Rb Rotterdam 070212 (whiplash) klachten gevolg van ongeval en rb gelast medewerking aan vza en ad onderzoek; kosten 12,75 uur maal € 225,-- + 19%
- Meer over dit onderwerp:
Rb Rotterdam 070212
- De rb stelt vast dat (whiplash) klachten gevolg zijn van ongeval en gelast medewerking aan vza en ad onderzoek;
- kosten 12,75 uur maal € 225,-- + 19%
2. De vaststaande feiten
2.1. Op 10 juni 2004 heeft een verkeersongeval plaatsgevonden waarbij [verzoeker] en een bestuurder van een auto die ten tijde van de aanrijding op basis van de Wet Aansprakelijkheidsverzekering Motorrijtuigen (WAM) bij Allianz was verzekerd, betrokken waren. Allianz heeft de aansprakelijkheid voor de gevolgen van het ongeval erkend.
2.2. Bij beschikking d.d. 6 juni 2008 heeft deze rechtbank het verzoek van [verzoeker] tot het gelasten van een voorlopig deskundigenbericht door een neuroloog toegewezen.
De rechtbank heeft als deskundige benoemd [deskundige], neuroloog (hierna: [deskundige]).
Aan [deskundige] is voorgelegd de vraagstelling die is voorgesteld door de Projectgroep medische deskundigen in de rechtspleging van de Vrije Universiteit in samenwerking met de Interdisciplinaire Werkgroep Medische Deskundigen, de zogenaamde IMWD-vraagstelling. De door [deskundige] uitgebrachte neurologische rapportage d.d. 28 januari 2009, houdt – voor zover van belang – in:
"Lichamelijk onderzoek:
[…]
Kortom:
Bij algemeen neurologisch en specifiek neurologisch onderzoek kunnen geen afwijkingen worden vastgesteld die wijzen op disfunctioneren van het centrale of perifere zenuwstelsel. De bewegingsbeperking bij het bewegen van de nek en van de onderrug berusten op verhoogde spierspanning bij pijn, waarbij de bewegingen de pijn doen toenemen, reden waarom betrokkene onvolledige bewegingsmogelijkheden heeft.
[…]
Diagnose:
Er kan geen specifieke neurologische diagnose worden gesteld. De algemeen medische diagnose luidt whiplash associated disorder categorie 2 volgens de Quebec Task Force. In het Nederlands heet dit een postwhiplash syndroom.
Verder zijn er nog aspecifieke lage rugklachten die ook geen neurologisch substraat hebben.
[…]
ZAKELIJK GEDEELTE VAN DE RAPPORTAGE
[…]
1. De situatie na het ongeval
[…]
Als Nederlands neuroloog […] moet ik hierbij aangeven, dat ik mij dien te baseren op de Richtlijnen van de NVN, hetgeen betekent dat een neuroloog bij een postwhiplash syndroom geen percentage functieverlies kan vaststellen.
[…]
Aangezien een specifieke neurologische diagnose ontbreekt, kan ik mij als een neuroloog niet uitspreken over de beperkingen, die betrokkene aangeeft. Hij geeft zelf beperkingen aan, die mensen met chronische pijnsyndromen gewoonlijk aangeven.
[…]
2. De hypothetische situatie zonder ongeval
[…]
De genoemde klachten had betrokkene niet voorafgaande aan het bewuste ongeval. Ook heeft hij geen andere neurologische aandoening, waardoor deze klachten zouden kunnen worden verklaard.
Er is momenteel geen andere verklaring, dan dat de huidige klachten primaire of secundaire ongevalgevolgen zijn.
[…]
Uiteraard gelden bovengenoemde uitspraken niet voor de genoemde lage rugklachten. Aspecifieke lage rugklachten, die in wisselende mate aanwezig waren, had betrokkene immers al een aantal jaren.
Hiervoor werd overigens geen neurologisch substraat gevonden.
