Overslaan en naar de inhoud gaan

RBAMS 250923 KG nu onderzoeken nog niet zijn afgerond had ass. nog niet kunnen beslissen om de bevoorschotting te beëindigen

RBAMS 250923 KG nu onderzoeken nog niet zijn afgerond had ass. nog niet kunnen beslissen om de bevoorschotting te beëindigen
- Voorshands is onvoldoende duidelijk geworden of sprake is van secundaire victimisatie

2De feiten

2.1.

Op 19 juni 2019 is [eiser] , geboren op [geboortedatum] , betrokken geweest bij een verkeersongeval. Daarbij werd de door hem bestuurde scooter aangereden door een auto, waarvan de bestuurder ten tijde van het ongeval tegen de risico’s van wettelijke aansprakelijkheid was verzekerd bij (de rechtsvoorganger van) Nationale Nederlanden, die de aansprakelijkheid voor de schade als gevolg van het ongeval heeft erkend.

2.2.

Direct na het ongeval is geconstateerd dat [eiser] zijn linker bovenbeen had gebroken. [eiser] is aan zijn linkerbeen geopereerd, waarbij een pin in het been is geplaatst. Verder heeft [eiser] na het ongeluk gemeld last te hebben van zijn linkerschouder, waaraan hij op 22 juni 2020 is geopereerd.

2.3.

[eiser] werkte voor het ongeval als maaltijdbezorger.

2.4.

In juni 2021 is [eiser] een deelgeschil gestart tegen Nationale Nederlanden. Tijdens de mondelinge behandeling in die procedure, op 21 december 2021, hebben partijen een regeling getroffen, inhoudende, voor zover van belang, dat Nationale Nederlanden aan [eiser] een bedrag betaalt van € 40.000,00 voor het verlies aan verdienvermogen tot en met januari 2022. Vanaf februari 2022 heeft Nationale Nederlanden betalingen - tenminste € 1.300,00 per maand - verricht aan [eiser] voor het verlies aan verdienvermogen ter bevoorschotting onder algemene titel van de schade van het ongeval.

2.5.

In een brief van 21 juni 2023 van drs. [revalidatiearts], revalidatiearts Neuromusculaire aandoeningen (bij Reade), staat dat op 9 mei 2023 is ontdekt dat [eiser] twee gebroken ruggenwervels heeft.

2.6.

In een brief van 29 juni 2023 van Dr. [orthopeed], Orthopeed bij ACIBADEM IMC, staat, voor zover van belang, dat de breuk nog niet volledig genezen is, omdat oedeem zichtbaar is op de MRI.

2.7.

In een brief van 5 juli 2023 van drs. [psycholoog], GZ psycholoog, staat, voor zover van belang, het volgende:

“Dhr. [eiser] had het regelmatig over de pijnklachten in zijn rug en schouder, waarbij hij ook mij vroeg om de zwelling op zijn rug te voelen en liet hij foto’s zien van de ‘opgezwollen’ plek in zijn rug, maar ook de Morfine pleisters die zijn geplakt om de pijn te verlichten. (…)

Door de pijnklachten heeft dhr. [eiser] al langere tijd last van slaapproblemen en wordt hij regelmatig wakker, met als gevolg vermoeidheid, vergeetachtigheid en concentratieproblemen. Ook kan sterke pijnstilling zoals morfine leiden tot geheugen- en concentratiestoornissen (bron: (…)). Deze klachten hebben mogelijk bijgedragen aan een slechtere kwaliteit van leven, beperkingen op prive/sociaal vlak en slechter schoolprestaties.

(…)”.

2.8.

In juni 2023 is tussen partijen discussie ontstaan over het voortzetten van de maandelijkse betalingen door Nationale Nederlanden aan [eiser] vanwege verlies aan verdienvermogen. Partijen zijn het er niet over eens of alle door [eiser] gestelde klachten en beperkingen het gevolg zijn van het ongeval alsmede of en zo ja in welke mate [eiser] hierdoor arbeidsongeschikt is.

2.9.

