RBDHA 250523 verzocht 20,58 uren x € 300,00 + 5 + 21 %; begroot, niet toegewezen 20,58 uur x € 300,00 +21% = € 7470,54
- Meer over dit onderwerp:
RBDHA 250523 Uit VOA rapport blijkt te hoge snelheid, obv r&b onaanvaardbaar om ass aan erkenning 100% aansprakelijkheid te houden
- verzocht 20,58 uren x € 300,00 + 5 + 21 %; begroot, niet toegewezen 20,58 uur x € 300,00 +21% = € 7470,54
locatie ongeval : goo.gl/maps
2Wat is er gebeurd?
2.1.
Op 20 april 2021 was [verzoeker] betrokken bij een verkeersongeval in Mook (hierna: het ongeval). [verzoeker] reed op zijn motor en kwam in botsing met een auto. Unigarant is de WAM-verzekeraar van deze auto, die werd bestuurd door [bestuurder auto]. [verzoeker] liep bij het ongeval letsel op, waaronder hersenletsel, en ervaart nog altijd klachten.
2.2.
Bij brief van 19 mei 2021 heeft [Naam 1] (hierna: [Naam 1]), op dat moment belangenbehartiger van [verzoeker] in deze kwestie, Unigarant aansprakelijk gesteld.
2.3.
Bij brief van 26 mei 2021 heeft [de schade-expert], de door Unigarant ingeschakelde schade-expert (hierna: [de schade-expert]), onder meer aan [Naam 1] het volgende bericht:
“ Aansprakelijkheid
Ik beschik nog niet over een schadeformulier van mijn verzekerde. Ik heb hier wel om gevraagd, zodra ik die ontvangen heb zal ik u berichten. Graag ontvang ik het schadeformulier van uw cliënt, zowel de voor- als achterkant zo volledig mogelijk ingevuld. U stelt mijn verzekerde aansprakelijk. In uw brieft legt u niet uit waarom u mijn verzekerde aansprakelijk vindt. Graag verneem ik van u waarom u mijn verzekerde aansprakelijk acht voor de aanrijding van 20 april jongstleden.”
2.4.
In reactie hierop schreef [Naam 1] in een brief van 27 mei 2021 aan Unigarant:
“U vraagt mij waarom ik uw verzekerde aansprakelijk acht. Hieruit maak ik op dat u het politierapport niet hebt ontvangen via Unigarant. In bijgevoegd politierapport staat de toedracht duidelijk beschreven.”,
En:
“Tevens vraagt u naar het letsel van cliënt. Als gevolg van het ongeval heeft cliënt het volgende letsel opgelopen:”, waarna een opsomming volgt waaronder hersenletsel.
2.5.
Bovenaan het politierapport (hierna: de kenmerkenmelding), waarnaar [Naam 1] verwijst in de onder 2.4 bedoelde brief van 27 mei 2021, staat:
“Er bestaat een kleine kans dat er nog een wijziging/aanvulling komt op dit
dossier. Een dergelijke wijziging/aanvulling wordt niet automatisch verstrekt.
Ten tijde van behandeling van dit document bij de Stichting Processen Verbaal
was de status nog niet definitief, maar omwille van de snelheid is dit dossier
aan u verstrekt.”
In de kenmerkenmelding staat verder onder meer:
“Omstandigheden
Bebouwde kom : Buiten de bebouwde kom
Maximum snelheid : 80 km/h
[…]
Toedracht
“1 [[bestuurder auto], rechtbank] reed over de Lindenlaan, komende uit de richting van de Middelweg. Gekomen ter hoogte van de kruising met de N271, verleende 1 geen voorrang aan de voor 1 van links komende en over de voorrangsweg rijdende 2 [[verzoeker], rechtbank].
Hierdoor ontstond tussen beiden een aanrijding.
1 gaf geen gevolg aan een verkeersteken, dat een gebod inhield.
[…]
Voorlopige selectietest(en) ‘rijden onder invloed’ uitgevoerd? JA
PV rijden onder invloed? NEE”
2.6.
