Overslaan en naar de inhoud gaan

RBLIM 050325 eiser stelt fractuur en postcommotionele klachten na mishandeling; Rb wil neuroloog benoemen; kosten voor SO; partijen mogen zich uitlaten

RBLIM 050325 twee zaken, eiser niet ontvankelijk in 1e zaak, (Belgische) bewindvoerder treedt op i.p.v. de beschermde persoon
- eiser stelt fractuur en postcommotionele klachten na mishandeling; Rb wil neuroloog benoemen; kosten voor SO; partijen mogen zich uitlaten

3De feiten

3.1.

Het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch heeft bij op tegenspraak gewezen arrest van
24 maart 2021 wettig en overtuigend bewezen verklaard dat [gedaagde 1] op 8 januari 2017 in de gemeente Maastricht [eiser] heeft mishandeld door [eiser] meermalen tegen diens hoofd te slaan. [gedaagde 1] is door het Gerechtshof veroordeeld om aan [eiser] te betalen € 10.786,63 aan schadevergoeding, bestaande uit € 786,63 aan materiële schade en € 10.000,00 aan immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente1. Deze uitspraak is onherroepelijk.

3.2.

[eiser] heeft [gedaagde 1] bij brief van 28 juli 2021 aansprakelijk gesteld voor alle andere schade die hij geleden heeft en nog zal lijden door de mishandeling, en die hij nog niet gevorderd had als benadeelde partij in de strafzaak.

Medisch

3.3.

Na de mishandeling is [eiser] van 8 tot 9 januari 2027 opgenomen in het Academisch Ziekenhuis Maastricht (hierna: AZM). Daar zijn een trauma capitis (rb: hersenschudding) en fractuur arcus zygomaticus links (rb: fractuur linker jukboog) vastgesteld 2.

3.4.

[eiser] is op 10 januari 2017 een dag opgenomen in het AZM in verband met een operatie aan de fractuur in zijn gezicht3.

3.5.

Op 26 januari 2017 heeft zijn huisarts [eiser] verwezen naar de GBGGZ. Hij is in verband met een posttraumatische stress-stoornis van 31 januari 2017 tot en met 16 maart 2017 behandeld door een psycholoog, waarbij EMDR-therapie is toepast4.

3.6.

[eiser] is op 1 juni 2017 op controle geweest op de polikliniek neurologie van Zuyderland te Heerlen. Door de neuroloog is met [eiser] besproken dat zijn klachten passen binnen postcommotionele klachten (rb: klachten die optreden na een hersenschudding) en dat op de scan geen tekenen van beschadiging te zien zijn. Volgens de neuroloog zijn er duidelijke beperkingen in het dagelijks leven door vermoeidheid en concentratiestoornissen. [eiser] is verwezen naar de afdeling revalidatiegeneeskunde5.

3.7.

[eiser] heeft op 25 september 2017 de polikliniek revalidatie van het Zuyderland te Heerlen bezocht. De revalidatiearts stelt als diagnose: postcommotionele klachten na trauma capitis op 9 januari 2017. De revalidatiearts heeft een poliklinisch revalidatietraject geadviseerd met ergotherapie, logopedie en begeleiding door een psycholoog. Het revalidatietraject heeft plaatsgevonden van medio december 2017 tot medio mei 20186.

3.8.

De verzekeringsarts van het UWV heeft op 21 december 2017 een rapport opgesteld in verband met de Eerstejaars Ziektewet-beoordeling van [eiser]7. De conclusie is dat [eiser] verminderde benutbare mogelijkheden heeft voor het kunnen verrichten van arbeid, als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek. De arbeidsdeskundige van het UWV heeft in zijn rapport van 22 februari 2018 geconcludeerd dat [eiser] op 8 januari 2018 niet meer dan 65% van het maatmanloon kan verdienen8.

3.9.

De verzekeringsarts van MediThemis heeft op verzoek van [eiser] het medisch dossier betreffende het letsel ten gevolge van de mishandeling bestudeerd. In zijn brief van 9 mei 2018 is zijn commentaar op dat medisch dossier - hierna geciteerd weergeven - te lezen9:

“Afgaande op het medisch dossier heeft cliënt minstens een hersenschudding doorgemaakt. De beschreven cognitieve klachten en mentale vermoeidheid zijn echter zodanig en blijven dusdanig lang bestaan dat het vermoeden van structurele hersenschade gerechtvaardigd is. De klachten worden in ieder geval door de behandeld neuroloog als post-commotioneel geduid. In hoeverre de psychische gevolgen van de mishandeling (PTSS, wellicht verwerkingsproblemen) hier ook een rol bij spelen zijn is vanuit mijn positie niet met zekerheid te beoordelen. Het feit dat de klachten reeds meer dan een jaar aanhouden is een prognostisch ongunstig signaal en doet vrezen dat cliënt niet meer volledig zal herstellen.

