Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Gelderland 281013 afwijzing verzoek en dat was voorzienbaar; geen begroting van kosten

Rb Gelderland 281013 whiplash; deskundigenbericht vereist; afwijzing verzoek en dat was voorzienbaar; geen begroting van kosten

3 Het verzoek en het verweer daartegen
3.1.
[verzoeker] verzoekt de rechtbank voorzover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
te bepalen dat Allianz hoofdelijk aansprakelijk is voor de door hem geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade en dat Allianz gehouden is de als gevolg van het ongeval d.d. 2 maart 2012 geleden schade te vergoeden, nader op te maken bij staat, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van het intreden van de schade;
Allianz te veroordelen tot betaling van € 11.548,00 (€ 15.048,00 minus het reeds betaalde voorschot van € 3.500,00), dan wel een nader door de rechtbank te bepalen voorschot, als voorschot op de door [verzoeker] geleden en nog te lijden materiele en immateriële schade als gevolg van de aanrijding, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de dag van verzoekschrift, te voldoen binnen zeven dagen na heden;
Allianz te veroordelen tot betaling van € 230,88 voor de medische kosten;
Allianz te veroordelen overeenkomstig artikel 1019aa Rv jo. artikel 6:96 BW tot betaling van buitengerechtelijke kosten ad € 26.480,28;
Allianz te veroordelen in de kosten van het geding.

3.2.
[verzoeker] heeft aan zijn verzoek ten grondslag gelegd dat Allianz aansprakelijk is voor de gevolgen van het ongeval dat [verzoeker] op 2 maart 2012 is overkomen. [verzoeker] lijdt door het ongeval aan - kort samengevat - een postwhiplash syndroom. Door de als gevolg van het ongeval ondervonden lichamelijke klachten is [verzoeker] beperkt en heeft hij behoefte aan huishoudelijk hulp. De daarmee gepaard gaande kosten bedragen in de periode 2 maart 2012 - 1 augustus 2013 in totaal € 15.048,00. Allianz is voor die kosten aansprakelijk.

3.3.
Allianz heeft verweer gevoerd. Allianz heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de onderhavige zaak en de door [verzoeker] verzochte beslissingen zich niet lenen voor een behandeling in een deelgeschillenprocedure. Subsidiair heeft Allianz zich tegen de verschillende verzoeken van [verzoeker] verweerd stellende dat op basis van de voorhanden zijnde medische informatie vastgesteld kan worden dat geen sprake is van klachten en beperkingen als gevolg van het ongeval. Meer subsidiair heeft Allianz gesteld dat indien en voorzover het causale verband dient te worden onderzocht door middel van een deskundigenbericht, dergelijke bewijslevering niet past binnen het kader van een deelgeschillenprocedure.

3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna verder ingegaan.

4 De beoordeling
4.1.
[verzoeker] heeft, nu de aansprakelijkheid door Allianz is erkend, ter zitting zijn verzoek onder 1) in die zin aangepast dat hij de rechtbank verzoekt om het causale verband vast te stellen tussen het [verzoeker] overkomen ongeval en de klachten en beperkingen die [verzoeker] thans ervaart. De overige verzoeken zijn ongewijzigd gebleven. Allianz heeft gepersisteerd in haar verweer.

4.2.
De rechtbank zal allereerst ingaan op het primaire verweer van Allianz, dat – kort samengevat – de verzochte beslissingen zich niet lenen voor een behandeling in een deelgeschillenprocedure omdat zij niet kunnen bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst.

4.3.
Artikel 1019w Rv biedt de persoon die een ander aansprakelijk houdt voor zijn letselschade, de mogelijkheid, ook voordat de zaak ten principale aanhangig is, de rechter te verzoeken te beslissen over een geschil omtrent of in verband met een deel van hetgeen ter zake tussen hen rechtens geldt en waarvan de beëindiging kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst over de vordering in de hoofdzaak. Gezien de ratio van de deelgeschilprocedure om de buitengerechtelijke onderhandelingen te bevorderen, dient de rechtbank te toetsen of de verzochte beslissing voldoende kan bijdragen aan de totstandkoming van een dergelijke vaststellingsovereenkomst. De investering in tijd, geld en moeite moeten aldus worden afgewogen tegen het belang van de vordering en de bijdrage die een beslissing aan de totstandkoming van een minnelijke regeling kan leveren (Kamerstukken II, 2007-2008, 31518, nr. 3, p. 18).
Voorts geldt dat het voorleggen van meerdere deelgeschillen in één procedure in beginsel mogelijk is. Daarbij moet echter wel voor ogen worden gehouden dat de deelgeschilprocedure er niet op is gericht de rechter over een groot aantal deelgeschillen te laten oordelen. Het verder onderhandelen, al dan niet met behulp van een mediator, of het instellen van een bodemprocedure, is dan een meer geëigende weg (Kamerstukken II, 2008-2009, 31518, nr. 8, p. 7). De rechter wijst het verzoek af voor zover de verzochte beslissing naar zijn oordeel onvoldoende kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst (artikel 1019z Rv).