[…]
3. Overige aspecten van de hypothetische situatie zonder ongeval
[…]
In de beschikbare medische correspondentie van de behandelende sector (“het medisch dossier”) kom ik geen feiten of omstandigheden tegen, die aanleiding zouden kunnen geven te veronderstellen dat bij betrokkene ook zonder ongeval op enig moment beperkingen zouden zijn opgetreden op het gebied van de uitoefening van de beroepsactiviteiten of het verrichten van werkzaamheden in en rond de woning.
Uiteraard geldt ook deze uitspraak niet t.a.v. de intermitterende aspecifieke lage rugklachten, die betrokkene al voor het bewuste ongeval had. Uiteraard zouden hierdoor in de uitoefening van beroepsactiviteiten en werkzaamheden in en rond de woning beperkingen kunnen ontstaan.
4. Het genezingsproces en de opstelling van de betrokkene daarin
[…]
Bij gemiddeld 20 tot 30% van alle mensen die t.g.v. een ongeval, waarbij een nektrauma, in de acute fase nek/hoofdpijn hebben, ontstaat na de eerste drie maanden een chronisch pijnsyndroom, dat na het eerste jaar niet is hersteld, en vaak vele jaren kan aanhouden. Een dergelijk pijnsyndroom gaat erg vaak gepaard met verminderde fysieke belastbaarheid, snelle vermoeidheid, een slechte concentratie en daardoor gevoelens van vergeetachtigheid."
2.3. Op 16 juli 2011 is [verzoeker] een (tweede) verkeersongeval overkomen. Bij dit ongeval was een bestuurder van een auto betrokken die ten tijde van de aanrijding op basis van de WAM bij ASR Verzekeringen was verzekerd.
3. Het geschil
3.1. [verzoeker] verzoekt de rechtbank:
a. te bepalen dat de door [verzoeker] ervaren, in het rapport van [deskundige] omschreven, gezondheidsklachten het gevolg zijn van het aan hem op 2004 overkomen verkeersongeval;
b. de medewerking van Allianz te gelasten aan een onderzoek door een door de rechtbank te bepalen verzekeringsarts ter vaststelling van de door [verzoeker] ervaren beperkingen;
c. de medewerking van Allianz te gelasten aan een onderzoek door arbeidsdeskundige [deskundige 2] ter vaststelling van de uitval van [verzoeker] voor beroepsmatige en huishoudelijke arbeid als gevolg van de door hem ervaren en door de verzekeringsarts vast te stellen beperkingen;
d. de vraagstelling voor de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige vast te stellen;
e. de kosten van behandeling van het onderhavige verzoek te begroten en Allianz te veroordelen die aan [verzoeker] te voldoen.
3.2. Allianz voert gemotiveerd verweer dat strekt tot afwijzing van het verzoek, kosten rechtens.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. [verzoeker] heeft zijn verzoek gebaseerd op de Wet deelgeschilprocedure voor letsel- en overlijdensschade, neergelegd in de artikelen 1019w –1019cc van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) en in werking getreden op 1 juli 2010.
4.2. De deelgeschilprocedure is bedoeld voor de situatie waarin partijen in het buitengerechtelijke onderhandelingstraject stuiten op geschilpunten die de buitengerechtelijke afwikkeling belemmeren. Partijen vragen in een deelgeschilprocedure de rechter om op die geschilpunten te beslissen, zodat zij vervolgens verder kunnen met de buitengerechtelijke onderhandelingen, met als doel het sluiten van een vaststellingsovereenkomst (artikel 1019w Rv).
4.3. De rechtbank begrijpt dat hetgeen partijen verdeeld houdt, ziet op de betekenis van het rapport van [deskundige] voor het geschil over de vraag of de door [verzoeker] gestelde klachten en beperkingen een gevolg zijn van het verkeersongeval van 10 juni 2004.
De rechtbank is van oordeel dat dit geschilpunt zich leent voor behandeling in een deelgeschilprocedure. Hoewel duidelijk is dat nog de nodige stappen gezet moeten worden, ziet de rechtbank voldoende mogelijkheden voor partijen om na haar beslissing het onderhandelingstraject voort te zetten. Zij zal dan ook op dit punt een beslissing geven zoals door partijen gevraagd.