Duidelijk komt naar voren uit arbeidsdeskundig onderzoek dat de belastbaarheid van cliënt niet aansluit bij de belastingseisen die van toepassing waren binnen zijn voormalige functie, noch aan die welke gelden voor de werkzaamheden als zelfstandig ondernemer.

Ik ben van mening dat neuropsychologisch onderzoek (wellicht in het kader van neurologische expertise) aangewezen is om de cognitieve stoornissen te objectiveren en om te kunnen differentiëren tussen een organische (niet aangeboren hersenletsel) en een psychische basis. Overigens heb ik geen enkele aanwijzing voor het bestaan van een andere causale factor dan de mishandeling.”

3.10.

[eiser] heeft op 24 september 2018 en 17 april 2019 controle-afspraken gehad bij de polikliniek revalidatie en op 15 oktober 2018 een telefonisch gesprek (evaluatie) met de ergotherapeut10.

4Het geschil in beide zaken

4.1.

[eiser] stelt samengevat dat [gedaagde 1] op grond van onrechtmatige daad (art. 6:162 BW) jegens hem aansprakelijk is voor de schade die hij heeft geleden ten gevolge van de mishandeling.

4.2.

In de zaak C/03/322015 / HAZA 23/407 vordert [eiser] - samengevat - na wijziging van eis tijdens de mondelinge behandeling11 dat de rechtbank:

I. voor recht verklaart dat [gedaagde 1] aansprakelijk is voor de mishandeling van [eiser] op 8 januari 2017 en dat [gedaagde 1] in dat verband is gehouden om de daaruit voortvloeiende schade van [eiser] te vergoeden;

II. voor recht verklaart dat [gedaagde 1] gehouden is om de wettelijke rente te voldoen over de in vordering IV van [eiser] gevorderde kosten vanaf de datum van de betreffende facturen;

III. [gedaagde 1] veroordeelt om aan [eiser] te betalen de materiële schade begroot op € 41.918,00, te vermeerderen met de wettelijke rente;

IV. [gedaagde 1] veroordeelt om aan [eiser] te betalen € 1.074,21 (€ 111,05 voor kosten opvragen medische informatie en € 963,16 voor kosten letselschade-berekening), te vermeerderen met de wettelijke rente;

V/VI. [gedaagde 1] veroordeelt in de proceskosten, nakosten en wettelijke rente hierover.

4.3.

In de zaak C/03/322017 / HAZA 23/408 begrijpt de rechtbank dat [eiser] - samengevat - na wijziging van eis tijdens de mondelinge behandeling12, vordert dat de rechtbank:

I. voor recht verklaart dat [gedaagde 1] aansprakelijk is voor de mishandeling van [eiser] op 8 januari 2017 en dat [gedaagde 1] in dat verband is gehouden om de daaruit voortvloeiende schade van [eiser] te vergoeden;

II. voor recht verklaart dat de bewindvoerder gehouden is om de wettelijke rente te voldoen over de in vordering IV van de bewindvoerder gevorderde kosten vanaf de datum van de betreffende facturen;

III. de bewindvoerder veroordeelt om aan [eiser] te betalen de materiële schade begroot op € 41.918,00, te vermeerderen met de wettelijke rente;

IV. de bewindvoerder veroordeelt om aan [eiser] te betalen € 1.074,21 (€ 111,05 voor kosten opvragen medische informatie en € 963,16 voor kosten letselschade-berekening), te vermeerderen met de wettelijke rente;

V/VI. de bewindvoerder veroordeelt in de proceskosten, nakosten en wettelijke rente hierover.

4.4.

[gedaagde 1] en de bewindvoerder hebben geen processueel bezwaar tegen de wijziging van eis. Zij voeren verweer tegen de vorderingen.

4.5.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5De beoordeling

In beide zaken

Bevoegdheid en toepasselijk recht

5.1.

