Overslaan en naar de inhoud gaan

RBNHO 070723 verzocht 20 uur x € 290,00 + 21%; toegewezen o.b.v. 15 uur x 290 + 21% = € 5263,50

RBNHO 070723 vorderingsrecht dat  voorschotten van € 169.610,00 overstijgt kan niet worden vastgesteld

- verzocht 20 uur x € 290,00 + 21%; toegewezen o.b.v. 15 uur x 290 + 21% = € 5263,50

in vervolg op:
RBNHO 151021 Toewijzing verzoek meewerken onderzoek vza en aanvullende bevoorschotting VAV
- afwijzing verzoek tzv inschakeling ad-er voor aanvullende begeleiding bij re-integratie & vinden van passend werk
- verzocht 27 uur x € 245,00 + 21% = € 8.004,15; toegewezen 15 uur x € 245,00 + 21% = 4.446,75

(zie aldaar voor eerdere uitspraken, red. LSA LM)

 

Kosten deelgeschil
2.15. De rechtbank moet de kosten van deze deelschilprocedure begroten, ook als een verzoek wordt afgewezen. Dit staat in artikel 1019aa lid 1 Rv. Hoe de kosten moeten worden begroot is geregeld in artikel 6:96 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek. Daaruit volgt dat de rechtbank de zogenoemde dubbele redelijkheidstoets moet gebruiken; zowel het inroepen van de rechtsbijstand als de daarvoor gemaakte kosten moeten redelijk zijn. Dit betekent dat als een deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld, de kosten daarvan niet voor vergoeding in aanmerking komen.

2.16.

Van dit laatste is, anders dan AIG heeft betoogd, naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat er sinds het laatste deelgeschil eind 2021 ontwikkelingen zijn geweest, zoals de totstandkoming van het rapport van verzekeringsgeneeskundige Buisman, de inschakeling van arbeidsdeskundige Audenaerde en de nadere bevoorschotting door AIG. Misbruik van het processuele middel van een verzoekschrift ex artikel 1019w Rv acht de rechtbank niet aanwezig.

2.17.

[verzoeker] heeft de kosten van deze deelgeschilprocedure begroot op een totaalbedrag van € 7.018,00, vermeerderd met het door hem betaalde griffierecht. Daarbij is hij uitgegaan van een tijdsbesteding van 20 uur tegen een uurtarief van € 290,00 vermeerderd met 21% btw.

2.18.

Met AIG is de rechtbank van oordeel dat het aantal door [verzoeker] opgevoerde uren bovenmatig is. Dit derde deelgeschil is grotendeels een herhaling van zetten en borduurt voort op de eerdere deelgeschilprocedures. Daarin zijn al door de rechtbank bedragen van € 7.707,70 en € 4.755,75 aan kosten begroot en toegewezen. Gelet op wat er het afgelopen anderhalf jaar heeft gespeeld tussen partijen acht de rechtbank het redelijk om de tijd voor dit deelgeschil te begroten op 15 uur in totaal, gelijk aan de urenbegroting van het laatste deelgeschil eind 2021. AIG heeft het in rekening gebrachte uurtarief van € 290,00 niet betwist. De rechtbank zal de kosten van dit deelgeschil dan ook begroten op een totaalbedrag van € 5.263,50 (= 15 uur x € 290,00 x 21%). Dit bedrag moet worden vermeerderd met het griffierecht van € 1.301,004, zodat de kosten van dit deelgeschil in totaal € 6.564,50 bedragen. Omdat AIG aansprakelijkheid voor het ontstaan van het ongeval heeft erkend, zal AIG worden veroordeeld tot betaling van dit bedrag aan [verzoeker] .  ECLI:NL:RBNHO:2023:6384