RBROT 140224 verzekerde niet gebonden aan erkenning verzekeraar, verzekeraar wél; ES gaat bestek procedure te buiten
- Meer over dit onderwerp:
RBROT 140224 verzekerde niet gebonden aan erkenning verzekeraar, verzekeraar wél; ES gaat bestek procedure te buiten
3De feiten3.1.
Op 7 april 2019 omstreeks 17:57 uur heeft een ongeval plaatsgevonden op de A12 te Zoetermeer.
3.2.
Bij het ongeval waren betrokken:
- een zwarte personenauto, merk Toyota, type Auris, kenteken [kenteken01] (hierna: de Toyota) WAM-verzekerd bij Allianz, bestuurd door [gedaagde01] ;
- een blauwe personenauto, merk Skoda, type Octavia, kenteken [kenteken02] (hierna: de Skoda), WAM-verzekerd bij Euro Insurances, bestuurd door [naam01] (hierna: [naam01] ). In de Skoda zaten als passagiers [naam02] (hierna: [naam02] ) en [naam03] (hierna: [naam03] );
- een grijze personenauto Renault, type Megane, kenteken [kenteken03] (hierna: de Renault), bestuurd door [naam04] (hierna: [naam04] ). In de Renault zat als passagier [naam05] (hierna: [naam05] ).
3.3.
In het ongedateerde proces-verbaal van politie staat het volgende:
“ Toedracht
Voorlopige toedracht:
De Al2 links ter hoogte van hmp 12.0 bestaat uit vier rijstroken.
Be [gedaagde01] reed als bestuurster van de personenauto voorzien van kenteken
[kenteken01] op rijstrook 1.
Be [naam01] reed als bestuurder van de personenauto voorzien van kenteken
[kenteken02] op rijstrook 2. In dit voertuig zat ook als passagier be [naam02]
Be [naam04] reed als bestuurster van de personenauto voorzien van het kenteken
[kenteken03] , het is nog niet zeker op welke rijstrook zij reed. In dit voertuig zat ook als passagier be [naam05] .
Be [gedaagde01] passeerde op rijstrook 1 be [naam01] , maar stuurde iets te vroeg
naar rechts, waardoor zij met de rechterachterzijde tegen de linkervoorzijde van het voertuig van be [naam01] aan reed.
Beide voertuigen begonnen hierdoor te spinnen, waarbij het voertuig van be [ X ] ook is geraakt.
De voertuigen van be [gedaagde01] en be [naam01] zijn op rijstrook 3 en 4 tot
stilstand gekomen.
Het voertuig van be [naam04] is hard tegen de vangrail rechts tot stilstand
gekomen en is hierbij bekneld komen te zitten.
Be [naam04] heeft hierbij zwaar lichamelijk letsel opgelopen. [naam05] was
niet gewond.
Be [naam02] heeft hierbij licht letsel opgelopen.
Be [gedaagde01] heeft hierbij licht letsel opgelopen."
3.4.
[gedaagde01] heeft op het door haar ingevulde schadeaangifteformulier verklaard:
“Ik werd aangereden door B [Rb: de Skoda van [naam01] ] toen ik deze inhaalde.”
3.5.
[gedaagde01] is op 7 mei 2019 gehoord door de politie. Zij heeft toen verklaard, voor zover relevant:
“(…) Ik reed op de 3e rijstrook gezien vanaf de vluchtstrook. Voor mij reed een
blauwe Skoda en daarvoor reed een witte auto. Ik zag dat de afstand tussen die twee auto's kort was, en dat zij niet zo hard reden. Ik besloot deze auto's in te halen over de 4e rijstrook. Ik weet niet hoe hard ik reed, ik weet wel hoe hard je daar mag rijden., dat is 130 kilometer per uur tussen 07:00 en 19:00 uur. Vlak voordat ik de blauwe Skoda volledig had in gehaald en met de voorzijde van mijn auto ter hoogte was van de witte auto voelde en hoorde ik een harde klap aan de rechter zijkant van mijn auto. (…)”
3.6.
[gedaagde01] is op 1 september 2020 opnieuw gehoord door de politie, toen als verdachte. Zij heeft toen verklaard, voor zover relevant:
“(…) Ik reed toen ongeveer 120 a 130 kilometer per uur. (..)