De eerste vraag die beantwoord moet worden, is of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft, omdat [gedaagde 1] in België woont en de bewindvoerder in België haar kantoor houdt. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend gelet op het bepaalde in artikel 7 lid 2 Brussel I-bis Verordening. Volgens dit artikel kunnen [gedaagde 1] en de bewindvoerder opgeroepen worden voor het gerecht van de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan. Die plaats is Maastricht13

5.2.

Op grond van artikel 4 lid 1 Rome II Verordening is Nederlands recht van toepassing op de beoordeling van het geschil.

Eiswijziging

5.3.

Nu [gedaagde 1] en de bewindvoerder geen processueel verweer voeren tegen de eiswijzigingen zoals gedaan tijdens de mondelinge behandeling, zal de rechtbank recht doen op basis van de gewijzigde eis, die is opgenomen in rov. 4.2. en 4.3.

De positie van [gedaagde 1] en de bewindvoerder

5.4.

De goederen van [gedaagde 1] zijn onder bewind gesteld. De rechtbank heeft partijen tijdens de mondelinge behandeling voorgehouden dat uit het Belgisch Staatsblad van 20 juni 2023 - door de rechtbank geraadpleegd via internet - volgt dat [gedaagde 1] bij beschikking van 15 juni 2023 door de vrederechter van het kanton Tongeren is geplaatst in “een stelsel van vertegenwoordiging” en dat [gedaagde 2] is aangesteld als bewindvoerder. Dat bewind duurt nog steeds voort, zo is gemeld tijdens de mondelinge behandeling van 31 oktober 2024 namens [gedaagde 1] en de bewindvoerder.

5.5.

Vertegenwoordiging houdt in dat de bewindvoerder optreedt in de plaats van de beschermde persoon. Dat betekent dat niet [gedaagde 1] maar de bewindvoerder gedagvaard moet worden omdat alle vorderingen die ingesteld zijn het vermogen van [gedaagde 1] raken.

In de zaak C/03/322015 / HAZA 23/407

5.6.

De rechtbank zal daarom bij eindvonnis [eiser] niet-ontvankelijk verklaren in de vorderingen die hij ingesteld heeft tegen [gedaagde 1] . Bij eindvonnis zal geoordeeld worden over de proceskosten in deze zaak.

In de zaak C/03/322017 / HA ZA 23/408

Onrechtmatige daad (art. 6:162 BW)

5.7.

Op grond van artikel 161 Rv levert een in kracht van gewijsde gegaan, op tegenspraak gewezen vonnis waarbij de Nederlandse strafrechter bewezen heeft verklaard dat iemand een feit heeft begaan, dwingend bewijs op van dat feit. De bewindvoerder heeft geen tegenbewijs geleverd tegen het door het gerechtshof in het arrest van 24 maart 2021 bewezen verklaarde feit. In deze procedure staat daarom vast dat [gedaagde 1] op 8 januari 2017 in de gemeente Maastricht [eiser] heeft mishandeld door [eiser] meermalen tegen diens hoofd te slaan14.

5.8.

Deze gedraging van [gedaagde 1] jegens [eiser] is een onrechtmatige daad (artikel 6:162 lid 2 BW). Artikel 6:162 lid 1 BW bepaalt dat hij die jegens een ander een onrechtmatige daad pleegt, die hem kan worden toegerekend, verplicht is de schade die de andere als gevolg daarvan lijdt, te vergoeden.

5.9.

Tussen partijen staat vast dat de onrechtmatige daad aan [gedaagde 1] kan worden toegerekend. [gedaagde 1] erkent dat er een causaal verband bestaat tussen zijn handelen en de hersenschudding en het gebroken jukbeen van [eiser] . Vaststaat ook dat [eiser] als gevolg van de mishandeling een gescheurd oor had dat gehecht moest worden.

5.10.

Het geschil van partijen gaat over de vraag of de klachten die [eiser] stelt te ervaren sinds de mishandeling een gevolg zijn van die mishandeling. Mocht blijken dat er een causaal verband is, dan verschillen partijen van mening over de omvang van de inkomensschade van [eiser] .

5.11.

De rechtbank zal hierna ingaan op de vraag of er een causaal verband is tussen de klachten die [eiser] stelt te ervaren sinds het ongeval en de mishandeling.

Causaal verband

5.12.

