RBMNE 050619 BGK gevorderd en toegewezen conform PIV-staffel
- Meer over dit onderwerp:
RBMNE 050619 SPW-er aangevallen door bewoners; na horen psychiater wijziging diagnose van aggravatie naar conversiestoornis;
- smartengeld 15.000, toewijzing inkomensverlies en huishoudelijke hulp
- BGK gevorderd en toegewezen conform PIV-staffel
vervolg op: rbmne-150818-spw-er-aangevallen-door-bewoners-psychiater-wordt-ter-comparitie-uitgenodigd-voor-nadere-toelichting-op-gestelde-aggravatie
2 De verdere beoordeling
Samenvatting van de procedure tot nu toe
2.1.
De kantonrechter verwijst naar het tussenvonnis van 15 augustus 2018 (hierna het tussenvonnis). Hij blijft bij hetgeen hij daarin heeft overwogen en beslist.
2.2.
Eerder is vastgesteld dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de gevolgen van het incident dat op 4 september 2008 (het incident) in een van de vestigingen van [gedaagde] heeft plaatsgevonden en waarbij [eiseres] letsel heeft opgelopen. Ook staat vast dat [eiseres] sindsdien niet of nauwelijks werkzaamheden bij [gedaagde] of haar andere werkgevers heeft verricht. Dit is al besproken in het tussenvonnis.
2.3.
In het tussenvonnis heeft de kantonrechter de al eerder uitgebrachte deskundigenberichten besproken, te weten die van de neuroloog [A] , de neuropsycholoog [B] en de psychiater [C] . Uit deze rapporten komt naar voren dat [eiseres] een vertraagd bewegingspatroon heeft, een langzame monotone spraak, wisselende tremor, chronische hyperventilatie, forse bewegingsbeperkingen, alle ontstaan na het incident en zonder neurologische verklaring ( [A] ), dat zij diffuse en globale stoornissen in het mentale functioneren heeft, geen hersenbeschadiging en dat oorzaken daarvoor van niet-cerebrale origine zijn ( [B] ) en dat zij lijdt aan aggravatie ( [C] ).
De kantonrechter heeft deze conclusies in beginsel als uitgangspunt voor de verdere beoordeling genomen.
2.4.
Ook heeft de kantonrechter de maatstaf voor de beoordeling van het bewijs van de gezondheidsklachten (beperkingen) en het oorzakelijk verband tussen die klachten en het incident verwoord in 4.8 van het tussenvonnis. Doorslaggevend daarvoor is of die klachten plausibel zijn en of er sprake is van causaal verband, maar niet of de klachten kunnen worden gekwalificeerd als een objectieve stoornis. Het klachtenpatroon moet vanaf het incident consistent, consequent en samenhangend naar voren zijn gebracht (zie 4.8 van het tussenvonnis).
2.5.
De kantonrechter heeft vervolgens begrip getoond voor de bij [gedaagde] bestaande twijfels over de omvang van het klachtenpatroon van [eiseres] , mede gelet op de conclusie van [C] dat er sprake is van aggravatie. De kantonrechter kon echter op grond van het rapport van [C] niet vaststellen of [eiseres] haar klachten bewust aggraveerde. De kantonrechter heeft dat niet kunnen doen mede in samenhang met de bevindingen van [B] (zie 4.9 van het tussenvonnis).
2.6.
De kantonrechter heeft daarom [C] uitgenodigd om tijdens een comparitie van partijen met hem over het klachtenpatroon van [eiseres] te spreken aan de hand van nader te formuleren vragen. Deze vragen heeft de kantonrechter voorafgaande aan de comparitie van partijen bij brief aan [C] voorgelegd. Een kopie van die brief is aan partijen gestuurd.
2.7.
Deze vragen zijn gesteld om meer duidelijkheid te krijgen over de beperkingen van [eiseres] en of die beperkingen in causaal verband staan tot het arbeidsongeval van 4 september 2008, een en ander in het licht van de in het tussenvonnis verwoorde maatstaf.
De antwoorden van [C]
2.8.
