RBNNE 050324 vordering bgk afgewezen; noodzakelijkheid werkzaamheden onvoldoende onderbouwd; bbh moet slotbetaling ter beëindiging van geschil terugbetalen
- Meer over dit onderwerp:
RBNNE 050324 vordering bgk afgewezen; noodzakelijkheid werkzaamheden onvoldoende onderbouwd; bbh moet slotbetaling ter beëindiging van geschil terugbetalen
- overleggen van een stapel van 20 centimeter correspondentie zonder nadere toelichting volstaat niet ter onderbouwing noodzaak werkzaamheden
2 De feiten in conventie en in reconventie
2.1.
Op 27 maart 2017 is [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) slachtoffer geworden van een verkeersongeval. [slachtoffer] heeft hierbij letselschade opgelopen.
2.2.
[slachtoffer] heeft de verzekeraar van de automobilist die het ongeval heeft veroorzaakt ( [gedaagde] ) aansprakelijk gesteld. [gedaagde] heeft de aansprakelijkheid voor het onderhavige ongeval erkend.
2.3.
[slachtoffer] heeft zich als gevolg van het ongeval in de periode van 2 juni 2017 tot 7 juli 2022 laten bijstaan door [eiseres] . Na deze periode is [slachtoffer] overgestapt naar KCA Advocaten.
2.4.
[eiseres] heeft in totaal een bedrag van € 44.072,24 in rekening gebracht bij [gedaagde] ten behoeve van buitengerechtelijke kosten. Deze kosten zijn als volgt door [eiseres] gespecificeerd:
-
€ 33.169,57 aan verleende rechtsbijstand;
-
€ 6.558,77 aan medische verschotten;
-
€ 713,90 aan kosten van het door [eiseres] bij een advocaat inwinnen van een procesadvies;
-
€ 3.630,01 aan kosten van het door [eiseres] door een advocaat (laten) opstellen van een verzoekschrift deelgeschil.
2.5.
[gedaagde] heeft de in rekening gebrachte kosten gedeeltelijk (€ 28.163,04) betaald. Van dit bedrag is € 7.500,00 blijkens de e-mail van [gedaagde] aan [eiseres] van 22 december 2022 onder protest betaald met als doel de kwestie af te doen. In deze e-mail heeft [gedaagde] zich het recht voorbehouden het bedrag van € 7.500,00 als onverschuldigde betaling terug te vorderen indien een gerechtelijke procedure wordt gestart. [gedaagde] heeft een bedrag van € 15.908,54 onbetaald gelaten.
2.6.
[slachtoffer] heeft zijn vordering ter zake de buitengerechtelijke kosten vervolgens gecedeerd aan [eiseres] . Dat blijkt uit de akte van cessie d.d. 7 juli 2022.
3 De vordering en het verweer in conventie
3.1.
[gedaagde] ([eiser], red. LSA LM) vordert bij dagvaarding om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. te verklaren voor recht dat [gedaagde] is gehouden om de als gevolg van het ongeval d.d. 27 maart 2017 resterende buitengerechtelijke kosten betreffende de door [eiseres] verrichte werkzaamheden, alsmede de kosten van het inwinnen van een procesadvies en de kosten van het voorbereiden en opstellen van een verzoekschrift deelgeschil, volledig te vergoeden, alsmede;
II. te verklaren voor recht dat [gedaagde] is gehouden om de ter zake de werkzaamheden van [eiseres] resterende buitengerechtelijke kosten ad € 13.644,64 volledig te vergoeden, alsmede;
III. te verklaren voor recht dat [gedaagde] is gehouden om de (resterende) buitengerechtelijke kosten betreffende het inwinnen van een procesadvies ad € 713,90 en het voorbereiden en opstellen van een verzoekschrift deelgeschil ad € 1.550,00 volledig te vergoeden, alsmede;
IV. te verklaren voor recht dat [gedaagde] is gehouden om de wettelijke rente over de hiervoor genoemde (resterende) bedragen te vergoeden, alsmede;
V. [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de hiervoor genoemde (resterende) bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente aan [eiseres] , alsmede;
VI. [gedaagde] te veroordelen in de kosten van dit geding en in het door [eiseres] verschuldigde griffierecht, alsmede te bepalen dat betaling daarvan dient te geschieden binnen 14 dagen na dagtekening van het in dit vonnis, en – voor het geval voldoening binnen genoemde termijn niet plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf bedoelde termijn van voldoening, alsmede voor nakosten met een bedrag volgens het gebruikelijke liquidatietarief.