[bestuurder auto] heeft op de achterkant van het (alleen) door hem ingevulde aanrijdingsformulier de vraag “Met welke snelheid werd gereden?” voor [verzoeker] beantwoord met “?”. De vraag “Wie is naar uw mening aansprakelijk? Waarom meent u dat? is niet beantwoord.
2.7.
Bij brief van 3 juni 2021 heeft Unigarant de aansprakelijkheid voor het ontstaan van de aanrijding volledig erkend.
2.8.
Partijen zijn hierna begonnen met het regelen van de schade.
2.9.
Eind 2022 ontving Unigarant een VOA-rapport ter zake het ongeval, dat dateert van 2 juni 2022 (hierna: het VOA-rapport). In dit rapport staat:
“2. Onderzoek op plaats ongeval […]
2.2.3
Verkeersmaatregelen ter plaatse
Wij zagen het volgende:
• Voor motorvoertuigen bedroeg de ter plaatse toegestane maximumsnelheid 50 km/h. […]
2.2.5
Bijzonderheid van de plaats
Circa 57 meter voor het T-kruispunt, komende uit de richting Venlo gaande in de richting Nijmegen, was een spoorviaduct. Dit spoorviaduct kan, vanwege de schaduwwerking gezien vanaf de Lindenlaan, een verminderde waarneming opleveren van voertuigen rijdend op de Rijksweg […]
4.5
Berekeningen motorfiets […]
4.5.1
Snelheid op basis van het remblokkeerspoor
[…] Middels gebruikmaking van de formule voor snelheidsberekening bleek dat de bestuurder van de betrokken motorfiets minimaal had gereden met een snelheid van circa 18,3 m/s ≈ 66 km/u bij de aanvang van het remblokkeerspoor.
Indien er wel rekening gehouden wordt met het remmen voor het afgetekende remspoor, het eventueel gelijktijdig bedienen van de achterrem en het snelheidsverlies van de botsing, zal de snelheid hoger uitkomen […]
4.5.2
Snelheid op basis van de dashcambeelden
[…] Hieruit volgt dat de gemiddelde indicatieve snelheid over dit deel van circa 20,2 m/s ≈ 72 km/u, dat is dus inclusief een remming ofwel de aanvangssnelheid zal dus hoger zijn. Deze wordt berekend middels een energiebalans.
4.5.3
Snelheid met behulp van een energiebalans.
[…] Waarbij volgt dat de indicatieve snelheid van de motorfiets op basis van de energie balans uitkomt op circa 23 m/s ≈ 83 km/u […]
Interpretatie en analyse […]
5.2.
Toedracht, oorzaak en gevolg
Op basis van de aangetroffen sporen, de schades aan en eindposities van beide voertuigen, kan worden gesteld dat de bestuurder van de Ducati reed over de Rijksweg, komende uit de richting van Venlo en gaande in de richting van Nijmegen. De bestuurder van de Citroën reed over de Lindenlaan. komende vanaf het station en gaande in de richting van de Rijksweg. De bestuurder van de Ducati overschreed de ter plaatse toegestane maximum snelheid. De bestuurder van de Citroën verleende de bestuurder van de Ducati geen voorrang. De bestuurder van de Ducati botste ter hoogte van de Lindenlaan tegen de linker voorzijde van de Citroën. De bestuurder van de Ducati raakte als gevolg van de aanrijding zwaar gewond. […]
5.5.
Vermijdbaarheid
[…]
Uit bovenstaande berekeningen blijkt dat de bestuurder van de Citroën, op het beslismoment om op te rijden, vóór de haaientanden de bestuurder van de Ducati in alle gevallen niet kon zien naderen en derhalve niet voor kon laten gaan.
Indien de bestuurder van de Ducati met de maximumsnelheid van 50 km/h zou hebben gereden, zou de benodigde stopafstand tussen de 20,3 meter en 34,6 meter bedragen, uitgaande vanaf het respectievelijke perceptiepunt. De Ducati zou voor het in alle gevallen door een (nood)remming voor het botspunt tot stilstand komen […]”
2.10.
Bij brief van 8 november 2022 heeft Unigarant de aansprakelijkheidserkenning herroepen onder verwijzing naar het VOA-rapport.
3Wat wil [verzoeker]?