4.4. De rechtbank ziet in de aard en inhoud van de deelgeschilprocedure aanleiding om het hiervoor omschreven geschilpunt te beoordelen volgens dezelfde criteria die zij zou hanteren als in het geval dit geschilpunt aan haar zou zijn voorgelegd in een bodemprocedure.
Klachten ten gevolge van het ongeval van 10 juni 2004
4.5. [verzoeker] stelt dat uit de neurologische rapportage van [deskundige] kan worden afgeleid dat de door hem ervaren gezondheidsklachten het gevolg zijn van het aan hem overkomen verkeersongeval.
Volgens Allianz heeft [verzoeker] nagelaten aan te geven welke klachten het gevolg zijn van het verkeersongeval van 10 juni 2004. De aspecifieke lage rugklachten zijn bijvoorbeeld niet ongevalgerelateerd. Het onder 3.1.a geformuleerde verzoek dient reeds daarom te worden afgewezen, aldus nog steeds Allianz.
4.6. De rechtbank is ter zitting gebleken dat Allianz erkent dat [verzoeker] ten gevolge van het hem op 10 juni 2004 overkomen verkeersongeval reële gezondheidsklachten ervaart.
[deskundige] heeft in zijn rapport vastgesteld dat [verzoeker] tengevolge van het hem op 10 juni 2004 overkomen ongeval een postwhiplash syndroom heeft ontwikkeld. In zijn rapport worden de klachten van [verzoeker] als volgt omschreven:
"De bewegingsbeperking bij het bewegen van de nek en van de onderrug berusten op verhoogde spierspanning bij pijn, waarbij de bewegingen de pijn doen toenemen, reden waarom betrokkene onvolledige bewegingsmogelijkheden heeft."
Voorts heeft [deskundige] in zijn rapport aangegeven:
"Bij gemiddeld 20 tot 30% van alle mensen die t.g.v. een ongeval, waarbij een nektrauma, in de acute fase nek/hoofdpijn hebben, ontstaat na de eerste drie maanden een chronisch pijnsyndroom, dat na het eerste jaar niet is hersteld, en vaak vele jaren kan aanhouden. Een dergelijk pijnsyndroom gaat erg vaak gepaard met verminderde fysieke belastbaarheid, snelle vermoeidheid, een slechte concentratie en daardoor gevoelens van vergeetachtigheid."
[deskundige] heeft verder in zijn rapportage opgemerkt dat [verzoeker] genoemde klachten niet voor het verkeersongeval had en dat er geen andere verklaring is dan dat de huidige klachten primaire of secundaire ongevalgevolgen zijn. [deskundige] heeft daarbij nadrukkelijk aangegeven dat dit niet geldt voor de in het rapport genoemde aspecifieke lage rugklachten.
4.7. Het vorenstaande in aanmerking nemende acht de rechtbank het onder 3.1.a geformuleerde verzoek van [verzoeker] toewijsbaar voor zover de door [verzoeker] ervaren gezondheidsklachten in het rapport van [deskundige] zijn omschreven en voor zover die klachten door [deskundige] worden toegeschreven aan het ongeval van 10 juni 2004.
De rechtbank zal thans ingaan op de vraag of die klachten tot ongevalgerelateerde beperkingen hebben geleid.
Beperkingen ten gevolge van het ongeval van 10 juni 2004
4.8. Volgens [verzoeker] betekent het enkele feit dat [deskundige] zich niet kan uitspreken over de beperkingen die hij aangeeft, niet dat uit het rapport van [deskundige] moet worden afgeleid dat hij geen beperkingen heeft tengevolge van het hem op 10 juni 2004 overkomen verkeersongeval. Uit het rapport van [deskundige] blijkt dat sprake is van beperkingen die niet kunnen worden gekwantificeerd. Een verzekeringsarts is de meest aangewezen arts om daarover een uitspraak te doen, aldus nog steeds [verzoeker].