Ik besloot om de skoda en de auto daarvoor in te halen. Dit in verband met de gevaarlijke sitautie die ze veroorzaakte. Ik ben vervolgens gaan versnellen en ben gaan inhalen. Ik heb gas gegeven, op het moment dat ik naast de skoda reed heb ik in de auto gekeken. Ik weet niet meer of ik het gas heb los gelaten op het moment dat ik naar binnen keek in de auto. Ik weet wel dat ik niet geremd heb. Ik weet zeker dat ik in het midden van de rijbaan reed. Mijn auto geeft namelijk signalen als ik niet in het midden van de rijbaan reed.
(…)
Ik keek in de skoda en zag dat er een vrouw achter het stuur zat.
(...) Ik keek vervolgens weer voor me en gaf gas om de skoda en de auto er voor in te halen.
(...) Op het moment dat ik naar voren keek voelde ik een knal aan de rechterzijkant van de auto. Ik voelde tijdens de knal dat mijn auto direct naar links schoof.
(..) Ik weet nog dat ik heel hard naar recht heb gestuurd om terug in mijn baan te komen. (...)”
3.7.
[naam01] heeft op zijn schadeaangifteformulier ingevuld dat naar zijn mening één van de beide andere auto’s aansprakelijk is en dat hij van achteren werd aangetikt, waarbij hij niet weet door welke auto. [naam01] is op 7 mei 2019 door de politie gehoord als getuige. Hij heeft toen verklaard, voor zover relevant:
“(…) Ik weet niet wie er schuldig is aan het ongeval. Het moet een van de andere bestuurders van de auto’s zijn geweest. Ik ben volgens mij vanachter aangetikt.(…)”
3.8.
Allianz heeft per e-mail van 14 januari 2020 aan Leaseplan - de leasemaatschappij van de werkgever van [naam01] en de eigenaar van de Skoda - laten weten:
“Geachte [naam06] ,
Hierdoor laat ik u weten dat wij aansprakelijkheid erkennen voor het ontstaan van de aanrijding”.
Met vriendelijke groet,
(…)”
3.9.
Op 28 mei 2020 heeft Allianz per e-mail aan Leaseplan geschreven:
“Geachte [naam07] ,
Bijgevoegd bericht stuurde ik op 14 januari naar uw collega, [naam06] .
Kennelijk is dit bericht niet bij hem/u aangekomen, bij dezen alsnog. (…)”
3.10.
Op 29 januari 2021 heeft Allianz van de politie de processen-verbaal van verhoor, de processen-verbaal van bevindingen en het proces-verbaal van de Verkeersongevallenanalyse van 9 december 2019 (hierna: de VOA) ontvangen.
3.11.
Allianz heeft op 26 februari 2021 om 10:37 uur per e-mail het volgende geschreven aan Leaseplan:
“Inmiddels heb ik het aanvullende rapport van de politie gekregen inclusief het PV van de
ongevallenanalyse.
Met deze informatie erken ik aansprakelijkheid voor het ontstaan van de aanrijding.”
3.12.
Eveneens op 26 februari 2021, om 15:43 uur, heeft Allianz het volgende
e-mailbericht gestuurd aan Leaseplan:
“Vanmorgen heb ik u per abuis onderstaande mail gestuurd.
Ik ben tot de ontdekking gekomen dat ik helaas te snel een conclusie heb getrokken. Ik heb Ongevallen Analyse Nederland gevraagd welke conclusies er uit het OAN-rapport [rb: bedoeld wordt VOA] van de politie getrokken kunnen worden.
Op dit moment is nog niet duidelijk wie aansprakelijk is voor het ontstaan van de aanrijding.”
3.13.
Op 8 oktober 2021 heeft Ongevallen Analyse Nederland (hierna: OAN) een rapport uitgebracht. Daarin schrijft [naam08] (hierna: [naam08] ) onder meer:
“Vóór de positie van het eerste spoor van de Toyota, wordt het eerste spoor van de Skoda aangetroffen dat ook afkomstig is van het linkervoorwiel en ook op rijstrook 1 werd afgetekend.
Ook het linkerachterwiel van de Skoda tekent af op rijstrook 1. Hieruit volgt dat de door de Toyota geregistreerde vertraging meest waarschijnlijk werd veroorzaakt door de inrijding van de Skoda tegen de zijkant van de Toyota en dat de geregistreerde stuurbeweging na het zijwaartse contact tussen de Skoda en de Toyota plaatshad, immers, de Toyota én de Skoda tekenen de eerste sporen of op rijstrook 1 wat niet past bij het inrijden van de Toyota tegen de zijkant van de Skoda en de Skoda tekende eerder sporen of dan de Toyota. De uitgelezen data sluit uit dat de Toyota (bijvoorbeeld) eerst naar rechts stuurde tegen de Skoda, vervolgens naar links terug bewoog om aansluitend in een drift naar rechts te raken.”