[eiser] stelt sinds de mishandeling last te hebben van vermoeidheid, concentratieproblemen en vergeetachtigheid. Zijn onderneming, die zich richtte op het doen van financieringsaanvragen voor ondernemers, heeft hij hierdoor moeten stoppen. Per 1 april 2020 is hij in loondienst getreden voor 36 uur per week. Hij stelt hierdoor inkomensschade geleden te hebben in de periode januari 2017 tot en met december 2020. Door zijn vermoeidheid moet hij zijn werktijd spreiden over zeven dagen in de week omdat hij niet meer meerdere uren achter elkaar kan werken. Zijn concentratieproblemen leiden volgens [eiser] ertoe dat hij tv-series slechts globaal kan volgen, hij tekst vaker moet teruglezen, en hij niet meer kan multitasken. Door zijn vergeetachtigheid weet hij na een onderbreking niet meer waar een gesprek over ging. Deze klachten hebben geleid tot gevoelens van frustratie, boosheid en verdriet, omdat zijn klachten voor de buitenwereld niet zichtbaar zijn en daardoor moeilijk te begrijpen zijn voor anderen. Ondanks het revalidatietraject is zijn leven na de mishandeling anders dan zijn leven ervoor, aldus [eiser] .

5.13.

Volgens de bewindvoerder is er geen medisch bewijs voor de gestelde klachten. Zij meent dat de artsen, de verzekeringsgeneeskundige, en de arts van Medisch Themis alleen de subjectieve klachten van [eiser] op papier hebben gezet, maar dat levert geen objectief medisch bewijs op. Bewijs dat [eiser] voor de mishandeling de door hem gestelde klachten niet had, heeft hij niet geleverd. Medische informatie over de periode voor de mishandeling ontbreekt. De bewindvoerder betoogt dat naast het medisch causaal verband ook het juridisch causaal verband ontbreekt.

5.14.

De rechtbank stelt voorop dat medische en juridische causaliteit van elkaar verschilt. Medici spreken van een causaal verband met een incident, zoals bijvoorbeeld een ongeval of een mishandeling, als de klachten objectiveerbaar en medisch verklaarbaar zijn. Bij juridische causaliteit gaat het niet om sluitend wetenschappelijk bewijs, maar om een redelijke mate van waarschijnlijkheid.

5.15.

Als er sprake is van medische causaliteit kan de juridische causaliteit ook aangenomen worden.

5.16.

Als de medische causaliteit ontbreekt, zal het slachtoffer moeten bewijzen dat hij aan gezondheidsklachten lijdt. Het juridisch causaal verband kan - ook als de medische causaliteit ontbreekt - worden aangenomen wanneer er sprake is van een plausibel klachtenpatroon (consistent, consequent en samenhangend), de gezondheidsklachten afwezig waren voor het ongeval, de klachten op zich door het ongeval veroorzaakt kunnen zijn en er geen alternatieve verklaring is voor het ontstaan en het voortduren van de klachten. Deze norm voor het juridisch causaal verband is ontwikkeld in de whiplashjurisprudentie15 en is naar het oordeel van de rechtbank toepasbaar in een zaak als deze waarin sprake is van mishandeling.

5.17.

Uit het voorgaande volgt dat voor het vaststellen van het juridisch causaal verband op grond van artikel 150 Rv de stelplicht en de bewijslast op [eiser] rusten met betrekking tot zowel het bestaan van zijn klachten als het causaal verband tussen die klachten en de mishandeling.

5.18.

De rechtbank is van oordeel dat [eiser] gemotiveerd zijn stelling heeft onderbouwd dat hij klachten ervaart en dat er sprake is van een medisch causaal verband tussen zijn klachten en de mishandeling. Zowel de neuroloog16 als de revalidatiearts17 rapporteren in 2017 dat de klachten van [eiser] passen bij klachten die optreden na een hersenschudding. Ook de verzekeringsgeneeskundige18 concludeert dat jaar dat [eiser] beperkingen heeft als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek. Tegelijkertijd constateert de rechtbank dat informatie over de medische voorgeschiedenis van [eiser] van vóór 2017 in het procesdossier ontbreekt. Ook beschikt de rechtbank niet over medische informatie van na 15 oktober 2018, terwijl de schade die [eiser] vordert loopt tot en met 2020. De rechtbank is daarom voornemens om een deskundigenbericht te gelasten. Een te benoemen deskundige zal moeten onderzoeken of er sprake is van een medisch causaal verband tussen de gestelde klachten en de mishandeling. Mocht een medisch causaal verband niet aangenomen kunnen worden, dan zal op basis van het deskundigenbericht door de rechtbank beoordeeld moeten worden of [eiser] aan gezondheidsklachten lijdt, er sprake is van een plausibel klachtenpatroon (consistent, consequent en samenhangend), de gezondheidsklachten afwezig waren voor de mishandeling, de klachten op zich door de mishandeling veroorzaakt kunnen zijn en er geen alternatieve verklaring is voor het ontstaan en het voortduren van de klachten.