In het kader van een uitkering op grond van de Participatiewet heeft de gemeente Amsterdam Calder Werkt verzocht een arbeidsmedisch belastbaarheidsonderzoek te verrichten om de mogelijke beperkingen van [eiser] als het gaat om werk of participatie in beeld te brengen. Op 15 juni 2023 is [eiser] door een arts en arbeidsdeskundige onderzocht. In een door Calder Werkt opgesteld rapport staat dat [eiser] geen loonvormende arbeid kan verrichten, hij niet in staat wordt geacht een start te maken met toeleiding naar arbeid en dat alle dagelijkse levensverrichtingen gecombineerd met behandeling momenteel het maximaal haalbare voor hem lijkt.

2.10.

Bij e-mail van 19 juli 2023 heeft de advocaat van Nationale Nederlanden, voor zover van belang, het volgende geschreven aan de advocaat van [eiser] :

“Bijgaand treft u aan het medisch advies van 17 juli jl.

Hieruit maak ik, kort gezegd, op dat:

- de breuk aan het linker bovenbeen ongevalsgevolg is, deze is goed genezen, klachten kunnen niet meer verklaard worden door objectieve afwijkingen;

- zeer waarschijnlijk heeft betrokkene door het ongeval de breuk in zijn rug opgelopen;

- er is als gevolg van het ongeval een tijdelijke toename geweest van schouderklachten links, er is geen BI en er zijn geen ongeval gerelateerde beperkingen van de linkerschouder;

- de diagnose PTSS is gesteld, actuele informatie ontbreekt, er is een belaste voorgeschiedenis;

- het rapport van Calder is tot stand gekomen zonder lichamelijk onderzoek, onduidelijk is welke medische informatie er is geraadpleegd welke informatie zelf door betrokkene was meegenomen, er is geen NPO geweest, niet duidelijk is welke objectiveerbare beperkingen ten grondslag lagen aan het rapport.

(…)

Met verwijzing naar de inhoud van dit advies zou ik het voorstel dat eerder is geformuleerd (aangepast) willen herhalen aldus wordt binnen 14 dagen na heden:

- (…)

- de opdracht verstrekt voor het in gang zetten van een gezamenlijke orthopedische expertise;

- medewerking verleend aan het een onderling overleg gezamenlijk benoemen van een arbeidsdeskundig om thans vooruitlopend op, en daarna met inachtneming van de uitkomst van de expertise de mate van arbeidsongeschiktheid als gevolg van de klachten en beperkingen door het ongeval vast te stellen en/of afhankelijk van de uitkomst hiervan in te zetten op re-integratie;

- als dan kan de bevoorschotting van het VAV verlies aan verdienvermogen, vzr] alsmede de kosten voor de fysio worden hervat vooralsnog in afwachting van de uitkomst van de expertise en het advies van de arbeidsdeskundige.

(…)”.

2.11.

[eiser] ontvangt op grond van de Participatiewet een uitkering van circa € 4.700,00 bruto per jaar. Tevens ontvangt hij studiefinanciering.

3Het geschil

3.1.

[eiser] vordert samengevat - Nationale Nederlanden te veroordelen tot:

I. hervatting van de betaling van de maandelijkse bevoorschotting onder algemene titel vanaf juli 2023 tot en met de afwikkeling van het schadeafhandelingstraject, althans tot een in goede justitie vast te stellen datum, van het verlies aan verdienvermogen van € 1.800,00, althans een in goede justitie vast te stellen bedrag, op straffe van een dwangsom;

II. betaling van € 10.000,00 aan voorschot schadevergoeding vanwege secundaire victimisatie, althans een in goede justitie vast te stellen bedrag;

III. betaling van de proces- en nakosten, beide te vermeerderen met rente.

3.2.