3.14.
Op 6 december 2021 heeft de advocaat van Allianz aan Leaseplan geschreven dat het ongeval te wijten is aan [naam01] en dat zij terugkomt op de erkenning van aansprakelijkheid.
3.15.
Op 22 juni 2022 heeft de advocaat van AMS c.s. in reactie hierop geschreven dat AMS Allianz houdt aan de gedane erkenningen van aansprakelijkheid.
3.16.
Op 17 november 2022 heeft [naam09] (hierna: [naam09] ) - die onderzoek deed in opdracht van de WAM-verzekeraar van [naam04] - in zijn rapportage onder meer het volgende geschreven:
“Samengevat onderschrijf ik op basis van een uitvoerige dossierstudie de conclusie van [naam08] van OAN dat de eerste aanrijding tussen de Toyota en de Skoda tijdens het ongeval plaatsvond op rijstrook 1; de rijstrook die werd gevolgd door de Toyota -bestuurster. Dit betekent dat de Skoda-bestuurder de Skoda kort voor de eerste aanrijding tussen de Toyota en de Skoda van richting heeft veranderd dan wel naar links heeft gestuurd. De hypothese van de VOA dat de eerste aanrijding tussen de Toyota en de Skoda tijdens het ongeval plaatsvond op rijstrook 2; de rijstrook die de Skoda-bestuurder voor het ongeval volgde is niet correct, althans wordt niet ondersteund door het sporenbeeld op het wegdek van de rijstroken van de Al2 én de pre-crash data in de EDR van de Toyota.”
4Het geschil
in conventie
4.1.
AMS c.s. vordert - na wijziging van eis en zo mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
“Voor recht te verklaren dat Allianz en [gedaagde01] op de gedane
aansprakelijkheidserkenning(en) niet kunnen terugkomen jegens Euro Insurances
DAC/AMS;
II. Allianz en [gedaagde01] te veroordelen tot betaling van € 7.347,59, te vermeerderen met de
wettelijke rente;
III. Allianz en [gedaagde01] te veroordelen tot betaling van de met deze procedure gemoeide kosten proceskosten, te vermeerderen met nakosten van € 173,-, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis en, voor het geval voldoening van de kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt, te vermeerderen met € 90,- in geval van betekening alsmede te verhogen met de wettelijke rente over de kosten, te rekenen vanaf de bedoelde termijn tot de algehele voldoening”
4.2.
Allianz c.s. voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
4.4.
Allianz c.s. vordert - na eisvermindering, zo mogelijk uitvoerbaar bij voorraad -
“voor recht te verklaren dat [gedaagde01] niet aansprakelijk is voor het ongeval en aldus Allianz niet schadeplichtig is voor de gevolgen daarvan; te verklaren voor recht dat [naam01] aansprakelijk is voor het ontstaan van het ongeval en aldus Euro Insurances DAC (c.s.) schadeplichtig is voor de gevolgen daarvan; Euro Insurances DAC en AMS te veroordelen aan Allianz te betalen een bedrag van € 180.609,63 (+p.m.), dan wel een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente en de proceskosten van Allianz, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het in deze zaak te wijzen vonnis en (voor het geval voldoening niet binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis plaatsvindt) te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf veertien dagen na dagtekening van het vonnis tot aan de dag der algehele voldoening.”
4.5.
AMS c.s. voert verweer. Zij concludeert tot niet-ontvankelijkheid dan wel afwijzing van de vorderingen met veroordeling van Allianz c.s. in de kosten van het geding en in de nakosten, te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening van het vonnis en te vermeerderen met de wettelijke rente, één en ander voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
4.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
5De beoordeling
in conventie en reconventie
Vooraf
5.1.
Gezien de samenhang tussen de vorderingen in conventie en reconventie behandelt de rechtbank deze vorderingen tezamen. Voordat de rechtbank ingaat op de materieelrechtelijke kant van de zaak, wordt eerst ingegaan op het internationale karakter van de zaak en op de eiswijzigingen.
