RBROT 290622 verzoek benoeming anesthesioloog en revalidatiearts afgewezen; aanvullende vragen aan eerdere expert (orthopeed) had voor de hand gelegen
- Meer over dit onderwerp:
RBROT 290622 verzoek benoeming anesthesioloog en revalidatiearts afgewezen; aanvullende vragen aan eerdere expert (orthopeed) had voor de hand gelegen
2.
De feiten
2.1.
Op 10 januari 2016 heeft te Schiedam een aanrijding plaatsgevonden waarbij [verzoekster] en een verzekerde van Allianz betrokken waren. De personenauto van [verzoekster] , die op een voorrangsweg reed. is aan de linkerzijde geraakt door de personenauto van de
verzekerde van Allianz, die verzuimd heeft voorrang aan [verzoekster] te verlenen.
2.2.
Allianz heeft namens haar verzekerde aansprakelijkheid erkend.
[verzoekster] heeft nadien nek- en rugklachten ontwikkeld.
2.4.
Partijen hebben gezamenlijk een deskundige aangezocht om de IWMD- vraagstelling inzake causaliteit te beantwoorden
2.5.
De deskundige. orthopedisch chirurg drs. R.J.J. Devilée (hierna: Devilée). heeft op 7 oktober 2019 een rapport uitgebracht (productie 23 bij verzoekschrift).
2.6.
Over de huidige klachten (die dus met name bestaan uit klachten aan de rug) heeft deze in zijn rapport geschreven:
"1.2 Huidige klachten.
Voor wat betreft de rug is sprake van pijnklachten onder in de rug op de overgang naar het bekken. Deze klachten zijn continu aanwezig (24 uur per dag. 7 dagen in de week). Als ze plat op de buik ligt voelt ze de pijn minder worden. Zij kan de pijn moeilijk omschrijven. De pijn straalt uit naar het linkerbeen tot in de voet tot in de tenen. Het hele linkerbeen is pijnlijk. De pijn in het been is niet continu aanwezig. Lang staan of lang zitten veroorzaakt uitstraling. Ook bij bewegen heeft ze uitstraling naar het linkerbeen. De pijn in de rug is wisselend van intensiteit. Met name lang zitten en lopen leidt tot toename van pijnklachten. Als ze langer een bepaalde houding of beweging doet neemt de pijn toe. Gemiddeld genomen is de pijn in rust VAS 8-9 om toe te nemen tot VAS 10 onder invloed van bewegen. Zij kan ongeveer 15 tot 20 minuten lopen en moet dan gaan zitten als gevolg van pijnklachten in de rug. Bukken gaat niet. Tillen en dragen, duwen en trekken zijn allemaal activiteiten die niet meer mogelijk zijn. Druk verhogende momenten leiden tot pijnklachten in de rug zonder uitstraling. Zij heeft tintelingen in beide benen na het toiletbezoek. Dit is soms links en soms rechts aanwezig. Soms heeft ze het ook in beide benen tot in de voeten. De tintelingen zijn dan in het hele been gelokaliseerd. Ze heeft geen spieruitval in de benen. De kracht in de benen is wel minder dan vroeger. Ze is sneller moe. De mictie en defecatie vermelden geen bijzonderheden. De nachtrust wordt gestoord als gevolg van optredende pijnklachten. "s Ochtends is ze erg moe als ze opstaat. Er is sprake van ochtendstijfheid. Ze kan niet aangeven of ook sprake is van startstijfheid de rest van de dag. Ze gaat tussen 01 :00 en 02:00 uur 's nachts naar bed en staat om 07:00 uur/ 07:30 uur op voor haar dochter die naar school moet. In de nek heeft ze soms nog een trekkend gevoel aan de linkerzijde. Deze pijn is niet meer continu aanwezig en treedt soms plotseling op. Daarvoor is geen duidelijk uitlokkend moment aanwezig. Voor het ongeval was ze bekend met migraine. Deze migraine is na het ongeval toegenomen qua frequentie en intensiteit. Ze heeft daar nu Metoprolol voor. Lopen over onregelmatig terrein leidt tot toename van pijnklachten. Bukken gaat heel slecht. De billen steken dan uit. Traplopen gaat moeizaam zowel trap op als trap af. Ze kan wel gewoon doorlopen en hoeft niet bij te zetten. Ze moet wel regelmatig stoppen als ze de trap neemt. Hurken kan ze wel doch ze kan dat niet goed volhouden. Hetzelfde geldt voor het knielen. Fietsen kan ze niet meer."