[eiser] stelt hiertoe, voor zover van belang, het volgende. Door het stopzetten van de bevoorschotting onder algemene titel komt hij in financiële problemen. Hij kan zijn maandelijkse lasten en revalidatie niet meer bekostigen. [eiser] is als gevolg van het ongeluk nog altijd niet in staat om te werken. Sinds het ongeval heeft hij last van zijn rug. Onlangs is geconstateerd dat [eiser] zijn rug heeft gebroken. Hiervoor moet nog een herstelplan worden opgesteld. Uit het rapport van Calder Werkt volgt dat [eiser] thans niet in staat is om te werken. De bevoorschotting van € 1.300,00 onder algemene titel is achterhaald, omdat dit bedrag is gebaseerd op het verlies aan verdienvermogen van [eiser] in 2020. [eiser] is inmiddels ouder en voor de werkzaamheden die hij verrichtte zou hij door zijn leeftijd een hoger minimumloon ontvangen. Ook de recente inflatie rechtvaardigt dat het bedrag naar boven wordt bijgesteld. Op grond van de wet en de Gedragscode Behandeling Letselschade is Nationale Nederlanden gehouden tot zorgvuldige schadeafwikkeling en dient Nationale Nederlanden er op toe te zien dat de erkende en door [eiser] geleden schade tijdig wordt vergoed. De verplichting van Nationale Nederlanden om de door [eiser] geleden schade te vergoeden mag volgens de Gedragscode niet worden gebonden aan voorwaarden. Verder zijn de door Nationale Nederlanden gestelde voorwaarden onredelijk.

Er is sprake van secundaire victimisatie. De afwikkeling van de schade gaat zeer stroef. [eiser] heeft sinds de datum van het ongeval met buitensporig veel behandelaars en medisch adviseurs in contact gestaan. Nationale Nederlanden heeft hem tegengewerkt door fysiotherapiebehandelingen en gesprekken met een psycholoog (tijdelijk) niet te vergoeden. Dit heeft het revalidatietraject ernstig belemmerd en heeft [eiser] veel stress en financiële zorgen opgeleverd, waardoor hij zich niet heeft kunnen focussen op zijn herstel en revalidatie.

3.3.

Nationale Nederlanden heeft, voor zover van belang, als volgt verweer gevoerd. Dat [eiser] vier jaar na het ongeval nog steeds arbeidsongeschikt is als gevolg van het ongeval is door hem niet aannemelijk gemaakt. Op basis van de thans beschikbare medische adviezen is er geen causaal verband tussen het ongeval en het feit dat [eiser] nu niet werkt. Desondanks is Nationale Nederlanden bereid een bevoorschotting aan [eiser] te betalen op de voorwaarde dat een orthopedische expertise gevolgd door een arbeidsdeskundige beoordeling in gang wordt gezet. [eiser] weigert aan deze onderzoeken mee te werken. Nationale Nederlanden is daarom terecht gestopt met de bevoorschotting aan [eiser] van het verlies aan verdienvermogen. Het rapport van Calder Werkt kan niet als uitgangspunt gelden bij de bepaling van de omvang van de gestelde schade. Het rapport is opgesteld in opdracht van de gemeente Amsterdam ten behoeve van het verstrekken van een uitkering op grond van de Participatiewet. [eiser] wil een voorschot op het gestelde verlies aan verdienvermogen om niet in de financiële problemen te geraken. Hiermee staat het restitutierisico vast.

Van secundaire victimisatie is geen sprake. Het is aan [eiser] om aannemelijk te maken dat de klachten en beperkingen als gevolg van het ongeval de door hem gestelde schadeposten met zich brengen. Nationale Nederlanden mag verweer voeren tegen de vorderingen die niet vaststaan en die zij ongegrond acht indien zij hiervoor gegronde aanwijzingen heeft. Voor zover al sprake zou zijn van secundaire victimisatie, dan heeft [eiser] zijn spoedeisend belang bij betaling van een voorschot op de schadevergoeding niet aannemelijk gemaakt.

3.4.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4De beoordeling

4.1.

De vorderingen van [eiser] strekken tot betaling van een geldsom. Voor toewijzing van een geldvordering is in kort geding slechts plaats, als het bestaan en de omvang van de vordering voldoende aannemelijk zijn en uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening vereist is. Bij de afweging van de belangen van partijen wordt mede betrokken het risico dat niet kan worden terugbetaald in het geval de veroordeling later geen stand houdt.

