RBLIM 121023 toegewezen, cf verzoek, 23 uur x € 270,00 + 21% = € 7514,10, specialisatie aangetoond ondanks afwezigheid Grotius opleiding & LSA lidmaatschap
- Meer over dit onderwerp:
RBLIM 121023 huisarts HAP aansprakelijk vanwege delay bij doorverwijzing vanwege longembolieën
- toegewezen, cf verzoek, 23 uur x € 270,00 + 21% = € 7514,10, specialisatie aangetoond ondanks afwezigheid Grotius opleiding & LSA lidmaatschap
Het verzoek onder 3 (kosten deelgeschil)
4.18.
Het verzoek onder 3 heeft betrekking op (de begroting van) de kosten van dit deelgeschil bestaande uit de advocaatkosten en het griffierecht.
4.19.
Artikel 1019aa Rv bepaalt dat de rechter in de beschikking de kosten begroot die aan de zijde van de persoon die schade door dood of letsel lijdt zijn gemaakt ten behoeve van de behandeling van het verzoek. Uit artikel 6:96 lid 2 BW volgt dat de kantonrechter bij de begroting van de kosten de zogenoemde dubbele redelijkheidstoets moet toepassen. Dit betekent dat zowel het inroepen van de rechtsbijstand als de daarvoor gemaakte kosten redelijk moeten zijn.
4.20.
[verweerder] stelt dat in dit geval begroting van de kosten achterwege had moeten blijven omdat de advocaat had moeten inschatten dat de verzoeken zouden worden afgewezen. Nu de verzoeken juist worden toegewezen, behoeft dit verweer geen nadere bespreking. [verweerder] voert vervolgens aan dat de kosten van dit deelgeschil voor rekening van [verzoeker] moeten blijven omdat er “geen aanleiding is om aan te nemen dat de schade meer dan nihil is”. De kantonrechter begrijpt het verweer aldus dat het inroepen van de rechtsbijstand in dit geval niet redelijk was. De kantonrechter volgt [verweerder] daarin niet.
Bovenstaand is geoordeeld dat voldaan is aan het schadevereiste. Dit deelgeschil heeft geen betrekking op de vraag naar de hoogte van de schade. Bovendien is het mogelijk dat [verzoeker] wel degelijk gezondheidsschade van een grotere omvang heeft geleden. In het medisch advies van [deskundige 1] wordt gesteld dat [verzoeker] door de ontstane vertraging in de behandeling een verhoogd risico heeft op blijvende longschade. In het rapport is op dit punt het volgende opgenomen:
Hoe langer een longembolie onbehandeld aanwezig blijft, des te groter is de kans dat het stolsel onvolledig oplost c.q. “vastgroeit” in de betreffende longbloedvaten, met als gevolg een verhoogd risico op blijvende schade, bijvoorbeeld pulmonale hyptertensie (blijvend te hoge bloeddruk in de longslagaderen). Dit kan onder meer leiden tot blijvende kortademigheidkslachten, vermoeidheid en uiteindelijk long- en hartschade. In hoeverre hiervan bij uw cliënte sprake is, is niet duidelijk; informatie over het verdere beloop op longgeneeskundig gebied is niet voorhanden. Het is dus zeker niet uitgesloten, dat cliënte’s lichamelijke klachten die zij sinds de longembolie ervaart hiermee te maken hebben, maar aangetoond is dat op dit moment niet. Duidelijk is wel, dat zij door het ontstane delay een verhoogd risico heeft.
Ook hiervoor is het vaststellen van aansprakelijkheid van belang. De kantonrechter verwerpt dit verweer dan ook.
4.21.
[verweerder] stelt verder dat niet tot begroting van de kosten kan worden overgegaan omdat [verzoeker] geen gespecificeerde opgave van het uurtarief en aantal gewerkte uren met concrete beschrijving van de werkzaamheden heeft overgelegd. Dit verweer wordt verworpen. Het doen van gespecificeerde opgave van het uurtarief is niet gebruikelijk in een deelgeschil. Enige mate van specificatie van het gewerkte urenaantal wel. De kantonrechter is echter van oordeel dat de advocaat van [verzoeker] in voldoende mate inzicht heeft gegeven in het aantal bestede uren, door uit te splitsen uit welke handelingen het urenaantal is opgebouwd. Die uitsplitsing ziet verder op voor een deelgeschil als hier aan de orde volstrekt gebruikelijke handelingen.
4.22.
[verweerder] stelt dat de opgevoerde kosten in dit geval niet redelijk zijn. Zij maakt allereerst bezwaar tegen het door de advocaat van [verzoeker] gehanteerde uurtarief van € 270,- per uur exclusief btw. Het uurtarief van € 270,- exclusief btw is naar het oordeel van de kantonrechter zeker niet ongebruikelijk en is bovendien ook een aanvaardbaar uurtarief. [verweerder] voert aan dat de advocaat van [verzoeker] geen LSA-advocaat is, niet de Grotius Letselschade opleiding heeft gevolgd en 10 jaren ervaring heeft. Die omstandigheden brengen de kantonrechter niet tot een ander oordeel. De advocaat van [verzoeker] heeft voldoende onderbouwd gesteld dat hij (ondanks het feit dat hij geen LSA-advocaat is en de Grotius niet heeft gevolgd) een ervaren gespecialiseerd letselschade advocaat is.
Verder rechtvaardigt het enkele feit dat de verwachting is dat de schade mogelijk beperkt zal zijn, niet de conclusie dat de advocaat van [verzoeker] zijn uurtarief voor deze zaak naar beneden had moeten stellen. De kantonrechter volgt de verweren ten aanzien van het uurtarief dan ook niet.
4.23.
[verweerder] acht tot slot het aantal bestede uren, namelijk 23, bovenmatig. [verweerder] heeft daarbij slechts algemeen gesteld dat in een zaak als deze 14 uur redelijk zou zijn. [verweerder] heeft geen specifiek verweer gevoerd op bepaalde opgevoerde handelingen. Uit de opgave leidt de kantonrechter af dat het overgrote gedeelte van het bestede urenaantal (12 uren) is besteed aan het opstellen van het verzoekschrift. Het gaat in deze zaak om medische aansprakelijkheid. Voor het opstellen van het verzoek was onder meer bestudering van de geldende NHG-standaard noodzakelijk, evenals jurisprudentieonderzoek. Onder die omstandigheden acht de kantonrechter een besteed urenaantal van 12 aan een verzoekschrift niet bovenmatig. Ook het overige opgevoerde urenaantal komt de kantonrechter niet bovenmatig voor.
4.24.
De kantonrechter is dan ook samenvattend van oordeel dat de opgevoerde kosten voldoen aan de dubbele redelijkheidstoets. Het verzoek onder 3 kan daarom zoals verzocht (begroting op een bedrag van € 7.436,75, inclusief btw en griffierecht) worden toegewezen. Nu is geoordeeld dat [verweerder] jegens [verzoeker] aansprakelijk is, zal de verzochte veroordeling van [verweerder] tot betaling van de advocaatkosten vermeerderd met het griffierecht worden toegewezen. ECLI:NL:RBLIM:2023:6064