Hof Den Haag 220817 kosten gevorderd en toegewezen: € 6.375,48 obv 20 uur à € 240,- + 6% + 21%
- Meer over dit onderwerp:
Hof Den Haag 220817 hoger beroep deelgeschil; val van tribunetrap sporthal; gevaarzetting door afwijkende kortere trede i.c.m. verminderde oplettendheid bezoekers
- kosten gevorderd en toegewezen: € 6.375,48 obv 20 uur à € 240,- + 6% + 21%
23. Het voorgaande betekent tevens dat de kosten van het deelgeschil kunnen worden begroot en de vergoeding daarvan kan worden toegewezen. [appellante] heeft in hoger beroep de kosten van het deelgeschil verminderd tot € 6.375,48, uitgaande van een tijdbesteding van 20 uur, een uurtarief van € 240,-, 6% aan kantoorkosten en 21 % aan BTW). De gemeente meent dat het aantal opgevoerde uren niet redelijk is in de zin van art. 6:96 lid 2 BW. Het hof acht een tijdbesteding van 20 uur, welke genoegzaam is onderbouwd, redelijk, gelet op de bewerkelijkheid en omvang van deze letselschadezaak. Het gevorderde uurtarief van € 240,- (exclusief 6% kantoorkosten en 21 % BTW) is door de gemeente c.s. niet betwist en komt het hof niet als onredelijk voor. Dit alles komt neer op een bedrag van € 6.156,48, te vermeerderen met het door [appellante] betaalde griffierecht in het deelgeschil van € 219,-, derhalve in totaal € 6.375,48.
24. Nu de grieven slagen dient de bestreden beschikking te worden vernietigd. Het hof kan de zaak zelf af doen, omdat de vorderingen van [appellante] ingevolge het voorgaande gegrond zijn, en blijkens de dagvaarding in de bodemprocedure eerste aanleg in elk geval niet meer is gevorderd dan in dit hoger beroep.
De kosten van het deelgeschil kunnen in hoger beroep niet alleen worden begroot, maar de vergoeding daarvan kan thans ook (alsnog) worden toegewezen, als hiervoor vermeld.
Het gevorderde voorschot op de schadevergoeding van € 4.500,- zal worden toegewezen, omdat het hof het gezien de aard van het letsel (waarvoor [appellante] inmiddels geopereerd is), vooralsnog aannemelijk acht dat de (overige) kosten en het uiteindelijk te begroten smartengeld dit bedrag al zullen overtreffen. De gemeente heeft overigens niet aangevoerd dat er een (reëel) restitutierisico zou bestaan, en het hof ziet hiervoor ook geen aanwijzingen.
25. De gemeente c.s. zal als de in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van de bodemprocedure in beide instanties. ECLI:NL:GHDHA:2017:2331