Bevoegdheid
5.2.
De procedure draagt een internationaal karakter omdat Allianz statutair gevestigd is in België. Niet in geschil is dat partijen een uitdrukkelijke forumkeuze hebben gedaan voor de Nederlandse rechter conform artikel 25 van de Brussel I bis-Verordening. Een schriftelijke bevestiging is neergelegd in het e-mailbericht van 2 maart 2023. Hiermee is de Nederlandse rechter bevoegd kennis te nemen van dit geschil.
Toepasselijk recht en subrogatie
5.3.
De Skoda die [naam01] bestuurde was WAM-verzekerd bij Euro Insurances, gevestigd te Ierland. AMS is als wettelijke vertegenwoordiger van Euro Insurances in Nederland bevoegd de schade af te wikkelen. Allianz wikkelt de schade van [gedaagde01] af.
De vorderingen van de verzekeraars betreffen regresvorderingen en zijn op grond van artikel 2 lid 5 van het Haags Verkeersongevallenverdrag uitgezonderd van de werking daarvan. Volgens artikel 4 lid 1 van de Rome II-Verordening geldt in beginsel dat het toepasselijke recht wordt bepaald volgens de plaats waar de schade zich voordoet. Ter zake de subrogatie gaat het om de (oorspronkelijke) vorderingen die [naam01] en [naam02] zouden hebben gehad op Allianz en om de (oorspronkelijke) vordering die [gedaagde01] zou hebben gehad op AMS c.s. Artikel 19 van de Rome II-Verordening is van toepassing. Omdat de schade zich in Nederland voordoet, is op de schadeafwikkeling Nederlands recht van toepassing.
Relatief bevoegde rechter
5.4.
Nu Allianz c.s. heeft ingestemd met de bevoegdheid van de rechtbank Rotterdam, is deze rechtbank relatief bevoegd kennis te nemen van het geschil.
Eiswijzigingen
5.5.
AMS c.s. heeft haar vordering gewijzigd en vermeerderd bij de conclusie van antwoord in reconventie - tevens aanvulling en wijziging eis in conventie.
Allianz c.s. heeft haar vordering eveneens gewijzigd, bij akte houdende overlegging nadere producties tevens eisvermindering. De rechtbank zal recht doen op basis van de gewijzigde vorderingen. Formele bezwaren zijn niet gemaakt. De goede procesorde staat daaraan niet in de weg.
Positie AMS
5.6.
Hoewel Allianz c.s. bij gebrek aan wetenschap heeft betwist dat Euro Insurances is gesubrogeerd in de rechten van [naam01] en [naam02] gaat de rechtbank er van uit dat dat wel het geval is. Als op de WAM-polis van Euro Insurances Nederlands recht toepasselijk is vloeit dat voort uit art. 7:962 lid 1 BW en er is geen aanleiding om aan te nemen dat dat niet zo is.
WAM- aansprakelijkheid
5.7.
Gelet op de context betreft de aansprakelijkheid waarover partijen met elkaar contact hebben gehad de aansprakelijkheid zoals die voortvloeit uit de WAM. De WAM-verzekering moet volgens art. 3 lid 1 WAM dekken:
“de burgerrechtelijke aansprakelijkheid, waartoe het motorrijtuig in het verkeer aanleiding kan geven, van iedere bezitter, houder en bestuurder van het verzekerde motorrijtuig, alsmede van degenen die daarmede worden vervoerd (…)”.
Volgens art. 5 WAM moet de verzekering ook:
“de burgerrechtelijke aansprakelijkheid voor de door het motorrijtuig veroorzaakte schade dekken zoals die aansprakelijkheid voortvloeit uit de toepasselijke wet.”
5.8.
De WAM-verzekering behoeft niet de aansprakelijkheid te dekken voor schade die is toegebracht aan de bestuurder van het motorrijtuig dat het ongeval veroorzaakt (art. 4 lid 1 WAM).
Schade
5.9.
Vast staat dat de aanrijding schade heeft veroorzaakt aan de Skoda, de Toyota en de Peugeot, aan hun bestuurders en inzittenden en - blijkens hetgeen ter zitting is verhandeld - ook aan wegmeubilair etc. ter plaatse. De aansprakelijkheidserkenning van Allianz ziet dus op deze schade, voor zover het gaat om WAM-aansprakelijkheid.
5.10.
