Overslaan en naar de inhoud gaan

RBNNE 040925 party popper gaat af in leslokaal; begroot (niet toegewezen) cf verzoek 9 uur x € 200 + 21% = € 2.178,00

RBNNE 040925 party popper gaat af in leslokaal; oogletsel klasgenoot door confetti, geen aansprakelijkheid; osvo
- begroot (niet toegewezen) cf verzoek 9 uur x € 200 + 21% = € 2.178,00

2De feiten

2.1.

[verzoeker] heeft op 19 december 2018 letsel opgelopen aan zijn linkeroog als gevolg van het afgaan van een zogenaamde party popper. In de onderkant van een party popper zit een draaistuk met een veer erin. Door te draaien ontstaat er druk, waardoor de bovenzijde van de party popper opengaat en de confetti de lucht wordt ingeblazen. De confetti is in het oog van [verzoeker] gekomen.

2.2.

Ten tijde van het ongeval waren [verzoeker] en [verweerder sub 1] klasgenoten van elkaar. Zij waren leerlingen aan [college] . Op de dag van het ongeval had [getuige] , een klasgenoot van [verzoeker] en [verweerder sub 1] , een party popper meegenomen naar school en in het klaslokaal gebracht.

2.3.

In het toedrachtonderzoek van mevrouw [onderzoeker] van [bedrijf] , uitgevoerd in opdracht van de aansprakelijkheidsverzekeraar van [college] , staat over de toedracht van het ongeval onder meer vermeld:

“(…) Situatie ter plaatse

(…) Conform opgave betreft het een leslokaal, waarbij de lessenaars niet in een zogenaamde bus-opstelling zijn geplaatst. Het voorval gebeurde bij een lessenaar, waar zowel [verweerder sub 1] als [verzoeker] aan zaten. Zij zaten niet tegenover elkaar, ieder aan een zijkant van de tafel (hoek van 90 graden ten opzichte van elkaar).

(…) Lezing verzekerde [de rechtbank: [college] ]

De beschrijving door de docent in het leerlingensysteem werd ontvangen op 9 november 2020. Deze kan als volgt worden samengevat:

Tijdens een inval les heeft [verweerder sub 1] een party Popper gekregen van [getuige] . [getuige] had deze voor het Gala gekocht maar dacht dat het ook wel leuk was om dit tijdens een inval les te laten afschieten. [verweerder sub 1] wilde dit wel uitvoeren. Hij liet de Popper aan het begin van de les zien aan de docent. De docent gaf aan dat hij deze die avond maar moest afschieten. [verweerder sub 1] wilde de Popper wegleggen, maar toen ging de Popper toch af. De Popper kwam in het oog van [verzoeker] . [verweerder sub 1] was (terecht) erg geschrokken en erg bezorgd om [verzoeker] .

De popper ging per ongeluk af en kwam bij [verzoeker] in het oog.

(…)

Op 30 september 2019 sprake ik telefonisch met docent [docent] . Van de lezing werd een verklaring gemaakt. (…)

Mevrouw [docent] wilde gaan bespreken hoe de les zou worden ingevuld. (…) [verweerder sub 1] had op dat moment een Party Popper vast. (…) [verweerder sub 1] zat midden in de klas. Hij werd door de docent gevraagd om de Popper niet af te laten gaan, maar deze weg te leggen. Hij legde de Party Popper links van hem neer op een metalen tafel. [verzoeker] zat links van [verweerder sub 1] en keek kort daarvoor naar buiten. Hij draaide zich om en boog wat voorover richting de tafel. Op dat moment ging de door [verweerder sub 1] op de tafel gelegde Party Popper af. Er zat niemand aan de Popper toen deze afging. (…)

Mevrouw [docent] had al eerder gezien dat [verweerder sub 1] de Party Popper in de hand had, maar zij had ervoor gekozen om hem erop aan te spreken op het moment dat de klas wat tot rust was gekomen. In die rust vroeg zij hem om de Popper weg te leggen, wat hij ook deed. (…) [verweerder sub 1] had de Popper als laatste in de hand, voordat deze op tafel werd gelegd. Vermoedelijk had hij de koker al losgedraaid toen hem gevraagd werd om de Popper aan de kant te leggen. Toen de Popper ontplofte had niet iedereen direct door wat er aan de hand was. Het was geen harde knal. Iedereen zat op de stoel, maar [verzoeker] sprong omhoog. Hij gaf aan dat hij niets zag. De docent is met hem naar de conciërge gelopen, terwijl de klas op dat moment achterbleef.

