Rb 's-Gravenhage 261011 begroting tussentijdse bgk, kosten deelgeschil begroot op € 4.500,-- tot € 5.000,--toegewezen € 1.687,43
- Meer over dit onderwerp:
Rb 's-Gravenhage 261011 begroting tussentijdse bgk, kosten deelgeschil begroot op € 4.500,-- tot € 5.000,--toegewezen € 1.687,43
2.De feiten
2.1.[verzoekster] is op 6 juni 2009 in Rijswijk (ZH) een verkeersongeval overkomen, waarbij zij als automobilist in botsing is gekomen met een bij Allianz verzekerde personenauto (hierna: het ongeval). [verzoekster] heeft als gevolg van dit ongeval letsel opgelopen.
2.2.Allianz heeft de aansprakelijkheid voor de gevolgen van het ongeval erkend.
3.Het geschil
3.1.[verzoekster] heeft op grond van artikel 1019w van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) de rechtbank verzocht om - bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad - de bepalen dat Allianz de nog openstaande tussentijdse facturen van mr. Keereweer tot een totaalbedrag van € 9.279,47 zal voldoen, met begroting van de kosten van deze procedure en veroordeling van Allianz tot betaling daarvan.
3.2.[verzoekster] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4.De beoordeling
4.1.Tussen partijen is in geschil of Allianz over dient te gaan tot tussentijdse vergoeding van de buitengerechtelijke kosten van [verzoekster]. Daarbij staat de vraag centraal of de door [verzoekster] gevorderde buitengerechtelijke kosten ingevolge artikel 6:96 lid 2 BW voldoen aan de dubbele redelijkheidstoets: zowel het inroepen van de rechtsbijstand als de daarvoor gemaakte kosten dienen redelijk te zijn.
4.2.[verzoekster] stelt dat de door haar gemaakte buitengerechtelijke kosten onder meer te verklaren zijn door het multiple letsel dat zij als gevolg van het ongeval heeft opgelopen, waardoor er sprake was van volledige arbeidsuitval en ernstige beperkingen ten aanzien van het dagelijks leven. Bovendien behoefden bijzondere schadefactoren de aandacht, zoals de uitbesteding van werkzaamheden aan de ten tijde van het ongeval nog te koop staande woning en de werkzaamheden die nog moesten worden verricht aan de nieuwe woning. Voorts diende [verzoekster] intensief te worden ondersteund ten aanzien van de problemen met haar werkgever, teneinde het risico op arbeidsvermogenschade te beperken. Ten slotte heeft Allianz niet onmiddellijk de aansprakelijkheid erkend.
4.3.Allianz heeft zich verweerd en voert aan dat de buitengerechtelijke kosten niet in een redelijke verhouding zijn gebleven met de schade. Op de materiële en immateriële schade is door Allianz reeds € 12.500,-- bevoorschot, terwijl er nu reeds € 19.737,67 aan buitengerechtelijke kosten is gedeclareerd. Allianz neemt bovendien de staffel uit de PIV-overeenkomst buitengerechtelijke kosten, opgesteld door de stichting Personenschade Instituut van Verzekeraars (hierna: PIV-staffel), tot uitgangspunt en wijst erop dat de door mr. Keereweer in rekening gebrachte kosten deze maatstaf overschrijden. Volgens Allianz is er sprake geweest van zeer veel contactmomenten tussen [verzoekster] en haar advocaat, terwijl de specificaties geen inzicht bieden in de noodzaak van al die contactmomenten. Voorts is van belang dat Allianz zonder onnodige vertraging de aansprakelijkheid heeft erkend, de schaderegeling vlot op gang is gekomen en het letsel beperkt is. De kosten die door mr. Keereweer zijn gemaakt naar aanleiding van de houding van de werkgever van [verzoekster] dienen bovendien niet op Allianz afgewenteld te worden, aangezien dit een conflict tussen [verzoekster] en haar werkgever betreft. De omvang van deze kosten is daarnaast buitensporig, terwijl het de vraag is of daardoor schade is beperkt, aldus Allianz.
4.4.De rechtbank stelt voorop dat bij de beoordeling van de hoogte van de buitengerechtelijke kosten niet alleen dient te worden gekeken naar de verhouding tussen die kosten en de omvang van de schade, maar ook rekening dient te worden gehouden met onder meer de aard van de door het slachtoffer geleden schade, de aard van de door de rechtsbijstandverlener verrichte werkzaamheden en de complexiteit van de zaak. Wanneer de verhouding tussen de buitengerechtelijke kosten en de omvang van de schade namelijk de enige factor van belang zou zijn, heeft dit als ongewenste consequentie dat de mogelijkheid op rechtsbijstand voor een slachtoffer met beperkte schade ernstig wordt beperkt, omdat nagenoeg alle kosten daarvan per definitie voor eigen rekening zouden komen. Ook de PIV-staffel kan niet als uitgangspunt dienen, aangezien, zoals [verzoekster] terecht betoogt, mr. Keereweer geen deelnemer is bij deze overeenkomst en partijen deze staffel niet zijn overeengekomen. Mr. Keereweer kan dus niet worden gebonden aan de tarieven die door de stichting Personenschade Instituut voor Verzekeraars zijn opgesteld.