2.7.
Onder het kopje Samenvatting schreef Devilée:
V. Samenvatting
Mevrouw [verzoekster] is op 10 januari 2016 betrokken geweest bij een verkeersongeval. Ze is diezelfde dag gezien met hoofd- en nekklachten bij de huisartsenpost. In de dagen nadien is ze enkele malen bij de huisarts geweestvanwege persisterende klachten. Ook ontwikkelden zich rugklachten. Op 15 januari zijn foto's van de cervicale -, thoracale - en lumbale ervelkolom gemaakt waaruit geen afwijkingen volgden. Zij is uitgebreid fysiotherapeutisch behandeld zonder dat dit effect sorteerde. Een MRI van de thoracale- en lumbale wervelkolom liet evenmin afwijkingen zien. Een geconsulteerde neuroloog kon op zijn vakgebied geen afwijkingen vinden. Ze werd gerevalideerd via revalidatiecentrum Rijndam en het Rughuis. Deze behandelingen hebben geen effect gehad. Ze werd door de orthopeed gezien in de St. Maartenskliniek in Nijmegen die op zijn vakgebied geen afwijkingen kon vaststellen. Een botscan gecombineerd met een SPECT CT werd gemaakt waaruit geen afwijkingen volgden. Vervolgens is in Turkije een MRI gemaakt waaruit volgens het verslag mogelijk gebleken is dat sprake was van een doorgemaakte breuk van de processus articularis van L5 aan de rechterzijde. De botscan en de SPECT CT hebben op dat niveau geen afwijkingen laten zien. Ze is behandeld door het pijnteam zonder effect. Een secend opinion bij een andere neuroloog heeft geen afwijkingen aan het licht gebracht. Een recent consult bij de neurochirurgie waarbij ook een nieuwe MRI gemaakt is heeft evenmin afwijkingen laten zien. De op dit moment door betrokkene nog genoemde restklachten bestaan uit:
• pijnklachten onder in de rug op de overgang naar het bekken. continu aanwezig met uitstraling naar het linkerbeen tot in de voet waarbij het gehele been pijnlijk is:
• de pijn wisselt van intensiteit afhankelijk van belasting in de vorm van zitten en lopen en staan:
• zij heeft tintelingen in beide benen na het toiletbezoek soms links soms rechts en soms in beide benen:
• nachtelijke pijn:
• ochtendstijfheid.
Voor wat betreft: de nek:
• heeft ze soms een trekkend gevoel aan de linkerzijde niet continu aanwezig. plotseling optredend zonder duidelijk uitlokkend moment;
• zij heeft meer hinder van migraine qua frequentie en intensiteit dan voor het ongeval.
Bij het lichamelijk onderzoek is sprake van de volgende bevindingen:
• zeer voorzichtig looppatroon zonder romprotatie waarbij de lumbale wervelkolom zeer star gehouden wordt:
• betrokkene staat en loopt met een hyperlordose zonder afwikkeling in de heupen:
• monopedaal staan is niet mogelijk zonder steun vanuit de omgeving;
• iets vergrote thoracale kyfose en een sterk vergrote lumbale lordose:
• volledig opgeheven beweeglijkheid van de lurnbosacrale wervelkolom;
• pijnklachten bij het bewegingsonderzoek op de lurnbosacrale overgang:
• lumbaal kloppijn:
• minder kracht in de m. iliopsoas mogelijk als gevolg van optredende pijnklachten:
• normale functie van de cervicale wervelkolom met paravertebrale drukpijn en drukpijn over de inserties van de musculatuur aan het achterhoofd.