Allianz voert aan dat uit het rapport van [deskundige] volgt dat hij bij [verzoeker] geen ongevalgerelateerde beperkingen heeft kunnen vaststellen omdat er geen afwijkingen zijn gediagnosticeerd. Volgens Allianz dient het geen enkel doel om een verzekeringsarts, die volgens haar "slechts" een basisarts is, het werk van een medisch specialist over te laten doen. Nu [verzoeker] reeds door een medisch specialist is onderzocht en deze geen beperkingen kan vaststellen, bestaat er geen grond voor benoeming van een basisarts om beperkingen bij [verzoeker] vast te stellen, aldus Allianz.
4.9. [deskundige] heeft in zijn rapport aangegeven:
"Als Nederlands neuroloog […] moet ik hierbij aangeven, dat ik mij dien te baseren op de Richtlijnen van de NVN, hetgeen betekent dat een neuroloog bij een postwhiplash syndroom geen percentage functieverlies kan vaststellen.
[…]
Aangezien een specifieke neurologische diagnose ontbreekt, kan ik mij als een neuroloog niet uitspreken over de beperkingen, die betrokkene aangeeft. Hij geeft zelf beperkingen aan, die mensen met chronische pijnsyndromen gewoonlijk aangeven."
4.10. Naar het oordeel van de rechtbank impliceert het in neurologische zin ontbreken van beperkingen die door een Nederlandse neuroloog op basis van de richtlijnen die hij dient te hanteren kunnen worden vastgesteld, niet steeds dat in medische en juridische zin geen sprake kan zijn van relevante beperkingen. Mede in aanmerking nemende het feit dat [deskundige] in zijn rapport heeft opgemerkt dat een chronisch pijnsyndroom, waarbij de klachten van [verzoeker] volgens hem passen, vaak gepaard gaat met verminderde fysieke belastbaarheid, snelle vermoeidheid, slechte concentratie en gevoelens van vergeetachtigheid, ligt het naar het oordeel van de rechtbank in de rede dat een verzekeringsarts in staat is om te onderzoeken of bij [verzoeker] sprake is van beperkingen die aan het ongeval van 10 juni 2004 kunnen worden toegeschreven. Anders dan Allianz is de rechtbank van oordeel dat een verzekeringsarts over de benodigde expertise en ervaring kan beschikken om de door [verzoeker] ervaren beperkingen te duiden. Een verzekeringsarts moet in staat geacht worden om op grond van de door [deskundige] gestelde diagnose (postwhiplash syndroom) alsmede door hem of haar zelf te verrichten dossier- en lichamelijk onderzoek vast te stellen of [verzoeker] als gevolg van het ongeval van 10 juni 2004 beperkingen ondervindt. Het feit dat de medische situatie tengevolge van het eerste verkeersongeval (van 10 juni 2004) een andere is dan de medische situatie na het tweede verkeersongeval (van 16 juli 2011), die nog niet door een medische specialist is beoordeeld, zoals ter zitting is gebleken, hoeft aan het door de verzekeringsarts te verrichten onderzoek niet in de weg te staan.
4.11. Gelet op het vorenoverwogene zal het verzoek van [verzoeker] om de medewerking van Allianz te gelasten aan een onderzoek door een door de rechtbank te noemen verzekeringsarts worden toegewezen.
4.12. Partijen zijn het niet eens over de persoon van de verzekeringsarts.
De rechtbank is van oordeel dat de ter zitting genoemde verzekeringsarts [deskundige 3], die in vergelijkbare zaken eerder door de rechtbank is benoemd en van wie de rechtbank weet dat hij beschikt over de relevante kennis en ervaring welke gewenst is om in een zaak als deze adequaat te kunnen rapporteren, in deze zaak in beginsel als deskundige zou kunnen optreden.
Nu ter zitting door partijen geen principiële bezwaren tegen [deskundige 3] zijn geuit, kan het hiervoor bedoelde onderzoek zo mogelijk door deze verzekeringsarts worden verricht.