4.5.In de onderhavige zaak heeft geen van beide partijen inzicht gegeven in de totale hoogte van de door [verzoekster] als gevolg van het ongeval geleden en nog te lijden schade. Duidelijk is alleen dat nu reeds door Allianz € 12.500,-- is bevoorschot. Dat er sprake is van een eindsituatie is door geen van partijen betoogd. Het verweer dat de buitengerechtelijke kosten in verband met de wanverhouding tussen deze kosten en de totale schade niet voor vergoeding in aanmerking komen gaat op grond van het voorgaande dan ook niet op.
4.6.Ten aanzien van de kosten die door de rechtsbijstandverlener zijn gemaakt met betrekking tot de conflicten die met de werkgever van [verzoekster] zijn ontstaan, overweegt de rechtbank dat Allianz miskent dat bij letselschade ruim wordt toegerekend, waardoor ook minder directe en rechtstreekse gevolgen van het ongeval voor rekening komen van de aansprakelijke partij. Van belang is of de kosten redelijkerwijs als gevolg van het ongeval aan Allianz kunnen worden toegerekend. De rechtbank acht het aannemelijk dat zonder nadere inspanningen van mr. Keereweer richting de werkgever van [verzoekster] arbeidsvermogenschade zou zijn geleden. Hierbij is mede van belang dat ook Allianz dit risico kennelijk heeft onderkend, nu zij, met het oog op reïntegratie, heeft ingestemd met de inschakeling van een arbeidsdeskundige op haar kosten. Tevens heeft Allianz zelf aangevoerd dat de schade mede door het ingezette reïntegratietraject beperkt is gebleven. Naar het oordeel van de rechtbank staan de kosten die door mr. Keereweer zijn gemaakt ten aanzien van de verstoorde verhouding tussen [verzoekster] en haar werkgever dus als kosten die zijn gemaakt ter voorkoming van arbeidsvermogenschade in voldoende causaal verband met het ongeval dat deze kosten in beginsel voor vergoeding in aanmerking komen.
4.7.De rechtbank is voorts van oordeel dat het veelvuldige contact van [verzoekster] met haar advocaat redelijk is, gezien de problemen die zijn ontstaan met haar werkgever en het daarmee samenhangende risico op verlies van inkomen. Voorts voldoen de declaraties van mr. Keereweer aan de eisen die aan dergelijke declaraties worden gesteld. Het verweer dat de specificaties geen inzicht bieden in de noodzaak van de contactmomenten met [verzoekster] gaat namelijk niet op, nu hetgeen door de rechtsbijstandverlener met het slachtoffer tijdens deze contactmomenten is besproken vertrouwelijke informatie betreft. Bovendien had het op de weg van Allianz gelegen om, wanneer er vragen zouden bestaan bij specifieke posten, bij ontvangst van de facturen daaromtrent opmerkingen jegens mr. Keereweer te maken. Dit heeft Allianz echter nagelaten.
4.8.Nu Allianz de declaraties voor het overige niet betwist en ook het uurtarief van mr. Keereweer geen onderwerp van geschil is tussen partijen, is de rechtbank op grond van het bovenstaande van oordeel dat de in deze procedure voorliggende buitengerechtelijke kosten voldoen aan de dubbele redelijkheidstoets. Het verzoek te bepalen dat Allianz de nog openstaande facturen van mr. Keereweer tot een bedrag van € 9.279,47 dient te voldoen zal dan ook worden toegewezen.
Kosten van de deelgeschilprocedure
4.9.[verzoekster] verzoekt ten slotte de kosten van deze procedure te begroten en Allianz te veroordelen tot betaling daarvan. Ook deze kosten dienen, ingevolge artikel 1019aa Rv juncto 6:96 lid 2 BW, te voldoen aan de dubbele redelijkheidstoets.
4.10.Ter zitting heeft mr. Keereweer heeft zijn kosten begroot op ongeveer € 4.500,-- tot € 5.000,-- en aangegeven dat hierin de volgende werkzaamheden zijn begrepen: het opstellen van het verzoekschrift, het bestuderen van het verweerschrift, de bespreking van dit verweerschrift en de zitting met [verzoekster] en het bijwonen van de zitting zelf. Ondanks daartoe door de rechtbank voorafgaand aan de zitting te zijn verzocht, ontbreekt een deugdelijke specificatie van deze kosten. Nu hierdoor geen inzicht bestaat in de daadwerkelijk aan de zaak bestede tijd, maar het wel aannemelijk is dat [verzoekster] te dien aanzien kosten heeft gemaakt, zal de rechtbank de kosten van de met de behandeling van de zaak gemoeide kosten begroten op € 1.687,43 (inclusief 5% kantoorkosten en BTW), uitgaande van een tijdsbesteding van 2 uur voor het opstellen van het verzoekschrift, 1 uur voor het bestuderen en bespreken van het verweerschrift, 2 uur voor het bijwonen van de zitting (incl. reistijd), een uurtarief van € 228,80 en het in rekening gebrachte griffierecht van € 258,--. LJN BU3870