Allianz is teruggekomen op haar erkenning van aansprakelijkheid.
AMS c.s. stelt dat het Allianz als aansprakelijkheidsverzekeraar niet vrij staat om terug te komen op een tegenover een derde gedane erkenning dat haar verzekerde jegens die derde aansprakelijk is - welke erkenning door Allianz zelfs tot tweemaal toe is gedaan.
Allianz c.s. meent juist dat zij niet kan worden gehouden aan de erkenning en dat in geval van haar (onverhoopte) aansprakelijkheid geen vergoedingsplicht voor haar resteert na toepassing van artikel 6:101 BW. Gezien de derogerende werking van de redelijkheid en billijkheid dient de toepassing van het adagium “erkend is erkend” hier buiten toepassing te blijven. De feitelijke toedracht van het ongeval is anders gebleken dan waarvan is uitgegaan toen erkend werd.
Gang van zaken rondom de erkenningen van aansprakelijkheid
5.11.
De gang van zaken rondom de aansprakelijkheidskwestie en de erkenningen was als volgt.
In eerste instantie heeft Allianz AMS aansprakelijk gesteld voor het ontstaan van de aanrijding, per e-mailbericht van 18 juni 2019, onder verwijzing naar het schadeformulier en de verklaring van [gedaagde01] . AMS heeft die aansprakelijkheid afgewezen. Later, in reactie op een e-mail van Leaseplan van 19 juni 2019, heeft Allianz bericht dat “nog niet vast staat wie aansprakelijk is” . Allianz zou hier op terugkomen zodra zij het proces-verbaal had ontvangen. Vervolgens heeft Allianz op 14 januari 2020 aan Leaseplan bericht dat zij de aansprakelijkheid voor het ontstaan van de aanrijding erkende. Die erkenning - die als gezegd al is gedaan per e-mail van 14 januari 2020 - heeft Leaseplan in ieder geval bereikt per e-mail van 28 mei 2020. Daarna, ruim een jaar later, op 29 januari 2021, heeft Allianz van de politie de processen-verbaal van verhoor, de processen-verbaal van bevindingen en het proces-verbaal van de Verkeersongevallenanalyse van 9 december 2019 (hierna: de VOA) ontvangen. Naar aanleiding daarvan heeft Allianz per e-mail van 26 februari 2021 wederom aan Leaseplan geschreven dat zij de aansprakelijkheid erkende.
5.12.
Nadat Allianz dus eerder had aangegeven nog nadere stukken nodig te hebben - die zij ook heeft afgewacht en vervolgens heeft ontvangen - heeft zij daarna willens en wetens en zonder enig voorbehoud de aansprakelijkheid erkend. Hiermee is geen sprake is van een voor AMS kenbare vergissing aan de kant van Allianz.
5.13.
Daarbij heeft Allianz, in elk geval enige tijd, ook naar die erkenning gehandeld. Allianz heeft na berichtgeving van [gedaagde01] in juni 2020, inhoudend dat ten onrechte was aangenomen dat zij veroorzaker was van het ongeval, excuses aan [gedaagde01] aangeboden voor het misverstand maar geen actie ondernomen, om - bijvoorbeeld door middel van het opvragen van nadere getuigenverklaringen - de toedracht verder te onderzoeken.
5.14.
Allianz c.s. brengt naar voren dat zij in telefoongesprekken met Leaseplan van
28 juli 2020 en 24 september 2020 - kenbaar heeft gemaakt dat zij een fout heeft gemaakt door aansprakelijkheid te erkennen, tijdens welke telefoongesprekken Leaseplan heeft toegezegd mee te willen denken. Wat hier ook van zij - AMS c.s. ontkent dat telefonisch contact is opgenomen dat inhield dat Allianz wilde terugkomen op de gedane erkenning - dit heeft er aan de kant van Allianz toen niet toe geleid dat zij formeel en op schrift is teruggekomen op haar erkenning van aansprakelijkheid - tot 29 februari 2021.
Erkenning
5.15.