(…)

(…) Lezing betrokkene [de rechtbank: [verzoeker] ]

(…)

Het gebeurde aan het begin van de les [verzoeker] vertelt dat hij niet echt op zat te letten, niet op [verweerder sub 1] en ook niet op de lerares. Hij zat wat voorovergebogen op de stoel, door het raam naar buiten te kijken. [verweerder sub 1] was fanatiek aan het draaien aan de Party Popper, maar het ding knapte niet los. Omdat het niet afging, heeft hij het voor hem links op de tafel weggelegd. [verzoeker] zat links ten opzichte van [verweerder sub 1] . [verzoeker] heeft niet gehoord dat mevrouw [docent] [verweerder sub 1] heeft gevraagd om de Popper weg te leggen.

Liggend op de tafel ging de Popper plotseling alsnog af. De straal confetti kreeg [verzoeker] van korte afstand in zijn oog. (…)

(…) Getuigen

[getuige] (…)

(…)

De klasgenoten zaten allemaal te kijken hoe [verweerder sub 1] aan het draaien was aan de Party Popper. Hij bleef er maar aan draaien, maar de Popper ging niet af. Omdat het toch niet lukte, wilde [verweerder sub 1] de Party Popper links voor zich op tafel leggen en hielde de Popper min of meer schuin in de hand toen deze alsnog af ging.

(…)

[verweerder sub 1] (…)

(…)

Om de Popper af te kunnen laten gaan moet het ding losgedraaid worden. Toen [verweerder sub 1] de Party Popper kreeg, was er al aan gedraaid. Het was de meisjes niet gelukt om ‘m af te laten gaan. [verweerder sub 1] heeft er daarna ook aan gedraaid, maar hij ging niet af. (…) Toen de knal uitbleef, vroeg mevrouw [docent] hem om de Popper weg te leggen. (…)Toen hij de Party Popper weg wilde leggen en het ding in contact kwam met de tafel, ging het alsnog af. [verweerder sub 1] hield de Popper op dat moment een beetje schuin in de hand. (…).”

2.4.

[verzoeker] is na het ongeval door zijn vader opgehaald en is door zijn huisarts op

19 december 2018 doorverwezen naar de polikliniek [oogkliniek ] . [verzoeker] kreeg oogdruppels en een zalfje, maar de klachten namen toe.

Op 22 december 2018 is [verzoeker] via de dokterswacht doorverwezen naar de oogarts van het [ziekenhuis ] . Op 27 december 2018 vond weer een consult plaats in [oogkliniek ] en is [verzoeker] doorverwezen naar het Universitair Medisch Centrum Groningen (hierna: UMCG ).

2.5.

Op 28 december 2018 werd in het UMCG een gat in de macula bij [verzoeker] geconstateerd, waarna op 8 februari 2019 een netvliesoperatie heeft plaatsgevonden. Nadien is [verzoeker] nog vaak in het UMCG geweest ter controle. Er is sprake van gedeeltelijk verlies van zicht en er is in de toekomst een vergrote kans op staar.

2.6.

Op 11 december 2020 heeft de belangenbehartiger van [verzoeker] [verweerder sub 1] aansprakelijk gesteld voor zijn schade als gevolg van het ongeval. Unigarant is de aansprakelijkheidsverzekeraar van [verweerder sub 1] .

2.7.

[verweerder sub 1] was ten tijde van het ongeval 14 jaar oud.

2.8.

