Kifid 230309 slachtoffer ontvankelijk in klacht; diverse gegronde klachten
- Meer over dit onderwerp:
Kifid 230309 slachtoffer ontvankelijk in klacht; diverse gegronde klachten
4. Beoordeling
4.1 Ten aanzien van het door Aangeslotene gevoerde verweer, inhoudende dat Consument niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in het verzoek om geschilbeslechting omdat het verzoek is gedaan door de advocaat van Consument zelf en niet door of namens Consument, merkt de Commissie op dat uit de eerste bij het Klachteninstituut Financiële Dienstverlening bij brief van 2 mei 2006 ingediende klacht
door de advocaat van Consument uitdrukkelijk is medegedeeld dat hij namens Consument optreedt. Bovendien heeft de advocaat in zijn ingediende repliek van 2 september 2008 nogmaals herhaald in deze kwestie op te treden als de advocaat van Consument. Het door Aangeslotene op dit punt gevoerde verweer faalt derhalve.
4.2 De Commissie verwerpt voorts het verweer dat Consument als derde-benadeelde niet is aan te merken als Consument als bedoeld in artikel 1 van het Reglement en dat de Commissie derhalve niet bevoegd zou zijn van het geschil kennis te nemen. Op grond van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen heeft Consument een rechtstreekse aanspraak op schadevergoeding jegens de motorrijtuigverzekeraar. Zij is een “bij een (…) financieel product of financiële dienstverlening middellijk of onmiddellijk belanghebbende” in de zin van het Reglement. Vgl. de uitspraak van de
Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 9 van 19 juni 2008.
4.3 Ook het door Aangeslotene gevoerde verweer dat geen sprake is van een geschil als bedoeld in artikel 1 van het Reglement aangezien de klacht, hoewel gericht tegen Aangeslotene, zich eigenlijk richt tegen de schaderegelaar die niet is aangesloten bij Kifid, faalt. Een verzekeraar is immers voor het door hem ingeschakeldeschaderegelingsbureau aansprakelijk als voor eigen gedragingen.
4.4 Consument heeft in het vragenformulier uitdrukkelijk medegedeeld dat zijn klacht zich richt tegen de behandeling van de zaak door de door Aangeslotene ingeschakelde schaderegelaar en heeft als voorstel ter oplossing van het geschil – onder meer – voorgesteld dat de Commissie oordeelt dat ten aanzien van de door hem aangehaalde zaken verwijtbaar onzorgvuldig is gehandeld. Nu geen geldbedrag door Consument is gevorderd en het verzoek om geschilbeslechting dus geen betrekking heeft op de omvang van de schade, gaat ook het door Aangeslotene op artikel 9 sub d van het Reglement gedane beroep niet op.
4.5 Ter zake van het door Aangeslotene gevoerde verweer dat de Commissie het verzoek tot geschilbeslechting niet in behandeling kan nemen omdat meer dan een jaar is verstreken tussen het tijdstip waarop Consument van de feiten waarop het geschil betrekking heeft kennis heeft genomen en het tijdstip waarop de klacht aan Aangeslotene is voorgelegd, oordeelt de Commissie als volgt. Terecht heeft
Consument opgemerkt dat, nu lange tijd sprake is geweest van onderhandelingen en afspraken zijn gemaakt om te trachten in minnelijk overleg een oplossing te bereiken, de eenjaarstermijn eerst is gaan lopen op het moment dat de onderhandelingen definitief werden afgebroken, te weten begin 2006. Dit betekent dat het verzoek tot geschilbeslechting tijdig is ingediend.
4.6 De Commissie is voorts van oordeel dat de feiten niet te ver in het verleden liggen zodat het door Aangeslotene gedane beroep op artikel 10.1 sub e van het Reglement niet opgaat.
4.7 Het door Aangeslotene gedane beroep op artikel 10.1 sub d van het Reglement faalt eveneens. Ook indien wordt uitgegaan van de juistheid van de stelling dat de Ombudsman Financiële Dienstverlening op 17 januari 2007 mondeling aan de advocaat van Consument heeft medegedeeld het dossier reeds te hebben gearchiveerd en daarin een “oordeel”van de Ombudsman zou zijn vervat, heeft te gelden dat uitgegaan dient te worden van de datum waarop de Ombudsman Financiële Dienstverlening schriftelijk zijn eindoordeel aan Consument heeft kenbaar gemaakt. Uit de overgelegde stukken volgt dat de Ombudsman Financiële Dienstverlening de advocaat van Consument bij brief van 5 juni 2007 in overweging geeft gegeven zijn klacht voor te leggen aan de Commissie. Bij aangetekende brief van
27 juli 2007 heeft Consument bij de Commissie een verzoek tot geschilbeslechting ingediend. Van overschrijding van de in artikel 10.1 sub d genoemde termijn is derhalve geen sprake.
4.8 Uit voornoemde punten volgt dat de Commissie van oordeel is dat er formeel geen beletselen zijn om het door Consument gedane verzoek tot geschilbeslechting in behandeling te nemen.
4.9 Bij de inhoudelijke beoordeling van de klachten stelt de Commissie voorop dat Aangeslotene heeft erkend dat de door hem ingeschakelde schaderegelaar zich niet voortvarend heeft opgesteld en onredelijk lange termijnen heeft gehanteerd bij de schadebehandeling en dat ten onrechte een door de schaderegelaar ingeschakelde medewerker in Amerika onderzoek naar Consument heeft verricht. De klacht zal in zoverre derhalve gegrond worden verklaard.
4.10 Wat betreft de klacht dat de door Aangeslotene ingeschakelde schaderegelaar zich onzorgvuldig heeft opgesteld ten aanzien van de medische aspecten, is de Commissie van oordeel dat de onzorgvuldige opstelling ten aanzien van de medische aspecten waarover Consument zich beklaagt reeds aan de orde zijn gesteld in een klachtprocedure bij het Regionaal Tuchtcollege voor de gezondheidszorg die Consument aanhangig heeft gemaakt tegen de medisch adviseur van de door Aangeslotene ingeschakelde schaderegelaar. De Commissie kan dit klachtonderdeel ingevolge artikel 7.1 sub a van haar Reglement derhalve niet in behandeling nemen.
4.11 Wat de overige door Consument aangevoerde verwijten betreft, merkt de Commissie op dat haar uit de overgelegde stukken niet is gebleken dat Aangeslotene op die punten onjuist, dan wel onzorgvuldig heeft gehandeld. In zoverre zijn die klachtonderdelen derhalve ongegrond.
4.12 Dit alles brengt mee dat Consument niet-ontvankelijk is in zijn onder 4.10 besproken klachtonderdeel, dat de onder 4.9 besproken klachtonderdelen gegrond worden verklaard en dat de klacht voor het overige ongegrond wordt verklaard. Aangeslotene zal als de gedeeltelijk in het ongelijk gestelde partij aan Consument diens eigen bijdrage aan de behandeling van deze klacht dienen te voldoen.
5. Beslissing
De Commissie beslist, als bindend advies, dat Consument niet-ontvankelijk is in het onder 4.10 besproken klachtonderdeel, dat de vordering tot gegrondverklaring van de onder punt 4.9 besproken klachtonderdelen dient te worden toegewezen en dat de vordering tot gegrondverklaring van de overige klachtonderdelen dient te worden afgewezen. Voorts beslist de Commissie dat Aangeslotene als gedeeltelijk in het ongelijk gestelde partij aan Consument diens eigen bijdrage aan de behandeling van deze klacht, zijnde € 50,-, dient te vergoeden. Kifid