4.4.
Uit het voorgaande volgt dat het primaire verweer van Allianz niet kan slagen. Het is in beginsel immers mogelijk om meerdere verzoeken ter beoordeling aan de rechter voor te leggen. In casu gaat het om de causaliteitsvraag en de schade in verband met huishoudelijke hulp. Dat betreft weliswaar in deze situatie een omvangrijk gedeelte van het gehele geschil, het zijn echter wel degelijk delen van het geschil dat partijen verdeeld houdt en waarvan de beëindiging in principe kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst, zoals is bedoeld in artikel 1019w Rv. [verzoeker] is dan ook ontvankelijk in zijn verzoek.

4.5.
Dan dient de rechtbank te beoordelen of de door [verzoeker] verzochte beslissing voldoende kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst (artikel 1019z Rv). Daarbij zal de investering in tijd, geld en moeite die met de deelgeschilprocedure gepaard gaat moeten worden afgewogen tegen het belang van de vordering en de bijdrage die een beslissing aan de totstandkoming van een minnelijke regeling kan leveren. Daarbij wordt het volgende overwogen. Het antwoord op de vraag of tussen de thans aanwezige klachten en beperkingen van [verzoeker] causaal verband bestaat met het hem overkomen ongeval is niet aanstonds te geven. Tegenover de medische stukken van [verzoeker] waarin zulks wel wordt geconcludeerd heeft Allianz immers gemotiveerd en met stukken onderbouwd verweer gevoerd. Uit die stukken volgt dat [verzoeker] voor het ongeval bekend was met nek-, rug en schouderklachten en dat hij te kampen had met psychische klachten. Voor al deze klachten is hij onder (medische) behandeling geweest. [verzoeker] was ook voor het ongeval reeds aangewezen op huishoudelijk hulp; hij kreeg daarvoor aanvankelijk een PGB en in een later stadium was hij aangewezen op de hulp van vrienden en familie (zo heeft [verzoeker] gesteld). Hij genoot ook reeds een bijstandsuitkering en was ontheven van enige sollicitatieplicht in verband met zijn psychische problematiek. Tegen de achtergrond van die medische geschiedenis kan nu niet worden vastgesteld of de huidige klachten en beperkingen het gevolg zijn van het ongeval in maart 2012. Daarvoor is nader onderzoek door een deskundige vereist (en in zoverre faalt het subsidiaire gevoerde verweer van Allianz). De hierboven weergegeven belangenafweging brengt dan met zich meer dat in deze procedure geen deskundige zal worden benoemd. Dat geldt te meer omdat niet uitgesloten is dat meerdere deskundigenberichten nodig zullen zijn. Daarop strandt het gewijzigde verzoek onder 1.

4.6.
Omdat het causale verband niet vast staat, is een nader voorschot op de kosten van huishoudelijke hulp (verzoek 2) niet toewijsbaar. Ook de verzochte veroordeling in de medische kosten (verzoek 3) is om die reden niet toewijsbaar. Vast staat immers niet dat deze kosten zijn veroorzaakt door het ongeval.

4.7.
Dan de kosten (verzoek 4). Artikel 1019aa Rv bepaalt dat de rechter in de beschikking de kosten begroot die gemoeid zijn met de behandeling van het verzoek aan de zijde van de persoon die schade door dood of letsel lijdt en dat de rechter daarbij alle redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW in aanmerking neemt. Daarbij geldt een dubbele redelijkheidstoets: het dient redelijk te zijn dat deze kosten zijn gemaakt en de hoogte van deze kosten dient eveneens redelijk te zijn (MvT, Kamerstukken II, 2007-2008, 31 518, nr. 3, p. 18).

4.8.
[verzoeker] heeft in dat kader verzocht Allianz te veroordelen in de kosten van het geding, begroot op € 26.480,28.

4.9.
Allianz heeft aangevoerd dat het verzoek evident zinloos aanhangig is gemaakt, zodat de daarvoor gemaakte kosten niet voor vergoeding in aanmerking komen.

4.10.
De rechtbank zal niet overgaan tot begroting van de kosten. Deze kosten zijn immers naar het oordeel van de rechtbank niet in redelijkheid gemaakt. Daarbij is van belang dat partijen in het voortraject, voorafgaand aan deze zaak, reeds van mening verschilden – gelet op medische voorgeschiedenis van [verzoeker] – over de causaliteitsvraag en een deskundigenonderzoek op gezamenlijk verzoek nog niet heeft plaatsgevonden. Gelet op de stand van de deelgeschiljurisprudentie (dat een deskundigenbericht in een deelgeschilprocedure gelet op de daarmee gepaard gaande investering in tijd, geld en moeite in beginsel niet aan de orde is) was het dan ook voor [verzoeker] voorzienbaar dat zijn verzoek niet toewijsbaar was en had een bodemprocedure, of een verzoek voorlopig deskundigenbericht, in de huidige stand van het debat tussen partijen voor de hand gelegen.

4.11.
Op grond van artikel 1019 aa lid 3 Rv is artikel 289 Rv, dat de grondslag vormt voor een veroordeling in de proceskosten, niet van toepassing. ECLI:NL:RBGEL:2013:6435