Op gebruiksaanwijzingen van party poppers staat vermeld:

“Let op: niet richten op mensen, dieren of objecten. Niet geschikt voor kinderen.”

3Het verzoek

3.1.

[verzoeker] verzoekt de rechtbank om, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

I. Voor recht te verklaren dat [verweerder sub 1] aansprakelijk is voor de door [verzoeker] geleden en nog te lijden materiële de [de rechtbank begrijpt: en] immateriële schade, voortvloeiende uit het ongeval van 19 december 2018. Daarbij verzoekt [verzoeker] de rechtbank ook om voor recht te verklaren dat [verweerder sub 2] gehouden is [verzoeker] rechtstreeks schadeloos te stellen, gebaseerd op de aansprakelijkheid van haar verzekerde [verweerder sub 1] .

Mocht de rechtbank [verweerders] niet volledig aansprakelijk en/of schadevergoedingsplichtig achten voor de schade van [verzoeker] , dan verzoekt [verzoeker] de rechtbank voor recht te verklaren in welke mate [verweerders] wel aansprakelijk en/of schadevergoedingsplichtig zijn jegens [verzoeker] . De rechtbank wordt verzocht om voor zover mogelijk deze mate uit te drukken in een percentage.

II. De kosten van dit deelgeschil aan de zijde van [verzoeker] te begroten en toe te wijzen ten laste van [verweerders] .

3.2.

Het verweer van [verweerders] strekt tot afwijzing van het verzoek.

3.3.

Op de stellingen en verweren van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4De beoordeling

4.1.

Het verzoek van [verzoeker] strekt onder meer te komen tot een verklaring voor recht dat [verweerder sub 1] aansprakelijk is voor de door [verzoeker] geleden en nog te lijden schade ten gevolge van het ongeval. Gelet op de mogelijkheid dat partijen tot nader overleg en een minnelijke regeling komen indien de rechtbank beslist dat [verweerder sub 1] aansprakelijk is voor de door [verzoeker] gestelde schade, kan [verzoeker] in zijn verzoek worden ontvangen.

Aansprakelijkheid op grond van artikel 6:162 BW?

4.2.

Tussen partijen is in geschil of [verweerder sub 1] met het opendraaien van de party popper en het wegleggen daarvan in het klaslokaal in nabijheid van [verzoeker] in strijd heeft gehandeld met wat volgens het ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt (artikel 6:162 BW).

4.3.

Volgens [verzoeker] is het wegleggen van de party popper op een manier dat een ander daardoor kan worden geraakt nadat daar één of meerdere keren aan is gedraaid onrechtmatig. Het ontploffen van de party popper was niet zo onwaarschijnlijk dat [verweerder sub 1] hier geen rekening mee hoefde te houden, aldus [verzoeker] . Dat een party popper niet altijd direct na het opendraaien afgaat, maar dat hier soms wat tijd tussen zit, blijkt ook wel uit een filmpje van Miljoenenjacht, waarvan [verzoeker] de link naar de video bij de stukken heeft gevoegd. Wat [verzoeker] betreft is het een feit van algemene bekendheid dat het laten knallen van een party popper gevaar op letsel mee brengt. Oogletsel ten gevolge van het gebruik van party poppers komt vaker voor en het letsel kan zeer ernstig zijn. [verzoeker] heeft in dit verband verwezen naar de door hem in het geding gebrachte (nieuws)artikelen. [verzoeker] heeft door het ongeval ernstig letsel aan het linkeroog opgelopen, bestaande uit een oogkneuzing met beschadiging van het hoornvlies en een gat in de macula. [verzoeker] ziet altijd een vlek in het linkeroog. Hij kan hierdoor afstanden minder goed inschatten en is sneller vermoeid. Deze gevolgen zijn, ook na de operatie, blijvend. [verzoeker] maakt zich zorgen over de toekomst en hij is bang dat het oogletsel hem zal belemmeren in zijn wens om op termijn een eigen gezinsbedrijf in de melkveehouderij te hebben. [verzoeker] is dit deelgeschil gestart voor de toekomstschade. Op basis van de aansprakelijkheid van [verweerder sub 1] is Unigarant als aansprakelijkheidsverzekeraar gehouden [verzoeker] schadeloos te stellen, aldus [verzoeker] .