Verlies aan verdienvermogen

4.2.

[eiser] is op 19 juni 2019 op zijn scooter aangereden door een auto. Pas recent, in mei 2023, is geconstateerd dat hij twee gebroken ruggenwervels heeft. Uit de onder 2.10 aangehaalde e-mail van de advocaat van Nationale Nederlanden volgt dat de medisch deskundige van Nationale Nederlanden van oordeel is dat [eiser] zeer waarschijnlijk door het ongeval de breuk in zijn rug heeft opgelopen. Uit in het geding gebrachte verklaringen van medisch deskundigen volgt dat deze breuken nog niet zijn geheeld. Gelet op de aard van de werkzaamheden - het bezorgen van maaltijden op een scooter - die [eiser] voor het ongeval verrichtte, is aannemelijk dat hij deze werkzaamheden met een ongeheelde breuken in zijn rug thans niet kan uitvoeren. Verder volgt uit het rapport van Calder Werkt dat [eiser] op dit moment geen loonvormende arbeid kan verrichten. Van [eiser] kan thans dan ook niet worden verwacht dat hij (tijdelijk) andere werkzaamheden gaat verrichten.

4.3.

Ter zitting is gebleken dat partijen het in hoofdlijnen eens zijn over de stappen die nog moeten worden genomen. Eerst zal een orthopedisch expertise moeten plaatsvinden, waarna door een arbeidsdeskundige kan worden bekeken of en in welke mate het door [eiser] bij het ongeval opgelopen letsel gevolgen heeft voor zijn verdiencapaciteit. Ook zullen de medisch deskundigen van partijen nog hun oordeel moeten geven. Partijen schatten dat een en ander nog zo’n zes tot negen maanden in beslag zal nemen.

4.4.

Nu de onderzoeken nog niet zijn afgerond had Nationale Nederlanden nog niet kunnen beslissen om de bevoorschotting te beëindigen. Alle omstandigheden afwegende wordt geoordeeld dat Nationale Nederlanden [eiser] in ieder geval nog tot en met maart 2024 dient te bevoorschotten vanwege verlies aan verdienvermogen. Tot voor kort heeft Nationale Nederlanden steeds € 1.300,00 per maand betaald aan [eiser] , gebaseerd op een eerdere afspraak tussen partijen. Ondertussen is door inflatie het dagelijks leven (een stuk) duurder geworden. Hierin wordt aanleiding gezien het door Nationale Nederlanden te betalen bedrag te begroten op € 1.500,00 per maand.

4.5.

Hoewel toewijzing van deze vordering een restitutierisico met zich brengt, leidt dit in dit geval niet tot afwijzing van de vordering. Dat zou er feitelijk op neerkomen dat [eiser] de komende maanden niet voldoende inkomsten heeft om van rond te komen. De periode van bevoorschotting is beperkt, zodat het restitutierisico niet opweegt tegen het belang van [eiser] .

4.6.

De gevorderde dwangsom zal worden afgewezen, omdat aan de veroordeling tot betaling van een geldsom geen dwangsom kan worden verbonden.

Secundaire victimisatie

4.7.

Voorshands is onvoldoende duidelijk geworden of sprake is van secundaire victimisatie. De afhandeling van het schadetraject duurt lang, maar dat komt mede doordat de eigen medisch deskundige van [eiser] niet snel werkt. Bovendien is recent pas geconstateerd dat [eiser] bij het ongeval zeer waarschijnlijk twee breuken in zijn rug heeft opgelopen. Uitgezocht zal nog moeten worden welke consequenties dit heeft voor de afhandeling van het schadetraject. Nader onderzoek en eventueel bewijsvoering is nodig om dit te kunnen beoordelen. Een procedure in kort geding leent zich daarvoor echter niet.

Proceskosten

4.8.

Als de overwegend in het ongelijk gestelde partij zal Nationale Nederlanden worden veroordeeld in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van [eiser] begroot op € 86,00 aan griffierecht en € 1.079,00 aan salarisadvocaat. De gevorderde nakosten zullen worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld. ECLI:NL:RBAMS:2023:6067