3.1.
[verzoeker] verzoekt de rechtbank bij wijze van deelgeschil in de zin van artikel 1019w van het wetboek van Burgerlijke rechtsvordering (Rv):
-
te beslissen dat Unigarant ten onrechte de volledige erkenning van aansprakelijkheid heeft ingetrokken;
-
te beslissen dat Unigarant gehouden is om zijn volledige schade (voor 100%) te vergoeden, en;
-
de kosten van dit deelgeschil te begroten en Unigarant te veroordelen tot betaling daarvan.
3.2.
Daartoe voert [verzoeker] aan dat een verzekeraar volgens vaste rechtspraak en gelet op het bepaalde in de Gedragscode Behandeling Letselschade (GBL) gehouden is aan een (volledige) erkenning van aansprakelijkheid, tenzij sprake is van – kort gezegd – bedrog. Daarvan is hier geen sprake. Ondanks dat daartoe in dit geval voldoende aanleiding bestond heeft Unigarant geen nader onderzoek verricht en de aansprakelijkheid volledig en zonder voorbehoud erkend. Voor zover het VOA-rapport daartoe al aanleiding zou bieden, wat [verzoeker] weerspreekt, stond het Unigarant daarom niet vrij om op de aansprakelijkheidserkenning terug te komen, aldus [verzoeker].
3.3.
Unigarant voert verweer en concludeert tot afwijzing van de verzoeken van [verzoeker]. Volgens haar gaven de stukken op grond waarvan de aansprakelijkheid door haar is erkend geen aanleiding om nader onderzoek te verrichten naar de toedracht van het ongeval. Uit het veel te laat beschikbaar gekomen VOA-rapport blijkt echter dat [verzoeker] zo hard reed, dat [bestuurder auto] de kans niet had voorrang te verlenen. [bestuurder auto] valt dus rechtens geen verwijt te maken over het ontstaan van het ongeval. Het VOA-rapport werpt daarmee een dusdanig ander licht op de zaak, dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn om Unigarant aan de volledige erkenning van aansprakelijkheid te houden. Hoewel Unigarant inmiddels inziet dat het volledig herroepen van aansprakelijkheid gelet op haar aanvankelijke erkenning daarvan een stap te ver is, moet een beroep op eigen schuld in dit geval mogelijk blijven. Het verzoek van [verzoeker] moet dan ook worden afgewezen, aldus nog altijd Unigarant.
3.4.
Unigarant heeft een tegenverzoek ingediend. Zij verzoekt de rechtbank om in goede justitie een percentage eigen schuld van [verzoeker] vast te stellen, waarmee de letselschadezaak van [verzoeker] verder kan worden geregeld.
3.5.
Op de standpunten van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4De beoordeling
Het verzoek van [verzoeker]
Behandeling in deelgeschil
4.1.
De deelgeschilprocedure biedt betrokkenen bij een geschil over letsel- of overlijdensschade in de buitengerechtelijke onderhandelingsfase een eenvoudige en snelle toegang tot de rechter, om de totstandkoming van een minnelijke regeling te bevorderen. Gelet op dit doel moet de rechtbank allereerst beoordelen of de verzochte beslissing kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. Als dit niet het geval is, moet het verzoek worden afgewezen (artikel 1019z Rv).
4.2.
De rechtbank is met [verzoeker] van oordeel dat de verzochte beslissing de tussen partijen ontstane impasse ten aanzien van het herroepen van aansprakelijkheid door Unigarant kan doorbreken. Het argument van Unigarant dat een voor [verzoeker] negatieve beslissing ertoe kan leiden dat het debat over eigen schuld (alsnog) moet worden gevoerd, maakt dit niet anders. Dit neemt immers niet weg dat de onderhandelingen na de beslissing in principe kunnen worden voortgezet. Dit betekent dat de rechtbank het verzoek inhoudelijk zal beoordelen.
Mocht Unigarant terugkomen op haar erkenning van aansprakelijkheid?
4.3.