VI. Beschouwing
Betrokkene heeft na het ongeval van 10 januari 2016 nekklachten ontwikkeld. Deze klachten zijn in het dossier meteen na het ongeval beschreven. Pre-existent was betrokkene niet bekend met nekklachten. Gaande de tijd hebben zich eveneens rugklachten ontwikkeld. Het eerste radiologisch onderzoek van 15 januari 2016 van nek en rug heeft geen posttraumatische afwijkingen laten zien. Er is sprake van een vergrote lumbale lordose doch er worden geen posttraumatische afwijkingen gevonden. De nekklachten verbeteren gaande de tijd. Betrokkene houdt persisterend lage rugklachten. Uitgebreid radiologisch onderzoek door meerdere specialisten van meerdere professies heeft op geen van deze vakgebieden tructurele afwijkingen laten zien. Het enige dat opvalt is dat sprake is van een hyperlordose. Er is echter geen posttraumatische afwijking in de rug aantoonbaar die deze hyperlordose zou
kunnen doen verklaren. Gaande de tijd wordt op een foto uit Turkije mogelijk een fractuur van de processus articularis van L5 aan de rechterzijde beschreven doch een botscan met SPECT CT heeft op dit niveau geen afwijkingen laten zien. De op dit moment door betrokkene genoemde klachten en de bevindingen bij het lichamelijk onderzoek imponeren als zijnde myogene klachten bij een houdingsanornalie in de vorm van een vergrote lumbale lordose. Betrokkene heeft aangegeven dat deze: lumbale lordose voor het ongeval niet bestond. Het eerste radiologisch onderzoek laat al een vergrote lumbale lordose zien. Er zijn geen aanwijzingen voor posttraumatische afwijkingen op basis waarvan deze vergrote lumbale lordose door het ongeval zou kunnen zijn ontstaan. Het is derhalve aannemelijk dat pre-existent reeds sprake geweest is van een hyperlordose waarbij gaande de tijd myogene klachten zijn ontstaan. Gezien het multifactorieel karakter van myogene klachten hadden dit type klachten bij de aanwezige houdingsanomalie ook kunnen zijn ontstaan als betrokkene het ongeval niet was overkomen. Of en wanneer die klachten zouden zijn ontstaan kan ik echter niet aangeven. Betrokkene geeft uitstralingen naar de benen aan die afwisselend links en rechts aanwezig zijn en soms beiderzijds optreden met tintelingen. Bij het lichamelijk onderzoek worden geen aanwijzingen gevonden voor neurogenen problematiek. Deze klachten kan ik derhalve op basis van het lichamelijk en radiologisch onderzoek waarbij meerdere malen MRl"s gemaakt zijn. niet verklaren. Bij betrokkene worden degeneratieve veranderingen van de facetgewrichten L4-L5 L5-S I gezien.
2.8.
Devilée heeft vervolgens de vragen van het IWMD-vragenformulier beantwoord. In essentie wordt daarin verwezen naar de beschouwing die hij eerder in het rapport heeft gegeven.
3.
Het geschil
3.1.
Het verzoek van [verzoekster] luide voor zover thans nog van belang om:
1. een voorlopig deskundigen bericht te bevelen en partijen op te dragen de deskundigen te voorzien van dit verzoekschrift en het (eventuele) verweerschrift alsook elke door (elk van de) partijen in dit geding gebrachte stukken dan wel die stukken desgevraagd aan de deskundigen te doen toekomen in het kader van diens onderzoek ex art. 198 lid 3 R v:
2. als anesthesioloog voor een second opinion te benoemen prof. Huygen. als revalidatiegeneeskundige te benoemen drs. R.C. J. Zondervan of drs. Van Woensel. en aan deze de door [verzoekster] voorgestelde vraagstelling voor te leggen. althans de door de rechtbank te formuleren vragen te beantwoorden en daaromtrent een schriftelijk verslag uit te brengen.
Het verweer van Allianz strekt tot:
(I) afwijzing van het verzoek van [verzoekster] , met een - uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van [verzoekster] in de kosten: .
(2) voor zover rechtbank het verzoek niet zou afwijzen, om:
• bij dr. Huygen en/of drs. Van Woensel en/of drs. Zondervan navraag te doen of zij ervaring met het verrichten van expertises in aansprakelijkheidszaken hebben en als zij deze ervaring niet hebben moet overleg met partijen plaatsvinden:
• aan de door de rechtbank te benoemen anesthesioloog de vraag voor te leggen welke behandelingen inzake pijnbestrijding er voor de door gestelde klachten mogelijk is:
• aan de door de rechtbank te benoemen revalidatiearts de vraag voor te leggen welke hulp(middelen) en behandelingen verzoekster nodig heeft om haar zo optimaal mogelijk te kunnen laten functioneren;
• de kosten van het deskundigenbericht/de deskundigenberichten komt/komen voor rekening van verzoekster:
• kosten rechtens.
