Rb Amsterdam 310113 kosten gevorderd (6 uur x € 280,00); niet redelijk in verhouding met belang van € 3.933,33 en eenvoud verzoek; toegewezen: € 1.400,00
- Meer over dit onderwerp:
Rb Amsterdam 310113 beslissing of BGK onderdeel dienen uit te maken van een voorschot draagt niet bij aan totstandkoming VSO;
- kosten gevorderd (6 uur x € 280,00); niet redelijk in verhouding met belang van € 3.933,33 en eenvoud verzoek; toegewezen: € 1.400,00
De kosten
4.9. [A] verzoekt de rechtbank om de kosten van het deelgeschil als bedoeld in artikel 1019aa lid 1 Rv te begroten, met veroordeling van Turien tot betaling van deze kosten. Ondanks de afwijzing van het verzoek dient in beginsel op de voet van artikel 1019aa Rv begroting plaats te vinden van de kosten van de behandeling van het verzoek. Daarbij dient de zogenoemde dubbele redelijkheidstoets gehanteerd te worden. Het dient redelijk te zijn dat deze kosten zijn gemaakt en de hoogte van deze kosten dient eveneens redelijk te zijn. Dit betekent dat indien een deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld, de kosten daarvan niet voor vergoeding in aanmerking komen (TK 2007-2008, 31 518, nr. 3, p. 12).
4.10. [A] begroot haar kosten ten behoeve van deze procedure op EUR 2.266,20 (6 uur x EUR 280,00 + 19% BTW + EUR 267,00 griffierecht). Turien maakt bezwaar tegen deze kostenbegroting en meent dat het verzoek om begroting en betaling van de gestelde kosten van het deelgeschil moet worden afgewezen, nu het onderhavige verzoek volgens haar volstrekt onnodig en onterecht is ingesteld en deze kosten dus niet in redelijkheid zijn gemaakt.
4.11. Naar het oordeel van de rechtbank is er geen sprake van dat [A] dit deelgeschil volledig onnodig en onterecht aanhangig heeft gemaakt. Dat het door haar ingediende verzoek blijkens het voorgaande zal worden afgewezen doet daaraan niet af. Turien heeft de aansprakelijkheid voor het ongeval erkend, zodat als uitgangspunt heeft te gelden dat [A] de door haar werkelijk gemaakte kosten van de deelgeschilprocedure niet zelf hoeft te dragen. De rechtbank zal derhalve overgaan tot begroting van de kosten van de behandeling van het verzoek op de voet van artikel 1019aa Rv.
4.12. Nu de rechtbank van oordeel is dat het verzoek niet volstrekt onterecht en onnodig is ingediend, acht de rechtbank het redelijk dat [A] hiervoor kosten heeft gemaakt. De omvang van de door [A] gemaakte kosten is naar het oordeel van de rechtbank echter niet redelijk. Daartoe overweegt de rechtbank dat [A] een bedrag van EUR 2.266,20 aan kosten heeft gemaakt voor dit deelgeschil ten einde een bedrag van EUR 3.933,33 aan buitengerechtelijke kosten geïncasseerd te krijgen (zie hiervoor onder 3.2). De rechtbank zal, mede gelet op de relatieve omvang van het bedrag dat in deze procedure in geschil was en de betrekkelijke eenvoud van het verzoek, zowel het door mr. Van gehanteerde uurtarief als het aantal bestede uren matigen en het deel van de gemaakte kosten dat in redelijkheid ten laste van Turien dient te komen begroten op EUR 1.400,00, inclusief EUR 267,00 griffierecht.
4.13. Nu de aansprakelijkheid van Turien vast staat, zal de rechtbank Turien overeenkomstig het verzoek daartoe van [A] veroordelen tot betaling van de met het deelgeschil gemoeide kosten, zoals hiervoor onder 4.12 door de rechtbank begroot.
4.14. Met het oog op de ongeclausuleerde mededeling van mr. Van in de hiervoor onder 2.2 geciteerde brief aan [A] dat een deelgeschilprocedure voor [A] kosteloos zal zijn, gaat de rechtbank ervan uit dat mr. Van het verschil tussen de werkelijke kosten en de toegewezen kosten van de deelgeschilprocedure niet ten laste van [A] zal brengen. LJN BZ0515