4.13. De rechtbank overweegt dat indien [deskundige 3] bij [verzoeker] beperkingen vaststelt die naar zijn oordeel kunnen worden toegeschreven aan het ongeval van 10 juni 2004, deskundige voorlichting door een arbeidsdeskundige zal moeten plaatsvinden.
Partijen zijn het erover eens zijn dat in dat geval het arbeidsdeskundig onderzoek door [deskundige 2] zal worden uitgevoerd.
4.14. Voor wat betreft de vraagstelling aan de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige kan naar het oordeel van de rechtbank worden aangesloten bij de door partijen in het verzoek- en verweerschrift geformuleerde vragen. Dienaangaande lijkt tussen partijen geen geschil te bestaan.
4.15. Met betrekking tot de door [verzoeker] verzochte begroting van de kosten van behandeling van het onderhavige verzoek, overweegt de rechtbank het volgende.
[verzoeker] heeft ter onderbouwing van dit verzoek verwezen naar het faxbericht van 23 januari 2012 van mr. Van Rooijen, met bijlagen.
Ter zitting heeft Allianz ter zake de declaratie van mr. Van Rooijen opgemerkt geen bezwaar te hebben tegen het door mr. Van Rooijen gehanteerde uurtarief.
Allianz heeft aangegeven wel bezwaren te hebben tegen het aantal uren dat mr. Van Rooijen in rekening heeft gebracht voor het opstellen van het verzoekschrift, de zitting en het bestuderen van de uitspraak.
4.16. De rechtbank acht het door mr. Van Rooijen gehanteerde uurtarief van € 225,-- (inclusief kantoorkosten en exclusief BTW) redelijk. Voorts acht de rechtbank het aantal uren dat aan het verzoekschrift is besteed, zijnde 6,3 (378 minuten), aannemelijk.
Aangezien de zitting één uur heeft geduurd en anderhalf uur in rekening is gebracht, dient een half uur op het urentotaal in mindering te worden gebracht.
Voorts komt het de rechtbank redelijk voor dat met het bestuderen van de uitspraak en het bespreken daarvan met [verzoeker] in totaal één uur is gemoeid.
De overige kostenposten zijn door Allianz niet betwist. Daarmee staan die kosten vast.
4.17. Het vorenstaande in aanmerking nemende begroot de rechtbank de kosten op een totaalbedrag van € 3.413,81 inclusief BTW, zijnde 12,75 uur maal € 225,-- plus 19% BTW.
4.18. Door [verzoeker] is tevens veroordeling van Allianz in de kosten van deze procedure verzocht. Nu noch juridische noch praktische redenen zich tegen toewijzing van een dergelijk verzoek verzetten, zal het hiervoor onder 4.17 begrote bedrag als kostenveroordeling worden uitgesproken in het dictum van deze beschikking.
5. De beslissing
De rechtbank,
bepaalt dat de door [verzoeker] ervaren gezondheidsklachten, voor zover die in het rapport van [deskundige] zijn omschreven en voor zover die door [deskundige] aan het ongeval van 10 juni 2004 worden toegeschreven, het gevolg zijn van het aan hem op 10 juni 2004 overkomen verkeersongeval;
gelast de medewerking van Allianz aan een onderzoek door [deskundige 3], verzekeringsarts;
gelast, indien [deskundige 3] bij [verzoeker] beperkingen vaststelt die naar zijn oordeel kunnen worden toegeschreven aan het ongeval van 10 juni 2004, de medewerking van Allianz aan een onderzoek door [deskundige 2], arbeidsdeskundige;
stelt vast dat voor de vraagstelling aan de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige dient te worden aangesloten bij de door partijen in het verzoek- en verweerschrift geformuleerde vragen;
begroot de kosten als bedoeld in artikel 1019aa lid 1 Rv op € 3.413,81;
veroordeelt Allianz tot betaling aan [verzoeker] van de kosten van deze procedure, welke zijn begroot op € 3.413,81.
LJN BV3066