RBGEL 170418 gelet op aard van het verzoek géén tarief à € 285,00; begroting en toewijzing kosten: 5 uren à € 100,00 + 6% + 21%
- Meer over dit onderwerp:
RBGEL 170418 advocaat behoorde te weten dat verzoek om aanvullend voorschot niet zou kunnen worden toegewezen;
- gelet op aard van het verzoek géén tarief à € 285,00; begroting en toewijzing kosten: 5 uren à € 100,00 + 6% + 21%
4.7. Ter zake van de kosten van het deelgeschil geldt het volgende. [VERZOEKER] heeft verzocht op de voet van artikel 1019aa lid 1 Rv € 13.159,48 aan advocaatkosten te begroten; 36 uur tegen een uurtarief van € 285,00 (hetgeen neerkomt op € 365,54 per uur inclusief 6% kantoorkosten en 21% btw). ASR werpt daartegen in de eerste plaats op dat begroting achterwege moet blijven omdat het verzoek prematuur is en onnodig is ingesteld, gelet op het feit dat eerst een onafhankelijke expertise moet worden gevraagd omtrent het causaal verband. ASR voert tevens verweer tegen het aantal opgevoerde uren en het gehanteerde uurtarief. In dit verband geldt het volgende.
4.8. Begroting van de kosten aan de zijde van de gelaedeerde is imperatief voorgeschreven in artikel 1019aa lid 1 Rv, ook in het geval het verzochte wordt afgewezen. Dat is slechts anders indien het maken van proceskosten niet redelijk wordt geoordeeld in de zin van artikel 6:96 lid 2 BW, bijvoorbeeld omdat de deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld (TK 2007-2008, 31 518, nr. 3, p. 12.).
4.9. Ten tijde van de indiening van het verzoekschrift was (de advocaat van) [VERZOEKER] reeds genoegzaam bekend met het standpunt van ASR ten aanzien van (het ontbreken van) de causaliteit, zoals onder meer blijkt uit de brief van ASR van 5 februari 2016 (productie 24 bij verweerschrift) en de rapporten van de medisch adviseur van ASR (de laatste gedateerd op 29 maart 2016). Van een advocaat, zeker van een advocaat die een specialistentarief hanteert, mag dan worden verwacht dat hij op voorhand inziet dat een verzoek in deelgeschil om een aanvullend voorschot bovenop een reeds betaald substantieel voorschot niet, althans hoogstwaarschijnlijk niet zal kunnen worden toegewezen zonder nadere onderbouwing van causaal verband en schade. Uit het advies van de medisch adviseur van [VERZOEKER] van 28 november 2016 blijkt dat deze ook een neurologische expertise noodzakelijk acht. Mr. Demirtas heeft niettemin namens [VERZOEKER] het onderhavige verzoek ingediend, terwijl hij ter zitting heeft erkend dat een gezamenlijke expertise of een voorlopig deskundigenbericht de aangewezen weg is voor de beoordeling van het causaal verband, met de mededeling dat dit achterwege is gelaten en voor een deelgeschilprocedure is gekozen, omdat alleen in een deelgeschil de kosten van rechtsbijstand volledig zouden worden vergoed. In zoverre zijn de verzoeken sub 1 en 2 onnodig en ten onrechte ingesteld. Datzelfde geldt voor het verzoek sub 3. Dan resteert in dit deelgeschil uitsluitend het verzoek sub 4 tot betaling van een voorschot op buitengerechtelijke kosten. De rechtbank is van oordeel dat de tijd die gemoeid zal zijn geweest met het opstellen van dat verzoek, gelet op de elektronisch vervaardigde urenstaten en het ontbreken van een nadere toelichting daarop en/of onderbouwing daarvan, niet meer dan vier uur in beslag zal hebben genomen. Rekening houdend met een zittingstijd van (maximaal) een uur komt de rechtbank ten aanzien van het verzoek sub 4 dan uit op een totale tijdbesteding van vijf uur. ASR heeft verweer gevoerd tegen het door [VERZOEKER] gehanteerde uurtarief. Gelet op de aard van het verzoek (betaling van (een voorschot op) buitengerechtelijke kosten), is er naar het oordeel van de rechtbank geen voldoende rechtvaardiging voor het hanteren van een specialistentarief. De rechtbank acht daarom een uurtarief van hooguit € 100,00 exclusief 6% kantoorkosten en 21% BTW nog redelijk. De begroting komt dan uit op in totaal een bedrag van € 929,30 (5 uur x € 100,00 x 6% x 21% + € 288,00 griffierecht). Zoals [VERZOEKER] heeft verzocht zal ASR, zijnde de aansprakelijke partij, tot betaling van dat bedrag worden veroordeeld. stichtingpiv.nl, ook op rechtspraak.nl ECLI:NL:RBGEL:2018:3118