3.3.
Op de stellingen en verweren van partijen zal hierna, voor zover van belang, nader worden ingegaan.
4.
De beoordeling
4.1.
In haar verzoekschrift verzoekt [verzoekster] om twee deskundiuen te benoemen: I) een anesthesioloog en 2) een revalidatiearts.
4.2.
Aan de eerste expert wenst [verzoekster] , na een inleiding. de volgende vragen te stellen:
Vraag I
Welke van de door de heer Devilée onder 1.1. 1.3.1 en 1.3.1 beschreven klachten en beperkingen zijn toe te schrijven aan een vergrote lumbale lordose:
Vraag 2
Kan een ongeval als betrokkene is overkomen een vergrote lumbale lordose verergeren?
Vraag 3
Kunnen de medische gevolgen van een ongeval zoals betrokkene is overkomen, bijvoorbeeld omdat betrokkene door pijn/ongemak een andere houding is gaan aannemen dan wel door pijn of ongemak anders is gaan bewegen, los van het door u op vraag 2 gegeven antwoord, door de aanwezigheid van een vergrote lumbale lordose zwaarder uitpakken dan zonder een dergelijke afwijking het geval zou zijn geweest?
Kunt u uw antwoord nader toelichten en (voor zover mogelijk) concretiseren op de onderhavige kwestie?
Vraag 4
In de situatie dat de gevolgen van een ongeval als betrokkene is overkomen de vergrote lumbale lordose kunnen verergeren, na hoeveel tijd na het ongeval kan de vergrote lumbale lordose verergeren?
Vraag 5
In de situatie dat de gevolgen van een ongeval als betrokkene: is overkomen de: vergrote lumbale lordose niet kunnen verergeren. kunnen dan de [in het rapport van de heer Devilée] onder 1.2. 1.3.1 en 1.3.2 beschreven klachten en beperkingen ontstaan?
Vraag 6
In de situatie dat het ongeval als betrokkene is overkomen de gevolgen van een ongeval als betrokkene is overkomen de vergrote lumbale lordose niet kunnen verergeren en de onder 1.2. 1.3.1 en 1.3.2 beschreven klachten en beperkingen ontstaan. op welke leeftijd van betrokkene zullen de onder 1.2. 1.3.1 en 1.3.2 beschreven klachten en beperkingen ontstaan?
Houdt u daarbij rekening dat betrokkene tot 10 januari 2016, toen zij 30 jaar oud was, anamnestisch niet bekend was met klachten uitgaande van het houdings- en bewegingsapparaat. te weten nek- en rugklachten. Sedert het ongeval zijn cleze klachten pas opgetreden.
4.3.
Aan de revalidatiearts wenst [verzoekster] wederom de IWMD-vraagstelling voor te leggen.
4.4.
Bij de beoordeling van dit verzoek wordt vooropgesteld dat een verzoek tot het houden van een voorlopig deskundigenbericht in beginsel dient te worden toegewezen. mits het verzoek ter zake dienend en voldoende concreet is en feiten betreft die met het onderzoek door een deskundigenonderzoek bewezen kunnen worden Van dit uitgangspunt kan worden afgeweken indien het verzoek in strijd is met een goede procesorde, van de bevoegdheid tot het verzoeken van een voorlopig deskundigenbericht misbruik wordt gemaakt of sprake is van een zwaarwichtig bezwaar clat aan toewijzing van het verzoek in de weg staat.
4.5.
Tussen partijen staat vast dat dat er al een deskundigenbericht is uitgebracht door een op gezamenlijk verzoek van partijen aangezochtedeskundige, te weten orthopedisch chirurg Devilée.
4.6.