5.19.

Voordat wordt overgegaan tot het instellen van een onderzoek door een te benoemen deskundige, zal de rechtbank partijen in de gelegenheid stellen zich uit te laten over:

- de wenselijkheid van een deskundigenbericht;

- het aantal en het specialisme van de te benoemen deskundige(n);

- de aan de deskundige(n) voor te leggen vragen;

- de hoogte van het voorschot.

Indien partijen zich wensen uit te laten over de persoon van de te benoemen deskundige(n), dienen zij daarbij aan te geven over welke deskundige(n) zij het eens zijn, dan wel tegen wie zij gemotiveerd bezwaar hebben. De rechtbank zal de zaak hiertoe naar de rol verwijzen.

5.20.

De rechtbank is voorlopig van oordeel dat kan worden volstaan met de benoeming van één deskundige, te weten een neuroloog. Mocht de deskundige inschakeling van een andere deskundige voor hulponderzoek noodzakelijk achten, bijvoorbeeld een neuropsycholoog, dan is dat mogelijk. De rechtbank is voornemens de volgende vragen te laten beantwoorden door de deskundige:

1. De situatie met de mishandeling op 8 januari 2017

Anamnese

a. Hoe luidt de anamnese voor wat betreft de aard en de ernst van het letsel, het verloop van de klachten, de toegepaste behandelingen en het resultaat van deze behandelingen?
Welke overige klachten en beperkingen op uw vakgebied worden desgevraagd gemeld?
Wilt u in uw anamnese vermelden welke beperkingen op uw vakgebied [eiser] aangeeft in relatie tot de activiteiten van het algemene dagelijkse leven (ADL), loonvormende arbeid en het uitoefenen van hobby’s, bezigheden in recreatieve sfeer en zelfwerkzaamheid?

Medische gegevens

Wilt u op basis van het medisch dossier van [eiser] een beschrijving geven van:

- de medische voorgeschiedenis van [eiser] op uw vakgebied;

- de medische behandeling van het letsel van de onderzochte en het resultaat daarvan.

Medisch onderzoek

Wilt u een beschrijving geven van uw bevindingen bij lichamelijk en eventueel hulponderzoek?

Consistentie

Is naar uw oordeel sprake van een onderlinge samenhang als het gaat om de informatie die is verkregen van [eiser] zelf, de feiten zoals die uit het medisch dossier naar voren komen en uw bevindingen bij onderzoek en eventueel hulponderzoek?

Voor zover u de vorige vraag ontkennend beantwoordt, wilt u dan aangeven wat de reactie was van [eiser] op de door u geconstateerde inconsistenties en welke conclusies u daaruit trekt?

Diagnose

Wat is de diagnose op uw vakgebied? Wilt u daarbij uw differentiaal diagnostische overweging geven?

Beperkingen

Welke beperkingen op uw vakgebied bestaan naar uw oordeel bij [eiser] in zijn huidige toestand, ongeacht of de beperkingen voortvloeien uit de mishandeling op
8 januari 2017? Wilt u deze beperkingen zo uitgebreid mogelijk beschrijven, op semi-kwantitatieve wijze weergeven en zo nodig toelichten ten behoeve van een eventueel in te schakelen arbeidsdeskundige?

Medische eindsituatie

Acht u de huidige toestand van [eiser] zodanig dat een beoordeling van de blijvende gevolgen van de mishandeling op 8 januari 2017 mogelijk is, of verwacht u in de toekomst nog een belangrijke verbetering of verslechtering van het op uw vakgebied geconstateerde letsel?

Zo ja, welke verbetering of verslechtering verwacht u?

Kunt u aangeven op welke termijn en in welke mate u die verbetering dan wel verslechtering verwacht?

Kunt u aangeven welke gevolgen deze verbetering dan wel verslechtering zal hebben voor de beperkingen (als bedoeld in vraag 1g)?