3.2.
[eiseres] legt - kort samengevat - aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] de resterende kosten van rechtsbijstand van € 15.908,54 volledig dient te vergoeden. De vordering voldoet volgens [eiseres] aan de eisen van artikel 6:96 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).
3.3.
[gedaagde] betwist de vordering en voert verweer.
4. De vordering en het verweer in reconventie
4.1.
[gedaagde] vordert in reconventie, uitvoerbaar bij voorraad, de veroordeling van [eiseres] tot betaling aan [gedaagde] van een bedrag van € 7.500,00, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 22 december 2022 tot aan de dag der algehele voldoening. Daarnaast vordert zij de veroordeling van [eiseres] in de proceskosten, waaronder de nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 14 dagen na het te wijzen vonnis indien en voor zover deze kosten niet binnen deze termijn zijn voldaan. [gedaagde] vordert dit bedrag wegens onverschuldigde betaling. [gedaagde] heeft ter beëindiging van het geschil een bedrag van € 7.500,00 betaald aan [eiseres] . Nu [eiseres] de regeling niet heeft geaccepteerd, maar het bedrag van € 7.500,00 wel heeft behouden, vordert [gedaagde] dit bedrag terug.
4.2.
[eiseres] betwist ter zitting (in haar pleitaantekeningen) de eis in reconventie en concludeert tot afwijzing, met veroordeling van [eiseres] in de proceskosten in reconventie. Het bedrag is niet onverschuldigd betaald door [gedaagde] en dient daarom niet terugbetaald te worden door [eiseres] .
5 De beoordeling in conventie en in reconventie
in conventie
5.1.
Het geschil gaat over de vraag of [gedaagde] gehouden is de door [eiseres] gevorderde buitengerechtelijke kosten te voldoen.
5.2.
[eiseres] vordert betaling van de buitengerechtelijke kosten op grond van artikel 6:96 BW. Zij stelt dat de vordering voldoet aan eisen van de dubbele redelijkheidstoets. [eiseres] verwijst hiervoor naar de met [gedaagde] gevoerde correspondentie, de urenregistratie betreffende de door haar verrichte werkzaamheden, het inhoudelijk debat tussen partijen, het meer dan 10 keer advies vragen door [eiseres] aan haar medisch adviseur, de rechtsbijstand voor een periode van 5 jaar, het feit dat de zaak een tijdrovende en complexe zaak is (geweest) van in totaal 123,3 uur, het feit dat Nederlands niet de moedertaal van [slachtoffer] is, de efficiënte en doelmatige wijze die aan de zaak is besteed en tot slot het feit dat tussen de omvang van de schade van het slachtoffer enerzijds en de hoogte van de buitengerechtelijke kosten anderzijds geen sprake hoeft te zijn van een vaste verhouding.
5.3.
[gedaagde] betwist dat de door [eiseres] gevorderde buitengerechtelijke kosten redelijkerwijs noodzakelijk waren voor de vaststelling van de schade. Voordat [eiseres] bij de zaak [slachtoffer] was betrokken, heeft [gedaagde] de aansprakelijkheid direct erkend en was bereid tot vergoeding van schade voor zover dit in causaal verband stond met het ongeval. Er is geen sprake van een complexe en omvangrijke zaak.
5.4.
Aan de hand van de stellingen van [eiseres] moet worden aangenomen dat haar vordering ziet op redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid, als bedoeld in artikel 6:96 lid 2, onder b. Bij de beoordeling hiervan moet worden onderzocht of de vordering voldoet aan de dubbele redelijkheidstoets. Er moet dan ook worden beoordeeld of de door [eiseres] verrichte werkzaamheden inzake de zaak [slachtoffer] in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs noodzakelijk waren om vergoeding van de door [slachtoffer] geleden schade te verkrijgen en of de omvang van de door [eiseres] voor die werkzaamheden in rekening gebrachte kosten redelijk is.
5.5.
De kantonrechter stelt vast dat op 27 maart 2017 een ongeluk heeft plaatsgevonden, waarbij [slachtoffer] en een andere partij betrokken is geraakt. [gedaagde] heeft de aansprakelijkheid voor het verkeersongeval direct erkend en dit wordt niet door [eiseres] betwist.
5.6.