Wanneer partijen in een letselschadezaak zijn overeengekomen expertise in te winnen, waarbij zij beiden en hun beider medisch adviseurs betrokken zijn geweest en partijen in de gelegenheid zijn geweest om zich over een door de deskundige opgestelde concept-rapport uit te laten. kan het benoemen door de rechtbank van een derde deskundige om opnieuw over de casus te oordelen, volgens vaste rechtspraak, slechts aan de orde kunnen zijn als daarvoor zwaarwegende gronden voor zijn. Zulke zwaarwegende gronden kunnen bijvoorbeeld zijn dat de op die wijze tot stand gekomen deskundigenrapportage niet voldoet aan de elementaire eisen van deugdelijkheid. Het deskundigenrapport intern inconsistent is of onbegrijpelijk of daarin zonder grond en/of om onduidelijke redenen relevante beschikbare informatie wordt genegeerd of als de rapportage niet op procedureel
juiste wijze tot stand is gekomen.
4.7.
[verzoekster] heeft niet gesteld, maar ook niet aangetoond of zelfs maar aannemelijk gemaakt dat het rapport van Devilée in één van de hiervoor genoemde aspecten tekortschiet.
4.8.
Het verzoek van [verzoekster] om nieuwe deskundigen te benoemen. is wegens het voorgaande in strijd met de eisen van een goede procesorcle en moet daarom worden afgewezen.
4.9.
In het verzoekschrift stelt [verzoekster] dat zij het verzoekschrift indient met het doel dat een onafhankelijke deskundige een onderzoek uitvoert naar de vraag of sprake is van een causaal verband tussen de klachten en beperkingen van [verzoekster] en het haar overkomen ongeval van 10 januari 2016. Juist voor deze kwestie is echter door partijen gezamenlijk deskundige Devilée ingeschakeld en hij heeft: op de hem gestelde vragen naar behoren antwoord gegeven. Er bestaat dus geen enkele reden om opnieuw twee deskundigen te benoemen om de causaliteitsvraag te beoordelen.
4.10.
De vraagstelling die [verzoekster] aan de revalidatiearts wil voorleggen is geheel identiek aan die van Devilée. Aan de anesthesioloog wil [verzoekster] enkele specifieke Hagen stellen.
Hiervoor geldt in aanvuilling op het bovenstaande nog het volgende. Uit de vraagstelling die [verzoekster] aan de anesthesioloog wil voorleggen leidt de rechtbank af dat [verzoekster] klaarblijkelijk vindt dat ook de vraag of de aanrijding die haar is overkomen al dan niet op termijn tot een verergering: kan leiden van de klachten die kunnen ontstaan door een lumbale lordose, zoals bij haar vastgesteld. aan een deskundige zou moeten worden voorgelegd. De rechtbank is van oordeel dat [verzoekster] deze vraag aan de door partijen gezamenlijk aangezochte deskundige Devilée had dienen voor te leggen. Daartoe bestond gelegenheid aangezien zij (althans haar advocaat/medisch adviseur) zich heeft kunnen uitlaten over het concept van het expertiserapport van Devilée. maar van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt. Bij de mondelinge behandeling van het verzoekschrift van [verzoekster] heeft Allianz voorgesteld om Devilée opnieuw te benaderen. maar dat Allianz dan wel overleg wilde voeren over de aan hem te stellen vragen. [verzoekster] heeft bezwaren geuit tegen het opnieuw benaderen van Devilée. Het opnieuw benaderen van Devilée ligt naar het oordeel van de rechtbank echter meer voor de hand dan het benaderen van een anesthesioloog om een second opinion over het rapport van Devilée te geven. De door [verzoekster] geformuleerde vragen hebben in het bijzonder betrekking, op de mogelijke effecten van een aanrijding op de bij [verzoekster] vastgestelde lumbale lordose. hetgeen in de eerste plaats een orthopedische beoordeling lijkt te zijn. Nu [verzoekster] expliciet heeft verklaard geen heil te zien in het benaderen van Devilée als deskundige, heeft de rechtbank niet de vrijheid haar verzoek anders op te vatten dan wat in het verzoekschrift staat. Om de hiervoor vermelde redenen is dat verzoek niet toewijsbaar.
4. 11.
De conclusie uit het voorgaande is dat het verzoek van [verzoekster] , in al zijn onderdelen, zal worden afgewezen.
4.12.
[verzoekster] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van deze procedure worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Allianz worden begroot op een bedrag van € 1.802,00. te weten € 1.126.00 aan salaris voor advocaat (2 punten* x tarief € 563.00) en het griffierecht van € 676.00. (* verweerschrift (I), mondelinge behandeling (I )).
Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2022/RBROT-290622