Overslaan en naar de inhoud gaan

RBAMS 080721 verzoek 21 uur x € 235,00 + 7% + 21%, begroot 15 uur x € 235,00; toegewezen 50% vanwege ES

RBAMS 080721 Aanrijding fietser uit uitrit en Biró als invalidenvoertuig, fietser voor 70% zelf aansprakelijk, na billijkheidscorr. 50%
verzoek 21 uur x € 235,00 + 7% + 21%, begroot 15 uur x € 235,00; toegewezen 50% vanwege ES

Kosten deelgeschil

4.19.
[verzoekster] heeft verzocht de kosten van het deelgeschil te begroten overeenkomstig het bepaalde in artikel 1019aa Rv en wel op een bedrag van € 4.935 (blijkens het verzoekschrift en de aanvulling tijdens de mondelinge behandeling, in totaal 21 uur tegen een uurtarief van € 235) exclusief de te vergoeden kantoorkosten van 7% en exclusief 21% btw.

4.20.
Ook hier vindt de dubbele redelijkheidstoets toepassing, in die zin dat het redelijk dient te zijn dat deze kosten gemaakt zijn en dat de hoogte van die kosten eveneens redelijk is. Dat betekent dat indien een deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld de kosten daarvan niet voor vergoeding in aanmerking komen.

4.21.
Anders dan Bovemij c.s. primair heeft gesteld, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden gezegd dat deze procedure nodeloos is gevoerd. De mate van aansprakelijkheid was tussen partijen al gedurende langere tijd in geschil en het stond [verzoekster] , gelet op de impasse in de onderhandelingen tussen partijen op dit punt, dan ook vrij een deelgeschilverzoek in te dienen. Dat de uitkomst van deze procedure gelijk is aan het in het buitengerechtelijke traject door Bovemij gedane aanbod, betekent niet dat op voorhand duidelijk was dat het verzoek niet volledig zou worden toegewezen. Op zichzelf is het dus redelijk dat aan de zijde van [verzoekster] kosten in verband met dit deelgeschil zijn gemaakt.

4.22.
Bovemij c.s. voert subsidiair tot haar verweer aan dat het aantal uren bovenmatig is en dat het achterhaald is om een afzonderlijke vergoeding van kantoorkosten te vragen. Voorts verzoekt Bovemij c.s. bij een veroordeling in de kosten rekening te houden met de vastgestelde aansprakelijkheidsverdeling.

4.23.
De rechtbank is van oordeel dat het aantal in rekening gebrachte uren, gezien de beperkte omvang en de inhoud van het verzoekschrift en de (geringe) mate van complexiteit van het deelgeschil, enigszins bovenmatig is. Met Bovemij c.s. acht de rechtbank het redelijk om het aantal aan de zaak bestede uren te matigen tot 15 uur in totaal. Van een in letselschade gespecialiseerde advocaat mag worden verwacht dat zij aan dit aantal uren voldoende heeft voor de behandeling van dit deelgeschil. Het door [verzoekster] genoemde uurtarief komt overeen met het landelijk gemiddelde dat ligt tussen € 225 en € 240. Gelet daarop ziet de rechtbank, evenals Bovemij c.s., geen reden voor matiging van het uurtarief. Eventuele kantoorkosten worden echter geacht te zijn inbegrepen in het uurtarief.

4.24.
Gezien het voorgaande zal de rechtbank de kosten begroten op een bedrag van € 3.525 (15 uur x € 235 inclusief kantoorkosten en exclusief 21% btw). Deze kosten zullen worden vermeerderd met het door [verzoekster] betaalde griffierecht van € 309, zodat het totaal uitkomt op een bedrag van € 4.574,25 inclusief btw.

4.25.
Indien de schadevergoedingsplicht op grond van artikel 6:101 BW evenredig met de mate van eigen schuld van de benadeelde wordt verminderd, geldt dit - zoals Bovemij c.s. terecht betoogt - ook voor de kosten van de behandeling van het deelgeschil. Het gaat immers om kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW. Bovemij zal daarom worden veroordeeld tot betaling van 50% van de begrote kosten, zijnde een bedrag van € 2.287,13. ECLI:NL:RBAMS:2021:3588