Rb Rotterdam 250913 rb acht het buitengerechtelijk besteden van iets meer dan 2 dagen (16,28 uur) ook bij een relatief beperkte schade zonder meer redelijk
- Meer over dit onderwerp:
Rb Rotterdam 250913 tepelnecrose na borstverkleinende ingreep; zkh heeft nagelaten verpleegkundig dossier te overleggen; gebrekkige nazorg aangenomen;
- meerdere operaties en nog geen bevredigende reconstructie; smartengeld € 8.000,-
- rb acht het buitengerechtelijk besteden van iets meer dan 2 dagen (16,28 uur) ook bij een relatief beperkte schade zonder meer redelijk.
Voor wat betreft de buitengerechtelijke kosten is eveneens een vergoeding verschuldigd. In ieder geval komen de kosten van het opvragen van medische gegevens (die evident kosten in de zin van art. 6:96 BW vormen en waartegen SFG ook geen verweer voert) voor vergoeding in aanmerking.
SFG verweert zich op het punt van de kosten van de advocaat, maar heeft niet, zeker niet gemotiveerd, betwist dat de toevoeging van [eiseres] wordt ingetrokken als voormelde schadevergoeding wordt uitgekeerd. Evenmin is betwist dat de opgegeven (en gespecificeerde) kosten zijn gemaakt. De rechtbank stelt vast, dat het deel van de kosten dat is gemaakt na aanvang van deze procedure, welke kosten worden geacht hun vergoeding te vinden in de proceskostenveroordeling, volgens de advocaat van [eiseres] apart is geadministreerd en dat SFG dat niet betwist. Van die kosten wordt onder de noemer buitengerechtelijke kosten geen vergoeding gevorderd.
De redelijkheid van het maken van buitengerechtelijke advocaatkosten is niet betwist (en evident). SFG betwist wel dat de hoogte redelijk is, maar dat ziet niet op het aantal bestede uren en evenmin op het uurtarief, doch slechts op de verhouding tot het volgens SFG gerechtvaardigde smartengeld. Die betwisting snijdt geen hout. De rechtbank acht het buitengerechtelijk besteden van iets meer dan 2 dagen (16,28 uur) ook bij een relatief beperkte schade zonder meer redelijk. Toewijsbaar is dus een bedrag van € 4.475,20.
Voorts acht de rechtbank ook de kosten van het voorlopig deskundigenbericht als schadepost toewijsbaar; dat dit bericht werd gevraagd was redelijk, dat het niet de gewenste duidelijkheid gaf doet daaraan niet af.
Per saldo wordt derhalve toegewezen € 14.125,70.
2.11
Tegen de ingangsdag van de rente als in de akte na comparitie gevorderd (de dag van de operatie) is geen verweer gevoerd, vermoedelijk omdat dit ingangsmoment voor het smartengeld juist is en de andere posten mineur zijn. De rente over de materiële schade, de reiskosten en het smartengeld wordt dan ook vanaf 7 december 2005 toegewezen.
Voor wat betreft de buitengerechtelijke kosten, waarvan pas bij akte van 26 juni 2013 vergoeding wordt gevraagd in de wijziging van eis, gaat de rechtbank er vanuit dat bedoeld is rente vanaf die dag te vorderen; zo opgevat is die toewijsbaar.
2.12
SFG wordt, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten veroordeeld. Daartoe rekent de rechtbank ook de kosten van het bericht van de deskundige [X] ad € 1.445,85 (de kosten van het voorlopig deskundigenbericht zijn, zoals uit het voorgaande blijkt, reeds bij de schade meegenomen). Nu de kosten van het rapport van [X], in verband met de toevoeging, in debet zijn gesteld dient het betrokken bedrag aan de griffier te worden betaald. ECLI:NL:RBROT:2013:8715