Volgens vaste rechtspraak staat het een aansprakelijkheidsverzekeraar in beginsel niet vrij om terug te komen van een tegenover een derde gedane erkenning dat zijn verzekerde tegenover die derde aansprakelijk is (zie Hoge Raad 10 januari 1992, ECLI:NL:HR:1992:ZC0470). Wel kan het onder bepaalde omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn dat een verzekeraar aan haar aanvankelijke erkenning van aansprakelijkheid wordt gehouden. De beoordeling in dit verband moet plaatsvinden in het licht van alle omstandigheden van het geval en is dus contextgebonden. Dat en waarom alleen ruimte zou zijn voor deze beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid in geval van bedrog, zoals [verzoeker] betoogt, valt dan ook niet in te zien. Dit volgt overigens ook niet uit de conclusie van de A-G voor HR 20 april 2018, ECLI:NL:HR:2018:646 waarnaar [verzoeker] in dit verband heeft verwezen.
4.4.
Tussen partijen is niet in geschil dat de aansprakelijkheid voor het ontstaan van de aanrijding door Unigarant op 3 juni 2021 volledig en zonder voorbehoud is erkend. Partijen verschillen van mening over de vraag of Unigarant naar aanleiding van het VOA-rapport op deze volledige erkenning van aansprakelijkheid mocht terugkomen, in die zin dat Unigarant zich (alsnog) kan beroepen op eigen schuld van [verzoeker] ten aanzien van het ongeval.
4.5.
Uit de overgelegde correspondentie (zie onder meer de onder 2.4 weergegeven brief van 27 mei 2021 aan Unigarant) blijkt dat Unigarant op het moment van het volledig erkennen van de aansprakelijkheid op 3 juni 2021 wist dat [verzoeker] als gevolg van het ongeval ernstig letsel had opgelopen. Vast staat verder dat uit de voor Unigarant op dat moment beschikbare gegevens, te weten de aansprakelijkstelling, de kenmerkenmelding en het door [bestuurder auto] ingevulde aanrijdingsformulier niet blijkt hoe hard [verzoeker] toen reed.
4.6.
De rechtbank overweegt dat de aard en ernst van het als gevolg van een ongeval opgelopen letsel en de onzekerheid over de snelheid waarmee betrokkenen reden op het moment van een ongeval – in zijn algemeenheid – aanleiding kunnen zijn voor het verrichten van nader onderzoek naar de toedracht van een ongeval en/of het maken van een voorbehoud bij het erkennen van aansprakelijkheid.
4.7.
In dit geval beschikte Unigarant echter op het moment van het volledig erkennen van aansprakelijkheid over stukken waarin niets wees op een (mogelijke) overschrijding van de snelheidslimiet door [verzoeker] en/of [bestuurder auto]. In de kenmerkenmelding staat over de toedracht van het ongeval immers enkel vermeld dat, kort gezegd, [bestuurder auto] ten onrechte geen voorrang verleende en dat “hierdoor” een aanrijding ontstond. Getuigen worden in de kenmerkenmelding niet genoemd. Verder wordt namens [verzoeker] in de brief van 27 mei 2021 voor wat betreft de toedracht van het ongeval ook expliciet en enkel verwezen naar de kenmerkenmelding (zie 2.4). De rechtbank is met Unigarant – en anders dan [verzoeker] – van oordeel dat deze omstandigheden niet noopten tot nader onderzoek naar de toedracht van het ongeval, waaronder de snelheid waarmee betrokkenen reden, en/of het maken van een voorbehoud door Unigarant. De aard en ernst van het letsel en de algemene opmerking over “een kleine kans” op een “wijziging/aanvulling” op het dossier (zie 2.5) maken dit oordeel niet anders, omdat ze in het licht van het voorgaande onvoldoende zwaarwegend zijn.
4.8.
Uit het VOA-rapport dat nadien beschikbaar kwam, volgden omstandigheden die het toedrachtsverhaal waarop Unigarant haar volledige erkenning van aansprakelijkheid aanvankelijk baseerde, deed wankelen. In het VOA-rapport wordt namelijk, kort gezegd, geconcludeerd dat [verzoeker] de maximale snelheid heeft overschreden, dat [bestuurder auto] hem daardoor niet kon zien en dus geen voorrang kon verlenen. Naar het oordeel van de rechtbank zou het op basis van deze ‘nieuwe’ bevindingen, in tegenstelling tot wat [verzoeker] betoogt, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn om Unigarant aan haar aanvankelijke volledige erkenning van aansprakelijkheid te houden. Hieruit volgt dat het Unigarant vrij stond om het debat over eigen schuld te (her)openen en daarmee dus terug te komen op haar aanvankelijke volledige (100%) erkenning van aansprakelijkheid.