Een erkenning is een eenzijdige gerichte rechtshandeling. Uit de jurisprudentie en wel met name uit het arrest van de Hoge Raad van 10 januari 1992, (ECLI:NL:HR:1992:ZC0470) en uit het arrest van de Hoge Raad van 20 april 2018 (ECLI:NL:HR: 2018:646), in welk arrest de Hoge Raad het eerdere arrest van het Hof Den Haag bekrachtigde van 13 december 2016 (ECLI:NL:GHDHA:2016: 3604), volgt dat het een aansprakelijkheidsverzekeraar in beginsel niet vrij staat om terug te komen van een jegens een derde gedane erkenning dat zijn verzekerde jegens die derde aansprakelijk is. Zo is - wanneer een verzekeraar tot de erkenning van aansprakelijkheid is gekomen op grond van een rapport van een door hem ingeschakelde deskundige - daarvoor de enkele omstandigheid dat nadien een andere deskundige een andere visie omtrent de aansprakelijkheid geeft of het eerdere onderzoek als ondeugdelijk aanmerkt, niet voldoende, aangezien de omstandigheid dat het rapport van de deskundige achteraf onjuist of ondeugdelijk wordt bevonden, krachtens de in het verkeer geldende opvattingen in de verhouding tot de derde voor rekening van de verzekeraar en diens verzekerde behoort te komen (zie Hoge Raad 10 januari 1992, ECLI:NL:HR:1992:ZC0470, NJ 1992/606 en HR 19-09-2003, ECLI:NL:HR:2003:AF8270, NJ 2003/619).
Een verzekeraar is niet aan haar erkenning gebonden als komt vast te staan dat zij tot die erkenning is gekomen onder invloed van bedrog (artikel 3:44 BW), aangezien het dan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn dat hij aan zijn erkenning wordt gehouden (zie Gerechtshof Den Haag 29 september 2015, ECLI:NL:GHDHA:2015:2546).
5.16.
Dat van bedrog sprake zou zijn, is niet gesteld door Allianz c.s. noch anderszins gebleken. Allianz c.s. heeft gesteld dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn wanneer zij aan haar erkenningen wordt gehouden omdat de feitelijke toedracht van het ongeval anders lag dan waarvan werd uitgegaan ten tijde van de erkenning.
Feitelijke toedracht: geen eenduidig beeld
5.17.
De rechtbank constateert dat er omtrent de feitelijke toedracht van het ongeval diverse tegenstrijdigheden en onduidelijkheden blijken uit de processen-verbaal, de verklaringen en de situatieschetsen. Op grond van sommige stukken lijkt [gedaagde01] schuld te hebben aan het ongeval en op grond van andere stukken lijkt de schuld bij [naam01] te liggen. De conclusie is dat de rechtbank zich op dit moment geen eenduidig beeld kan vormen van de toedracht, ook niet als daarbij de rapporten van OAN ( [naam08] ) en [naam09] worden betrokken. De rechtbank kan hooguit de voorlopige conclusie trekken dat er mogelijk ook aansprakelijkheid ligt bij [naam01] . Het is denkbaar dat meerdere partijen verkeersfouten hebben gemaakt die hebben bijgedragen aan het ongeval. Allianz c.s. heeft te weinig aangevoerd om de door haar gestelde andere feitelijke toedracht - die ertoe zou leiden dat de schuld geheel bij [naam01] ligt - aannemelijk te maken, laat staan te bewijzen.
De rechtbank volgt Allianz dus niet in haar redenering dat duidelijk is dat de feitelijke toedracht anders was en dat het daarmee naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn wanneer zij aan haar erkenning(en) wordt gehouden.
5.18.
Los daarvan is het volgende van belang. Zelfs als er inmiddels een andere feitelijke toedracht van het ongeval zou vast staan dan de toedracht die ten grondslag lag aan de erkenningen dan is dit op zichzelf onvoldoende reden om Allianz toe te staan om terug te komen op erkenning van die aansprakelijkheid. De onjuiste voorstelling van de toedracht komt dan, naar verkeersopvattingen, in de verhouding tot AMS voor rekening en risico van Allianz. Het betreft hier een rechtsverhouding tussen aan beide kanten professionele WAM-verzekeraars, in een situatie waarin vanaf het begin onduidelijkheid bestond over de toedracht. Eventuele vergissingen aan de kant van Allianz ter zake erkenning van aansprakelijkheid dienen voor haar rekening als professioneel WAM-verzekeraar te blijven, zeker nu geen sprake is geweest van een overhaaste beslissing, zie de gang van zaken als beschreven onder 5.11 en bedrog zoals gezegd niet aan de orde is.
Allianz gebonden aan erkenning
5.19.
Het voorgaande betekent dus dat Allianz gebonden is aan haar erkenning.
5.20.