2. De situatie zonder de mishandeling op 8 januari 2017

Meestal zal het niet mogelijk zijn om onderstaande vragen (met name de vragen 2c - 2e) met zekerheid te beantwoorden. Van u wordt ook niet gevraagd zekerheid te bieden. Wel wordt gevraagd of u vanuit uw kennis en ervaring op uw vakgebied uw mening wilt geven over kansen en waarschijnlijkheden. Het is dus de bedoeling dat u aangeeft wat u op grond van uw deskundigheid op uw vakgebied op deze vragen kunt antwoorden.

Klachten, afwijkingen en beperkingen voor de mishandeling op 8 januari 2017

  1. Bestonden voor de mishandeling op 8 januari 2017 bij [eiser] reeds klachten en afwijkingen op uw vakgebied die de onderzochte thans nog steeds heeft?

  2. Zo ja, kunt u dan aangeven welke beperkingen voor de mishandeling op 8 januari 2017 uit deze klachten en afwijkingen voortvloeiden en thans nog steeds uit deze klachten en afwijkingen voortvloeien?

Klachten, afwijkingen en beperkingen zonder de mishandeling op 8 januari 2017

Zijn er daarnaast op uw vakgebied klachten en afwijkingen die er ook zouden zijn geweest of op enig moment ook hadden kunnen ontstaan, als de mishandeling op
8 januari 2017 [eiser] niet was overkomen?

Zo ja (dus zonder de mishandeling op 8 januari 2017 ook klachten), kunt u dan een indicatie geven met welke mate van waarschijnlijkheid, op welke termijn en in welke omvang de klachten en afwijkingen dan hadden kunnen ontstaan?

Kunt u aangeven welke beperkingen uit deze klachten en afwijkingen zouden zijn voortgevloeid?

Verwacht u in de toekomst nog een belangrijke verbetering of verslechtering van de op uw vakgebied geconstateerde niet aan de mishandeling op 8 januari 2017 gerelateerde klachten en afwijkingen?

Zo ja, welke verbetering of verslechtering verwacht u?

Kunt u aangeven op welke termijn en in welke mate u die verbetering dan wel verslechtering verwacht?

Kunt u aangeven welke gevolgen deze verbetering dan wel verslechtering zal hebben voor de beperkingen (als bedoeld in vraag 2e)?

3. Overige aspecten van de hypothetische situatie zonder de mishandeling op 8 januari 2017

Met het oog op de bepaling van de looptijd van eventuele schade, is van belang te weten of in het medisch dossier van [eiser] overigens feiten en omstandigheden voorkomen – ook buiten de huidige klachten en afwijkingen en/of uw eigen vakgebied gelegen – die aanleiding zouden kunnen geven te veronderstellen dat bij [eiser] ook zonder de mishandeling op 8 januari 2017 op enig moment beperkingen zouden zijn opgetreden op het gebied van de uitoefening van de beroepsactiviteiten of het verrichten van werkzaamheden in en rond de woning.

a. Wilt u, tegen deze achtergrond, een inventarisatie maken van de feiten en omstandigheden uit het medisch dossier van [eiser] die naar uw mening in dit opzicht relevant zijn?

4. Overig

a. Heeft u naar aanleiding van uw bevindingen nog opmerkingen die relevant kunnen zijn voor het verdere verloop van deze zaak?

5.21.

De rechtbank ziet geen aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt in de wet dat het voorschot op de kosten van de deskundige(n) door de eisende partij moet worden betaald. Dit voorschot moet daarom door [eiser] worden betaald. In het eindvonnis zal de rechtbank beslissen wie van partijen uiteindelijk de kosten van de deskundige moet betalen.

5.22.

In afwachting van het voorgaande wordt iedere verdere beslissing aangehouden.

1Productie 2 dagvaarding

2Productie 6 dagvaarding

3Productie 5 dagvaarding

4Productie 7 dagvaarding

5Productie 8 dagvaarding

6Productie 8 dagvaarding

7Productie 10 dagvaarding

8Productie 9 dagvaarding

9Productie 8 dagvaarding

10Productie 8 dagvaarding

11Proces-verbaal mondelinge behandeling, pagina 4

12Proces-verbaal mondelinge behandeling, pagina 4

13Zie rov. 3.1.

14Zie rov. 3.1.

15Zie onder meer ECLI:NL:HR:2001:AB2054

16Zie rov. 3.6.

17Zie rov. 3.7.

18Zie rov. 3.8.

 

Rechtbank Limburg 5 maart 2025, ECLI:NL:RBLIM:2025:8654