worden gesloten, is niet relevant. Aannemelijk is immers dat de beslechting van dit deelgeschil de weg kan openen voor verdere onderhandelingen die uiteindelijk tot een vaststellingsovereenkomst kunnen leiden. Naar het oordeel van de rechtbank kan niet gezegd worden dat er in de onderhavige zaak in feite sprake is van zoveel verzoeken dat dit de proportionaliteitstoets niet kan doorstaan. De rechtbank zal het verzoek dan ook inhoudelijk behandelen.

Klachten/beperkingen en causaal verband

4.5.
[naam verzoeker] heeft ter zitting desgevraagd bevestigd dat de rechtbank het verzoek onder I terecht zo opvat dat het ziet op het bestaan van de gestelde klachten op dit moment en dus niet op klachten die hebben bestaan als gevolg van het ongeval maar er nu niet meer zijn.

Dit betekent dat de rechtbank in ieder geval de gestelde klachten met betrekking tot de rechterschouder, rechterknie, rechterheup en distorsie van wervelkolom buiten beschouwing laat nu uit het rapport van orthopeed [naam 3] kan worden opgemaakt dat deze klachten en beperkingen er inmiddels niet meer zijn (zie onder 1 sub f en g van het rapport zoals weergegeven in r.o. 2.6) en [naam verzoeker] dit desgevraagd ook heeft erkend.

4.6.
De verzoeken I en II van [naam verzoeker] hebben een dusdanige onderlinge samenhang dat zij gezamenlijk beoordeeld zullen worden. De rechtbank zal dus beoordelen welke van de gestelde klachten die [naam verzoeker] thans nog heeft een gevolg van het ongeval zijn.

4.7.
Voor het antwoord op de vraag of de overige door [naam verzoeker] gestelde klachten en beperkingen als zodanig bestaan en of deze redelijkerwijs aan het ongeval kunnen worden toegeschreven, is van belang welke waarde kan worden gehecht aan de medische expertises en of die als uitgangspunt kunnen dienen bij de schaderegeling.

4.8.
Als uitgangspunt heeft te gelden dat partijen in beginsel gebonden zijn aan de inhoud van een deskundigenbericht dat op hun gezamenlijk verzoek is opgesteld, tenzij er zwaarwegende en steekhoudende bezwaren zijn in te brengen tegen dat bericht. Van zwaarwegende en steekhoudende bezwaren is onder andere sprake indien het bericht niet voldoet aan daaraan te stellen eisen van onpartijdigheid, consistentie, inzichtelijkheid en logica.

Rapportage orthopeed

4.9.
Met partijen is de rechtbank van oordeel dat het rapport van de orthopeed als uitgangspunt voor de beoordeling kan worden genomen. Partijen hebben in gezamenlijk overleg besloten een deskundigenonderzoek te laten verrichten door orthopeed [naam 3]. Partijen waren het eens over de persoon en over de aan hem voor te leggen vragen. De deskundigheid van de orthopeed staat niet ter discussie. De orthopeed heeft alle hem ter beschikking gestelde medische informatie in zijn beoordeling betrokken en heeft beide partijen gelegenheid geboden te reageren op zijn concept-rapporten voordat hij zijn definitieve rapport uitbracht. Het rapport (geneeskundig en zakelijk) is helder, consistent en begrijpelijk en het rapport beantwoordt de gestelde vragen.

4.10.
Uit het rapport van de orthopeed kan worden opgemaakt dat er sprake is van een posttraumatische functiestoornis van de rechterpols als gevolg van een distorsie van de pols in juni 2011. Allianz heeft zowel de distorsie van het rechterpolsgewricht als het causaal verband tussen die klachten en het ongeval niet betwist.

Rapportage neuroloog

4.11.
Partijen hebben op advies van de orthopeed en in gezamenlijk overleg besloten expertises bij de neuroloog en de neuropsycholoog in te winnen. Partijen waren het eens over de benoemingen van de deskundigen en over de aan hen voor te leggen vragen.

4.12.
Door Allianz wordt betwist dat de door [naam verzoeker] gestelde klachten, afgezien van de klachten aan de rechterpols, uit het rapport volgen. Zij heeft voorts aangevoerd dat het rapport van de neuroloog op het punt van het schedel-hersenletsel niet kan worden gevolgd omdat het niet aan de daaraan te stellen vereisten voldoet (zoals weergegeven onder 3.4.2 en 3.4.3). Voor de vraag of het rapport van de neuroloog in zoverre als uitgangspunt moet worden genomen voor de verdere schaderegeling overweegt de rechtbank als volgt.