[C] heeft tijdens de comparitie van partijen een schriftelijke verklaring voorgelezen, waarin hij op basis van zijn eerdere onderzoek en de dossierstukken zijn aanvankelijke diagnose verwerpt en een nieuwe diagnose stelt. Deze verklaring is aan het proces-verbaal gehecht en maakt daarmee deel uit van de processtukken. [C] komt nu tot de beslissing dat zijn diagnose aggravatie onjuist is en dat [eiseres] lijdt aan een conversiestoornis. Dat laatste wil samengevat zeggen dat de klachten door [eiseres] zodanig lang beleefd zijn dat deze een daadwerkelijke lichamelijke impact hebben gekregen, mede op neurologisch gebied. [C] is tot dit inzicht gekomen (onder meer) door nieuwe inzichten in de psychiatrie. Om de diagnose met zekerheid te stellen zou aanvullend onderzoek op een op dit onderwerp gespecialiseerde neuroloog nodig zijn. [C] heeft ook meegedeeld dat, uitgaande van aggravatie, het niet zo is dat [eiseres] haar klachten verzonnen heeft. [C] heeft in zijn schriftelijke verklaring verantwoording afgelegd over de wijze waarop hij tot deze gewijzigde diagnose is gekomen, onder meer door verwijzing naar de door hem bedoelde psychiatrische literatuur.
De (aanvullende) standpunten van partijen
2.9.
Omdat de nieuwe diagnose tijdens de zitting voor partijen (en de kantonrechter) als een verrassing kwam heeft de kantonrechter partijen in de gelegenheid gesteld om hierover te overleggen met hun geneeskundig adviseur. Partijen hebben daarna ieder een akte genomen.
2.10.
[gedaagde] heeft in haar akte, kort samengevat, aangevoerd dat het waarschijnlijk in strijd is met de professionele standaard voor psychiaters om zonder nader onderzoek de in 2014 gestelde diagnose te herzien. Zij betwist de juistheid van de diagnose. [gedaagde] ziet niets in een nieuw psychiatrisch onderzoek, noch in aanvullend neurologisch of neuropsychologisch onderzoek. Eventueel kan [gedaagde] wel akkoord gaan met een aanvullend onderzoek door [B] naar de mate van aggravatie van [eiseres] .
[eiseres] heeft in haar akte vermeld zich in de nieuwe diagnose van [C] te kunnen vinden en geen nader onderzoek nodig te vinden. Zij concludeert dat haar vorderingen in het licht van het tussenvonnis nu kunnen worden toegewezen.
De vordering kan nu worden toegewezen
2.11.
De kantonrechter legt de opmerking van [gedaagde] , dat [C] mogelijk in strijd heeft gehandeld met de voor hem geldende professionele standaard, terzijde. [gedaagde] heeft dit punt namelijk onvoldoende uitgewerkt. Het standpunt van [gedaagde] , dat daarom de diagnose conversiestoornis niet juist is, dient ook te worden verworpen, omdat dit standpunt evenmin inhoudelijk is uitgewerkt. [gedaagde] heeft daartoe wel de kans gehad, omdat een van de redenen om partijen een akte na comparitie te laten nemen was hen in de gelegenheid te stellen overleg met hun medisch adviseur te plegen. De kantonrechter zal dan ook in het onderstaande uitgaan van de (nieuwe) diagnose van [C] .
2.12.
Uit de onderzoeken van de deskundigen volgt, zoals ook al in het tussenvonnis is vermeld, dat de [eiseres] haar klachtenpatroon steeds consistent, consequent en samenhangend heeft gepresenteerd. Uit de deskundigenberichten leidt de kantonrechter ook af dat de klachten op zichzelf plausibel zijn en dat voor de klachten en beperkingen geen andere oorzaak is aan te wijzen dan het incident in 2008. Uit de medische voorgeschiedenis (de kantonrechter verwijst naar het huisartsenjournaal overgelegd als productie 2 bij dagvaarding) zijn evenmin eerdere oorzaken naar voren gekomen. Daarmee staat vast dat de klachten en beperkingen in een voldoende oorzakelijk verband staan met het incident.
2.13.