De kantonrechter overweegt dat [eiseres] niet, althans onvoldoende, heeft onderbouwd welke werkzaamheden door haar noodzakelijk zijn verricht en welke kosten specifiek aan die werkzaamheden zijn verbonden. Nu [gedaagde] haar vordering uitvoerig gemotiveerd heeft betwist, lag het op de weg van [eiseres] om door middel van concrete feiten en omstandigheden (nader) te onderbouwen dat en welke door haar gedeclareerde werkzaamheden noodzakelijk waren ter vaststelling van de schade en dat die verrichtingen een tijdsbesteding van 123,3 uren rechtvaardigen tegen de door haar – onbetwiste – gehanteerde tarieven van eerst € 205,00, later € 210,00 en nog later € 230,00. Dat heeft zij echter niet gedaan. Het (enkel) verwijzen naar en overleggen van een stapel van 20 centimeter correspondentie zonder nadere toelichting volstaat niet, gelet op artikel 85 Rv. Ook ter zitting heeft [eiseres] de noodzakelijkheid voor vaststelling van de schade met betrekking tot de gedeclareerde werkzaamheden niet nader gespecificeerd. Daarbij neemt de kantonrechter mede in aanmerking dat de aansprakelijkheid direct door [gedaagde] is erkend. [slachtoffer] / [eiseres] enerzijds en [gedaagde] anderzijds verschilden van mening over de vraag of de medische klachten van [slachtoffer] het gevolg waren van het ongeval. Dit is vooral een medische kwestie. Het ligt op de weg van [eiseres] deugdelijk te onderbouwen waarom zij als jurist zoveel uren aan de zaak heeft besteed. Deze onderbouwing heeft, zoals hiervoor reeds is geoordeeld, niet plaatsgevonden. Gelet op voorgaande omstandigheden kan niet worden vastgesteld dat een hogere vergoeding – dan het reeds door [gedaagde] betaalde bedrag – voor buitengerechtelijke kosten redelijk is in de zin van artikel 6:96 lid 2 onder b BW. De vordering zal worden afgewezen.
5.7.
[eiseres] zal als de in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten in conventie worden veroordeeld. De proceskosten aan de zijde van [gedaagde] worden berekend op € 792,00 (2 punten à € 396,00) aan salaris gemachtigde.
in reconventie
5.8.
Met betrekking tot de door [gedaagde] ingestelde vordering in reconventie van € 7.500,00 overweegt de kantonrechter als volgt. [gedaagde] heeft voldoende gemotiveerd dat zij het bedrag van € 7.500,00 heeft betaald ter beëindiging van het geschil aan [eiseres] . Dat blijkt ook uit de email van de gemachtigde van [gedaagde] aan de gemachtigde van [eiseres] d.d. 22 december 2022 (productie 4 bij dagvaarding). Uit deze e-mail blijkt dat [gedaagde] het bedrag van € 7.500,00 heeft betaald om de lopende kwestie af te doen en dat, indien [eiseres] een gerechtelijke procedure start, [gedaagde] dit bedrag in reconventie terug zal vorderen. [eiseres] heeft ter zitting (in haar pleitaantekeningen) betwist dat het bedrag van € 7.500,00 onverschuldigd is betaald door [gedaagde] . De kantonrechter is van oordeel dat deze enkele stelling dat het bedrag van € 7.500,00 niet onverschuldigd is betaald, onvoldoende gemotiveerd is, met name gelet op de inhoud van de bij dagvaarding overgelegde e-mail d.d. 22 december 2022 en de omstandigheid dat [eiseres] –zoals in conventie is overwogen – geen inzicht heeft gegeven in de door haar in rekening gebrachte uren. Het verweer van [eiseres] in reconventie faalt. De kantonrechter wijst de vordering in reconventie dan ook toe, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 december 2022.
5.9.
[eiseres] zal als de in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten in reconventie worden veroordeeld. Omdat de vordering in reconventie in feite voortvloeit uit het verweer dat [gedaagde] heeft gevoerd tegen de vordering in conventie, zal het gemachtigdesalaris in reconventie op de helft van de punten worden gewaardeerd. De proceskosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op een bedrag van € 198,00 aan salaris gemachtigde.
in conventie en in reconventie
5.10.
De door [gedaagde] gevorderde nakosten in reconventie zijn toewijsbaar tot het forfaitair begrote, in kantonzaken geldende bedrag ter hoogte van een half salarispunt van het toegewezen salaris met een maximum van € 135,00. Deze kosten zullen worden toegewezen zoals hierna bij de beslissing nader omschreven. ECLI:NL:RBNNE:2024:3167