[gedaagde01] is dat niet. Zij heeft zelf geen erkenning gedaan. [gedaagde01] heeft van het begin af aan ontkend dat zij aansprakelijk was en Allianz er, nadat zij kennis nam van de erkenning door Allianz, op gewezen dat zij zich hierin niet kon vinden. Onder deze omstandigheden valt niet in te zien dat [gedaagde01] persoonlijk gebonden zou zijn aan de erkenning. Echter, van praktisch belang is dit niet, omdat het er hier om gaat dat Allianz als WAM-verzekeraar (reeds) aansprakelijkheid heeft erkend en de WAM-schade als gevolg daarvan moet vergoeden.
5.21.
Allianz c.s. stelt subsidiair dat de bijdrageplicht ten aanzien van de schade volledig rust op Leaseplan dan wel haar verzekerde vanwege eigen schuld en zij stelt dat de bijdrageplicht van Allianz c.s. daarom moet worden vastgesteld op nihil.
Ook dat standpunt volgt de rechtbank niet. In deze situatie hield de erkenning in en mocht AMS die ook zo begrijpen dat Allianz aansprakelijk was voor de hiervoor onder 5.9 bedoelde schade, behalve voor de schade van haar eigen verzekerde, zie 5.8.
Nu haar standpunt geheel berust op haar huidige visie omtrent de toedracht, brengen de overwegingen hiervoor mee, dat de eigen schuld in de zin van schuld aan de toedracht van de aanrijding door de door Allianz genoemde verkeersfouten van [naam01] op dit moment onvoldoende vast staat. Of overigens sprake is van eigen schuld aan de schade gaat het bestek van deze procedure te buiten.
Schuldloze derden
5.22.
Kennelijk hebben de inzittenden van de Peugeot zich tot Allianz gericht, zoals zij dat op grond van de Bedrijfsregeling Schuldloze derde waaraan Allianz zich gecommitteerd heeft ook konden doen. Tussen partijen staat niet ter discussie dat zij schuldloze derden zijn. Allianz dient die claims dus af te wikkelen, onder meer ingevolge de Bedrijfsregeling Schuldloze derde. De inzittenden van de Skoda hebben zich blijkbaar tot AMS gewend. AMS heeft de schade vergoed - zoals gesteld en door Allianz c.s. niet is betwist - tot een bedrag van € 7.347,59. AMS kan voor die schade regres nemen op Allianz, als zij is gesubrogeerd. Daarvan wordt uitgegaan. Of de Gedragscode letselschade tussen verzekeraars onderling (verhaals)rechten schept kan hiermee in het midden blijven.
Conclusie in conventie
5.23.
De conclusie is dat de vorderingen in conventie toewijsbaar zijn ten opzichte van Allianz. De vorderingen in conventie zijn niet toewijsbaar ten opzichte van [gedaagde01] . Die laatste vorderingen zal de rechtbank afwijzen.
Proceskosten
5.24.
Allianz wordt (in conventie) als de in het ongelijke gestelde partij veroordeeld in de kosten van het geding in conventie. Deze kosten aan de zijde van AMS c.s. worden begroot op:
- -
griffierecht € 2.837,00
- -
salaris advocaat € 1.228,00 (2 punten x tarief II à € 614)
- -
nasalaris € 173,00 (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 4.238,00
Reconventionele vorderingen
5.25.
Allianz c.s. vordert een verklaring voor recht dat [gedaagde01] niet aansprakelijk is en dat Allianz niet schadeplichtig is voor het ongeval en een verklaring voor recht dat [naam01] aansprakelijk is en AMS c.s. schadeplichtig is voor de gevolgen van het ongeval.
Op dit moment staat echter - gezien het voorgaande, zie met name ook 5.17 - de precieze toedracht van het ongeval niet vast. In rechte staat aldus (ook) niet vast dat [gedaagde01] niet (deels) aansprakelijk is.
[gedaagde01] zelf heeft onvoldoende belang bij de gevraagde verklaring voor recht dat zij niet aansprakelijk is voor het ongeval, nu Allianz alle schade moet vergoeden, louter op basis van de gedane erkenning, en [gedaagde01] geen belang heeft gesteld. De gevorderde verklaringen voor recht zijn gelet op het voorgaande geen van alle toewijsbaar, net zo min als de daarmee samenhangende vorderingen tot schadevergoeding.ECLI:NL:RBROT:2024:992