Verder moet worden beoordeeld of [eiseres] haar klachten en beperkingen niet aggraveert, in de zin van bewust erger voorstellen dan zij zijn. De kantonrechter oordeelt dat daarvan geen sprake is. Uit de rapporten blijkt dat immers niet. Met name de neuropsycholoog [B] heeft in zijn onderzoek op diverse plaatsen controlevragen gesteld. Daaruit kon hij niet afleiden dat [eiseres] bewust aggraveert, al vond hij ook dat de uitkomsten “te slecht waren om waar te zijn”, waarmee hij bedoelde dat delen van het onderzoek onverklaarbaar lage uitkomsten gaven. Psychiater [C] heeft voor het schrijven van zijn (eerste) rapport kennis genomen van het rapport van [B] en kwam hij wel tot de diagnose aggravatie. [C] heeft tijdens de comparitie van partijen echter onder meer gezegd dat de neuropsycholoog geen verklaringen kan (en mag) geven over het veronderstelde onderpresteren. [C] heeft voorts verklaard dat het onderpresteren van [eiseres] deels kan worden verklaard uit de conversiestoornis. Het zou kunnen dat zij de klachten en beperkingen erger voorstelt dan zij zijn. Dan is er wel sprake van aggravatie, maar daarmee niet van bewust overdrijven of zelfs simuleren.
2.14.
[C] heeft voorts verklaard dat, om de beperkingen van [eiseres] goed in kaart te brengen, nader onderzoek door een op het gebied van de conversiestoornis gespecialiseerde neuroloog noodzakelijk is. Aan de hand van dat onderzoek kan volgens [C] worden bepaald hoe ernstig het aggraveren is. Daarmee bedoelt hij dat kan worden bepaald welk deel van de klachten “echt” zijn en wel deel, mede als gevolg van de conversiestoornis, uit aggravatie zijn te verklaren.
2.15.
De kantonrechter oordeelt dat in deze procedure geen nader neurologisch onderzoek zal behoeven plaats te vinden. [eiseres] vordert immers haar schade tot nu vast te stellen. [eiseres] vordert geen toekomstschade en behoudt zich alle rechten voor om die na deze procedure te vorderen. Indien [eiseres] haar toekomstige schade wil vorderen zal zij, naar het de kantonrechter nu voorkomt, duidelijk moeten maken dat zij vanaf nu al hetgeen in redelijkheid van haar kan worden verwacht heeft ondernomen om haar schade te beperken. Zij weet nu immers wat haar mankeert. [C] duidelijk heeft uitgelegd dat er therapeutische mogelijkheden bestaan. Die kunnen de gevolgen van het incident zo veel als mogelijk is beperken. Daarvoor is geen zekerheid, maar wel de mogelijkheid, waarvan [eiseres] gebruik van moet maken. Indien het nodig is voor het inzetten van de juiste behandeling dat daaraan voorafgaand een neurologisch onderzoek moet plaatsvinden, dan zal [eiseres] haar medewerking daaraan moeten verlenen. Uit de laatste akte van [eiseres] begrijpt de kantonrechter dat [eiseres] daartoe bereid is, alsook tot het volgen van een revalidatietherapie.
De omvang van de schade
Inkomensverlies
2.16.
Wat betreft het klachtenpatroon, zoals ook beschreven in 4.16-4.18 van het tussenvonnis, concludeert de kantonrechter dat aannemelijk is dat [eiseres] niet tot loonvormende arbeid in staat is geweest vanaf het incident tot en met september 2017. Het gevorderde bedrag van € 129.239,40 (zie 4.16 van het tussenvonnis) kan, nu [gedaagde] dit niet heeft bestreden, worden toegewezen.
Immateriële schade
2.17.
[eiseres] vordert € 15.000,00. [gedaagde] meent dat € 7.500,00 een toereikende vergoeding is. De kantonrechter verwijst naar de punten 4.19 en 4.20 van het tussenvonnis.
De kantonrechter heeft onderzoek gedaan naar vergelijkbare zaken in de online Smartengeldgids van de ANWB. Die zijn niet gevonden. Partijen verwijzen ook niet naar in deze Gids genoemde zaken. De kantonrechter heeft vervolgens gezocht naar zaken met een toegewezen bedrag van € 15.000,00. Daarbij noemt de kantonrechter de zaken met het nummer 1574 (2004, bedrag € 15.000) en 1760 (2009, bedrag € 20.000) waarbij het letsel deels minder en deels meer was dan bij [eiseres] , maar wel vergelijkbare elementen hebben. Gelet op deze zaken zal de kantonrechter het gevorderde bedrag toewijzen, dat naar de normen van 2008 redelijk geacht wordt. Ook de gevorderde wettelijke rente vanaf de dag van het incident tot de dag van de betaling zal worden toegewezen.