4.9.
Het voorgaande leidt ertoe dat het verzoek van [verzoeker] als hiervoor bedoeld in 3.1 onder a en b zal worden afgewezen.
Het tegenverzoek van Unigarant
4.10.
Bovenstaand oordeel ten aanzien van het verzoek van [verzoeker] betekent niet dat het tegenverzoek van Unigarant (zie 3.4) moet worden toegewezen. Het debat over de snelheid waarmee [verzoeker] reed – en daarmee de discussie over de aanwezigheid/mate van eigen schuld van [verzoeker] is naar het oordeel van de rechtbank op dit moment namelijk onvoldoende uitgekristalliseerd. De bevindingen uit het VOA-rapport zijn door [verzoeker] gemotiveerd weersproken. Daarnaast heeft [verzoeker] terecht aangevoerd dat hij onvoldoende in de gelegenheid is geweest om – al dan niet door het inschakelen van een eigen deskundige – te reageren op de inhoud van het op de dag vóór de mondelinge behandeling door Unigarant nader overgelegde MVOA rapport, dat volgens Unigarant de bevindingen uit het VOA-rapport ten aanzien van het (fors) overschrijden van de maximale snelheid door [verzoeker] ondersteunt. Bij deze stand van zaken is een eventuele mate van eigen schuld aan de zijde van [verzoeker] niet vast te stellen. Nadere bewijsvoering, zoals bijvoorbeeld dooreen te benoemen verkeersongevallendeskundige, gaat het bestek van de deelgeschilprocedure te buiten. Dit betekent dat (ook) het tegenverzoek van Unigarant tot het vaststellen van een percentage eigen schuld zal worden afgewezen.
Kosten deelgeschil
4.11.
Artikel 1019aa Rv bepaalt dat de rechter de kosten van de deelgeschilprocedure aan de zijde van de benadeelde begroot, waarbij alle redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW in aanmerking worden genomen. Dat geldt ook als een verzoek in deelgeschil wordt afgewezen. Alleen als de deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld, hoeven de kosten van de procedure niet te worden begroot. Van deze laatste situatie is in dit geval geen sprake, zodat de rechtbank de kosten die [verzoeker] voor deze procedure heeft gemaakt, zal begroten.
4.12.
Bij de begroting van de kosten moet de rechtbank de zogenaamde “dubbele redelijkheidstoets” hanteren; zowel het inroepen van de rechtsbijstand als de daarvoor gemaakte kosten moeten redelijk zijn.
4.13.
[verzoeker] maakt aanspraak op een bedrag van € 7.844,07 inclusief 5% kantoorkosten en 21% btw en te vermeerderen met € 282 aan door hem betaald griffierecht, dus € 8.126,07 in totaal. De rechtbank is met Unigarant van oordeel dat het in meerdering brengen van kantoorkosten op een gehanteerd uurtarief van € 300 exclusief btw niet redelijk is, omdat kantoorkosten geacht moet worden in een dergelijk uurtarief te zijn opgenomen. De redelijke kosten voor het opstellen van het verzoekschrift en de verdere behandeling van de zaak als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW zullen door de rechtbank dan ook worden begroot op 20,58 uren x € 300 exclusief btw, dus op € 7.470,54 inclusief 21% btw, te vermeerderen met € 314 aan betaald griffierecht (in het verzoekschrift is kennelijk abusievelijk een bedrag van € 282 opgenomen).
4.14.
Uit het voorgaande volgt dat niet is komen vast te staan of en in welke mate Unigarant de schade van [verzoeker] moet vergoeden al dan niet rekening houdend met een percentage eigen schuld. De rechtbank zal dan ook volstaan met een kostenbegroting. ECLI:NL:RBDHA:2023:9773