CTG 080606 zorvuldigheid onderzoek bedrijfsarts
- Meer over dit onderwerp:
CTG 08-06-06 zorvuldigheid onderzoek bedrijfsarts
3.8. Na het consult van 10 december 2001 heeft de arts aan de werkgever van klager het volgende advies uitgebracht: “ […]Er bestaan beperkingen, maar mijns inziens zijn deze in die mate aanwezig dat betrokkene zijn werkzaamheden volledig kan uitvoeren. Ik adviseer volledige arbeidsgeschiktheid. Betrokkene is het daar niet mee eens. Ik heb betrokkene verwezen naar de USZO voor een deskundige beoordeling. Ik adviseer hierover contact te houden met betrokkene. Ik hoor graag wanneer een nieuwe afspraak gewenst is.” Op grond van de stukken en hetgeen ter zitting door partijen nog is verklaard is het Centraal Tuchtcollege van oordeel dat de arts op basis van onvoldoende onderzoek tot de door hem gestelde diagnose spanningsklachten en aspecifieke rugklachten is gekomen. Nu de arts ook geen enkele informatie bij behandelaars van klager heeft ingewonnen had van hem tenminste verwacht mogen worden dat hij bij klager, alvorens tot bedoelde diagnose te komen, het onderzoek van de rug had dienen uit te voeren volgens de richtlijnen van de beroepsgroep. Hij had zijn advies aan de werkgever niet louter mogen baseren op een door hem als oriënterend gekwalificeerd rugonderzoek. Dat dit onderzoek veel meer heeft ingehouden dan, zoals door klager is gesteld, het op enige afstand bekijken van klager terwijl deze met zijn trui omhoog bewegingen maakte als ook dat hij uiteindelijk de door hem gehanteerde gesprekstechniek - het herhaaldelijk onderbreken van klager - opzij heeft gezet en klager zijn verhaal heeft laten doen, heeft de arts niet aannemelijk kunnen maken. Naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege is de arts aldus te kort geschoten in de zorg die hij klager moest verlenen en valt hem dat tuchtrechtelijk aan te rekenen. De arts heeft weliswaar aangevoerd dat hij niet meer dan een advies aan de werkgever van klager heeft uitgebracht maar aangenomen mag toch worden dat een werkgever het advies van de bedrijfsarts als een zwaarwegend advies zal aanmerken. Aan de zorgvuldigheid waarop een dergelijk advies tot stand komt mogen en moeten hoge eisen worden gesteld. Daaraan voldoet het advies van de arts niet. Dat klager te allen tijde het oordeel van de bedrijfsarts kan laten toetsen maakt dat niet anders. CTG 2005/101