Vervoerskosten
2.18.
Het gevorderde bedrag van € 311,10 is reeds toegewezen (zie 4.21 in het tussenvonnis).
Huishoudelijke hulp
2.19.
De kantonrechter heeft in het tussenvonnis (punt 4.22 en 4.23) opgemerkt dat op dit punt moet worden aangesloten aan de normen van de Letselschaderaad. De Letselschaderaad gaat uit van een weekvergoeding van € 137,00 bij zwaar letsel of € 69,00 bij licht tot matig letsel, steeds bij een alleenstaande. Het gaat om de persoonlijke verzorging van [eiseres] , die wordt gegeven door de moeder van de partner van [eiseres] . [eiseres] vordert vergoeding van € 15,00 per uur voor vier uren per week. Dat komt neer op € 60,00 per week. Dat bedrag is lager dan de (huidige) norm van de Letselschaderaad, zodat dit bedrag redelijk is. Het gevorderde bedrag van € 27.810,00 zal worden toegewezen.
Kosten rechtsbijstand
2.20.
In de punten 4.24 tot en met 4.27 heeft de kantonrechter aan deze post al enkele overwegingen gewijd. De kantonrechter verwijst daarnaar en volhardt daarin. Dat betekent dat voor de buitengerechtelijke kosten conform de PIV-staffel een bedrag zal worden berekend aan de hand van het totaal van de toe te wijzen kosten. De kantonrechter zal hierop bij de samenvatting terugkomen.
Medische kosten
2.21.
In de punten 4.28 tot en met 4.31 heeft de kantonrechter, samengevat, gezegd dat deze kosten wel voor vergoeding in aanmerking kunnen komen, maar [eiseres] diende zich nog wel hierover nader uit te laten tijdens de tweede comparitie van partijen. De kantonrechter heeft partijen de gelegenheid gegeven zich over de schadeposten alsnog uit te laten. Daarvan hebben partijen beide geen gebruik gemaakt.
Met name met betrekking tot het punt van de kosten van de energetische therapie is [eiseres] in de gelegenheid gesteld die post nader te onderbouwen. Dat had te maken met het eerste verweer op dit punt van [gedaagde] , dat deze post niet was onderbouwd. Dat is niet veranderd. De verklaring van [eiseres] zelf, dat zij dat bedrag heeft betaald, is een onvoldoende nadere onderbouwing. De vordering met betrekking tot de kosten van de energetische therapie zal worden afgewezen.
Met betrekking tot de overige bedragen van € 2.715,00, € 310,00 en € 329,98, tezamen € 3.354,98, is in 4.28 van het tussenvonnis al beslist dat die kunnen worden toegewezen. Dat gebeurt hierbij.
Belastingschade
2.22.
Deze post is al afgewezen in het tussenvonnis, omdat [gedaagde] heeft toegezegd een belastinggarantie af te geven.
Samenvatting
2.23.
De kantonrechter zal de als gevolg van de klachten ontstane schade, als volgt toewijzen:
Inkomstenderving tot en met september 2017 € 129.239,40
Immateriële schade 15.000,00
Vervoerskosten 311,10
Kosten huishoudelijke hulp 27.810,00
Medische kosten 3.354,98
Totaal € 175.715,48
Over dit bedrag moeten de buitengerechtelijke kosten worden berekend aan de hand van de PIV-staffel. Dat komt neer op € 27.467,00.
De totale schadevergoeding is € 203.182,48. Hierop zal in mindering worden gebracht het al betaalde voorschot van € 30.000,00.
Over deze bedragen is [gedaagde] de wettelijke rente verschuldigd op de wijze, zoals die onder “De beslissing” zal worden vermeld. Het meer of anders gevorderde zal worden afgewezen.
Proceskosten
2.24.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. Deze kosten worden aan de kant van [eiseres] tot aan de uitspraak begroot op:
- kosten dagvaarding € 97,31
- griffierecht 476,00
- salaris gemachtigde 3.363,50 (3,5 punten à € 961,00)
Totaal € 3.936,81
De kosten van het aanvullende deskundigenbericht blijven voor rekening van [gedaagde] . De kosten van de deskundigenberichten zijn gemaakt voorafgaande aan de procedure, zodat de kantonrechter daarover geen uitspraak kan doen. ECLI:NL:RBMNE:2019:2483