Overslaan en naar de inhoud gaan

Hof 's-Gravenhage 170412 verzoek in strijd met goede procesorde; geen aanleiding kosten te begroten

Hof 's-Gravenhage 170412 deelgeschil doorkruist hoger beroep in de bodemprocedures tussen partijen; verzoek in strijd met goede procesorde; geen aanleiding kosten te begroten

(...)

5.1 Het hof stelt bij de beoordeling voorop dat er geen sprake is van een gezamenlijk verzoek, maar van een eenzijdig verzoek van [benadeelde]. Vastgesteld wordt dat het verzoek in essentie ziet op dezelfde vraag als aan de orde gesteld in de beide bij het hof aanhangige bodemprocedures, te weten of KSR c.s. aansprakelijk zijn voor de gevolgen van het ongeval. [benadeelde] heeft expliciet aangegeven dat het verzoek geen betrekking heeft op de hoogte van de schade (of een in dat kader te vragen voorschot), maar alleen ziet op de aansprakelijkheid.

5.2 Het hof is mede gelet op het voorgaande van oordeel dat het verzoek van [benadeelde] in dit geval in strijd is met de eisen van een goede procesorde. Dit deelgeschil doorkruist het hoger beroep in de bodemprocedures tussen partijen. In de beide bodemprocedures is nog niet van grieven gediend tegen het vonnis van de kantonrechter. Indien het hof in het deelgeschil een oordeel zou geven over de vorenbedoelde vraag, is dat een bindende eindbeslissing in laatste feitelijke instantie. Daaraan zou het hof derhalve in de bodemprocedures in beginsel gebonden zijn. Hierdoor zou partijen in feite de mogelijkheid worden ontnomen door middel van het indienen van principale dan wel incidentele grieven hun standpunten uiteen te zetten en hun stellingen (deugdelijk) te onderbouwen, alvorens het hof - na het indienen van de memories van antwoord - daarover een oordeel zal geven. Aldus zou het voeren van een evenwichtig ontwikkeld debat in de bodemprocedure in hoger beroep belemmerd worden, zonder dat daarvoor (in dit stadium van het geschil) een voldoende rechtens te respecteren belang aan de zijde van [benadeelde] bestaat. [benadeelde]’ raadsman heeft ter zitting - desgevraagd door het hof - als reden voor het entameren van de deelgeschilprocedure genoemd dat aldus op korte termijn een mondelinge behandeling zou kunnen worden verkregen. Het hof acht dit een onvoldoende reden. Dat geldt temeer daar ieder van partijen in een bodemprocedure het hof om een comparitie van partijen, ook vóór grieven, kan verzoeken en dit hof een dergelijk verzoek in letselschadezaken in beginsel pleegt in te willigen. Het feit dat (nog) niet alle partijen in rechte zijn verschenen behoeft geen beletsel te zijn. De tegenwerping van [benadeelde] (verzoekschrift blz. 8) dat hij meer belang heeft bij een deelgeschil dan bij een comparitie na aanbrengen omdat hij op basis daarvan (anders dan bij een voorlopig oordeel van het hof ter zitting) een executoriale titel zal kunnen verkrijgen, treft naar het oordeel van het hof geen doel. Zijn verzoek zoals weergegeven onder 3.1. sub a) tot en met c) bevat immers geen voor tenuitvoerlegging vatbare beslissing. Hierbij wordt opgemerkt dat de kantonrechter gelet op hetgeen onder 2.10 is overwogen, reeds voor recht heeft verklaard dat KSR en Damen hoofdelijk aansprakelijk zijn voor het [benadeelde] op 27 november 2007 overkomen ongeval en hen veroordeeld de schade, nader op te maken bij staat, te vergoeden. Voorts is kort gezegd voor recht verklaard dat Zurich gehouden is de schade (ten aanzien van Damen) rechtstreeks aan [benadeelde] te voldoen.

5.3 Het hof is daarnaast van oordeel dat [benadeelde] de stelling van zowel Damen als Goltens dat geen sprake is (geweest) van buitengerechtelijke onderhandelingen, niet, althans onvoldoende gemotiveerd heeft weersproken. Het hof heeft ter gelegenheid van de gecombineerde zitting in de bodemzaken en het deelgeschil als vermeld onder 1, kunnen vaststellen dat partijen in aanzienlijke mate van mening verschillen, zowel over de aansprakelijkheidsvraag als over meerdere schadeposten die in het kader van de comparities in de beide bodemprocedures op verzoek van het hof ter zitting zijn besproken. Langdurige onderhandelingen tussen partijen tijdens meerdere schorsingen hebben niet tot een (deel)schikking geleid, en actieve bemiddeling van het hof heeft daarin geen verandering teweeg kunnen brengen. Uiteindelijk heeft (de AVB-verzekeraar Zürich namens) Damen zich (op aangeven van het hof) bereid verklaard een voorschot aan [benadeelde] te voldoen, waarin (de AVB-verzekeraar HDI voor) Goltens voor de helft participeert. Daarmee zijn partijen uiteen gegaan, met verwijzing door het hof van de bodemzaken naar de rol voor memories van grieven. Het voorgaande brengt het hof tot de overtuiging dat (ook) een beslissing in de onderhavige deelgeschilprocedure thans niet kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. Ook op deze grond behoort het verzoek, gelet op het bepaalde in artikel 1019zRv, te worden afgewezen.

6. Ten aanzien van de kosten van het deelgeschil geldt het volgende. Aangezien het ingediende verzoek in strijd is met de eisen van een goede procesorde, ziet het hof geen aanleiding de kosten van [benadeelde] te begroten op de voet van artikel 1019aa Rv.

7. De slotsom is dat het verzoek van [benadeelde] zal worden afgewezen. PIV-site, zie ook LJN BW4607