4.13.
Uit het rapport volgt dat de neuroloog binnen haar vakgebied expliciet concludeert dat bij [naam verzoeker] in zijn huidige toestand sprake is van een sensibiliteitsstoornis in het rechter handgebied en een lichte stoornis op het gebied van het leervermogen voor verbale informatie (zie onder het kopje Beperkingen in haar rapport). Voor het overige worden in het rapport op verschillende plaatsen klachten en beperkingen genoemd, maar kan de rechtbank uit het rapport niet concluderend halen dat [naam verzoeker] de gestelde klachten op dit moment heeft. De conclusie van de neuroloog dat sprake is van een lichte stoornis op het gebied van het leervermogen voor verbale informatie roept in het licht van het rapport van de neuropsycholoog de nodige vragen op. Immers, de neuropsycholoog heeft geconcludeerd dat de resultaten onvoldoende zijn om van een (milde) stoornis in het leervermogen van verbale informatie te kunnen spreken. Dit is volgens de neuropsycholoog mogelijk anders indien er hersenschade is opgetreden als gevolg van het ongeval. De neuroloog concludeert vervolgens dat de klachten op cognitief gebied kunnen worden gezien als restsymptoom van het doorgemaakte schedel-hersenletsel. Dat sprake is van schedel-hersenletsel als gevolg van het ongeval vindt de rechtbank niet althans onvoldoende logisch volgen uit de bevindingen van de neuroloog. Dit wordt niet anders door de antwoorden van de neuroloog op de door Allianz op dit punt nader gestelde vraag. De neuroloog acht aannemelijk dat [naam verzoeker] met zijn hoofd op straat is gevallen gezien de aard van het ongeval en het door [naam verzoeker] beschreven hoofdletsel en amnesie na het ongeval. De rechtbank acht dit onvoldoende voor de getrokken conclusie, in aanmerking nemende dat - voor zover kenbaar voor de rechtbank - [naam verzoeker] in de eerste jaren na het ongeval nimmer heeft verklaard dat hij bij het ongeval op zijn hoofd is gevallen of letsel aan zijn hoofd had opgelopen en ook overigens nergens uit blijkt dat hiervan sprake is geweest.

Het voorgaande zou eventueel aanleiding kunnen zijn om aan de neuroloog nadere vragen te stellen dan wel om een andere neuroloog als deskundige te benoemen. Gelet op het karakter van een deelgeschilprocedure, zoals hiervoor beschreven, is hiervoor echter in het kader van deze procedure geen ruimte.

4.14.
Uit het voorgaande volgt dat het rapport van de neuroloog enkel als basis kan dienen voor de door [naam verzoeker] gestelde klachten aan de rechterpols. De neuroloog stelt een “sensibele ulnaris sensibiliteit” rechts vast. Dit houdt (ook) volgens Allianz in: een beschadiging van een zenuw nabij de rechterhand (zie verweerschrift onder 25). Dat dit thans bij [naam verzoeker] bestaande letsel het gevolg is van het ongeval wordt door Allianz niet betwist. Het verzoek van [naam verzoeker] aan de rechtbank om vast te stellen dat als ongevalsgevolg sprake is van een distorsie van het rechterpols gewricht dat leidde tot letsel van de ulnaris zenuw zal derhalve worden toegewezen. De verzoeken onder I en II worden voor het overige afgewezen.

Tegenverzoek Allianz

4.15.
Door Allianz is een voorwaardelijk tegenverzoek ingesteld om, voor het geval de verzoeken van [naam verzoeker] door de rechtbank niet kunnen worden afgewezen wegens gebrek aan bewijs, voor recht te verklaren dat partijen in het kader van schadeafwikkeling niet gebonden zijn aan de conclusies van de neuroloog dat sprake zou zijn van (I) licht schedel-hersenletsel (II) de klachten op cognitief gebied door de neuropsycholoog zouden zijn geobjectiveerd en (III) de klachten op cognitief gebied als het gevolg ‘zouden kunnen zijn’ van hersenletsel.

4.16.
Gelet op hetgeen in 4.12 tot en met 4.14 is overwogen, worden de verzoeken van [naam verzoeker] voor wat betreft de gestelde klachten als gevolg van hersenletsel afgewezen omdat de rapportage van de neuroloog in zoverre niet bruikbaar wordt geacht voor de verdere schaderegeling. Het tegenverzoek van Allianz heeft, zo begrijpt de rechtbank het, uitsluitend betrekking op dit gedeelte van de rapportage van de neuroloog. Aldus gaat de voorwaarde van het tegenverzoek niet in vervulling. Het tegenverzoek van Allianz wordt dan ook afgewezen.

Kosten deelgeschilprocedure

4.17.
Naar het oordeel van de rechtbank is onvoldoende gebleken dat de deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld. Ondanks de afwijzing van een groot deel van de verzoeken dient op de voet van artikel 1019aa Rv aldus een begroting plaats te vinden van de kosten bij de behandeling van de verzoeken. Daarbij dient de rechter de zogenaamde dubbele redelijkheidstoets te hanteren: het dient redelijk te zijn dat deze kosten zijn gemaakt en de hoogte van deze kosten dient eveneens redelijk te zijn.

4.18.
Gelet op de omvang en inhoud van het verzoekschrift, de mate van complexiteit van het deelgeschil en de ervaring van de advocaat, komt het gehanteerde uurtarief (€ 240,00 ex 5% kantoorkosten en 21% btw) de rechtbank, niet onredelijk voor, doch het gedeclareerde aantal uren (37 uren) wel. Twintig uren voor het opstellen van het verzoekschrift en 7 uren voor (de voorbereiding van) de mondelinge behandeling, zou, juist vanwege die ervaring, moeten volstaan. De kosten van de deelgeschilprocedure aan de zijde van [naam verzoeker] worden daarom begroot op € 8.232,84 (inclusief 5% kantoorkosten en 21% btw) en € 304,00 voor het betaalde griffierecht. Nu aansprakelijkheid vast staat, zal Allianz worden veroordeeld om dit bedrag aan [naam verzoeker] te betalen.

4.19.
Het verzoek van [naam verzoeker] om Allianz te veroordelen tot integrale betaling van de kosten van buitengerechtelijke rechtsbijstand (verzoek onder III) zal bij gebrek aan enige onderbouwing worden afgewezen. ECLI:NL:RBROT:2021:3197