Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Amsterdam 271113 kosten gevorderd EUR 18.824,06; geen specificatie kosten, kosten voorlopig getuigenverhoor niet begroot, totaal EUR 7.000,00 incl. 6%, btw en griffierecht

Rb Amsterdam 271113 toedracht ongeval snorfietser komt niet vast te staan; geen aansprakelijkheid;
- kosten gevorderd EUR 18.824,06; geen specificatie kosten, kosten voorlopig getuigenverhoor niet begroot, totaal EUR 7.000,00 incl. 6%, btw en griffierecht

De kosten

4.9.
[verzoeker] heeft de rechtbank op grond van artikel 1019aa Rv verzocht om de kosten van dit deelgeschil te begroten conform zijn opgave en Aegon in deze kosten te veroordelen. [verzoeker] begroot zijn totale kosten op EUR 18.824,06. Ter onderbouwing hiervan heeft [verzoeker] een factuur in het geding gebracht van zijn voormalige advocaat van EUR 5.333,68. Verder stelt [verzoeker] dat zijn huidige advocaten, mrs. Van Buuren en Quispel, 64,48 uur aan zijn dossier hebben besteed (inclusief het voorlopig getuigenverhoor en het opstellen van het verzoekschrift in de deelgeschilprocedure) tegen uurtarieven van respectievelijk EUR 185,00 en EUR 150,00 per uur, hetgeen leidt tot een totaalbedrag van EUR 13.490,38 inclusief 6% kantoorkosten en inclusief de verschuldigde btw.

4.10.
Aegon betwist dat de kosten die [verzoeker] stelt te hebben gemaakt voor vergoeding in aanmerking komen, nu van aansprakelijkheid geen sprake is. Verder voert Aegon aan dat de kosten die [verzoeker] vordert niet voldoen aan de dubbele redelijkheidstoets, althans dat niet beoordeeld kan worden of ze voldoen aan de dubbele redelijkheidstoets, omdat [verzoeker] geen schadebegroting in het geding heeft gebracht, zodat niet kan worden beoordeeld hoe de door [verzoeker] opgevoerde kosten zich verhouden tot de totale schade. Verder voert Aegon aan dat een deel van de door [verzoeker] gevorderde kosten geen verband houden met dit deelgeschil, zodat deze in ieder geval niet voor vergoeding in aanmerking komen. Tot slot wijst Aegon erop dat [verzoeker] procedeert op basis van een toevoeging, zodat hij ter zake geen schade lijdt.

4.11.
De rechtbank overweegt dat, ondanks de afwijzing van het verzoek, op de voet van artikel 1019aa Rv in beginsel begroting dient plaats te vinden van de kosten die [verzoeker] heeft gemaakt in het kader van de deelgeschilprocedure. Daarbij dient de rechter de zogenaamde dubbele redelijkheidstoets te hanteren: het dient redelijk te zijn dat deze kosten zijn gemaakt en de hoogte van deze kosten dient eveneens redelijk te zijn. Dit betekent dat indien een deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld, de kosten daarvan niet voor vergoeding in aanmerking komen. Dat is in het onderhavige geval echter gesteld noch gebleken. De rechtbank zal derhalve overgaan tot begroting van de kosten van de behandeling van het verzoek op de voet van artikel 1019aa Rv.

4.12.
De omstandigheid dat [verzoeker] op toevoegingsbasis procedeert, waarop een resultaatsbeoordeling zal plaatsvinden, doet aan het voorgaande niet af. Uit artikel 34g van de Wet op de rechtsbijstand volgt dat een toevoeging in beginsel met terugwerkende kracht wordt ingetrokken, indien (a) de rechtszoekende de kosten van rechtsbijstand kan verhalen op een derde, of (b) op het moment van de definitieve afhandeling van de zaak waarvoor die toevoeging was verleend de rechtzoekende als resultaat van die zaak een vordering met betrekking tot een geldsom ter hoogte van tenminste 50% van het heffingvrij vermogen heeft. Niet uit te sluiten is derhalve dat, voor zover aansprakelijkheid in een eventuele vervolgprocedure alsnog komt vast te staan, de verleende toevoeging zal worden ingetrokken. De omstandigheid dat aan [verzoeker] een toevoeging is verleend, maakt derhalve niet dat een begroting van de kosten achterwege dient te blijven.

4.13.
De rechtbank is van oordeel dat niet is gebleken dat de kosten van de voormalige advocaat van [verzoeker] ten bedrage van EUR 5.333,68 verband houden met de onderhavige deelgeschilprocedure. Dat deze kosten het gevolg zijn van het ongeval is daartoe onvoldoende. Blijkens de specificatie bij de in het geding gebrachte factuur van de voormalige advocaat van [verzoeker] betreft het werkzaamheden die hebben plaatsgevonden in de periode van maart 2009 tot en met januari 2012 en houden de werkzaamheden (in ieder geval deels) verband met de strafrechtelijke procedure die in het kader van het ongeval is gevoerd en met een aansprakelijkstelling van Centraal Beheer, de verzekeraar van de Nissan. Aegon is zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet gehouden om deze kosten te vergoeden, zodat de rechtbank deze kosten niet mee zal nemen in haar begroting van de kosten van deze deelgeschilprocedure.

4.14.
Ten aanzien van de gestelde kosten van de huidige advocaten van [verzoeker] overweegt de rechtbank als volgt. [verzoeker] heeft geen specificatie van deze kosten in het geding gebracht. Aegon heeft de redelijkheid van deze kosten in zijn algemeenheid betwist, maar heeft geen concrete bezwaren gemaakt tegen het door [verzoeker] gestelde aantal bestede uren en de gehanteerde uurtarieven, met dien verstande dat Aegon betwist dat de kosten die verband houden met het voorlopig getuigenverhoor voor vergoeding in aanmerking komen. De rechtbank is met Aegon van oordeel dat de kosten van het voorlopig getuigenverhoor niet als buitengerechtelijk kunnen worden aangemerkt, zodat deze in het kader van deze deelgeschilprocedure niet door Aegon behoeven te worden vergoed. Aangezien een specificatie ontbreekt, kan de rechtbank echter niet vaststellen welk deel van de opgevoerde uren aan het voorlopig getuigenverhoor is besteed. Gelet op het gebrek aan onderbouwing enerzijds en de beperkte betwisting anderzijds zal de rechtbank een schatting maken van het deel van de gemaakte kosten dat in redelijkheid ten laste van Aegon dient te komen en dit bedrag begroten op EUR 7.000,00, inclusief 6% kantoorkosten, btw en EUR 267,00 aan griffierecht.

4.15.
Gelet op het feit dat de aansprakelijkheid van Aegon in deze zaak niet vast is gesteld, zal het verzoek van [verzoeker] om Aegon te veroordelen tot betaling van de met het deelgeschil samenhangende kosten worden afgewezen. ECLI:NL:RBAMS:2013:8227