4.4.

[verweerder sub 1] betwist dat hij aansprakelijk is voor het ongeval en de nadelige gevolgen die [verzoeker] hiervan ondervindt. Volgens [verweerder sub 1] hebben verschillende klasgenoten aan de onderzijde van de party popper gedraaid, waarna ook [verweerder sub 1] een poging waagde. De docent was ervan op de hoogte dat de party popper in de klas was gebracht en zij zag of kon zien dat leerlingen deze probeerden te openen wat bij niemand gelukt is. Op enig moment heeft zij [verweerder sub 1] verzocht om de party popper weg te leggen. [verweerder sub 1] heeft aan dat verzoek gehoor gegeven en op het moment dat hij de popper nog schuin in de hand had opende deze zich plotseling. [verweerder sub 1] betwist dat dit handelen onrechtmatig is en voert aan dat aan het (open)draaien van een party popper in de nabijheid van een groep mensen een goed gebruik is in het maatschappelijk verkeer waaraan geen gevaren (in de zin van kans op letsel) zijn verbonden. Een party popper kan geen letsel toebrengen als na opening daarvan confetti -gemaakt van licht papier- de lucht in vliegt. Van opendraaien, in de zin van het vrijkomen van confetti door het opendraaien, is bovendien geen sprake geweest. Van een causaal verband tussen het gestelde opendraaien en het opgelopen letsel is dan ook geen sprake. [verweerder sub 1] beroept zich op het arrest van de Hoge Raad van 9 december 1994 dat bekend staat als de “zwiepende tak” (zie ECLI:NL:HR:1994:ZC1576) en betwist dat het waarschijnlijk was dat dit ongeval zich zou voordoen. De party popper ging niet open en was kapot, zodat [verweerder sub 1] tot de gerechtvaardigde conclusie kwam dat de party popper niet te openen was. [verweerder sub 1] betwist dat hij rekening had moeten houden met de kans dat de popper zich alsnog (spontaan) zou openen. Die kans was na alle pogingen juist verwaarloosbaar klein, zo was wel gebleken. Van de door [verzoeker] gestelde gevaarlijke situatie was geen sprake en [verweerder sub 1] heeft gehandeld zoals van hem in de gegeven omstandigheden verwacht mocht/kon worden. Van onrechtmatige gevaarzetting of onrechtmatig handelen is geen sprake, aldus [verweerders] .

4.5.

De vraag of [verweerder sub 1] in strijd heeft gehandeld met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt, dient te worden beantwoord aan de hand van alle omstandigheden van het geval. In het bijzonder dienen daarbij te worden betrokken de mate van waarschijnlijkheid dat iemand niet de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid in acht neemt, hoe groot de kans is dat dit tot ongevallen leidt, de ernst van de gevolgen van de ongevallen en de vraag hoe bezwaarlijk het is om veiligheidsmaatregelen te nemen (de zogenaamde Kelderluik-criteria, welke door de Hoge Raad zijn geformuleerd in zijn arrest van 5 november 1965)1. Daarnaast heeft de Hoge Raad in eerdergenoemd arrest van 9 december 1994 (zwiepende tak)2 - kort gezegd - geoordeeld dat gevaarscheppend gedrag slechts onrechtmatig is indien de mate van waarschijnlijkheid van een ongeval (het oplopen van letsel door een ander) door dat gedrag zo groot is, dat de dader zich daarvan naar maatstaven van zorgvuldigheid had moeten onthouden.

4.6.

Met inachtneming van voornoemd toetsingskader is de rechtbank van oordeel dat [verweerder sub 1] niet aansprakelijk kan worden gehouden voor het ongeval van [verzoeker] . Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt.

4.7.

Het opendraaien van een party popper is op zichzelf niet onrechtmatig. Party poppers zijn in de winkel te koop en zijn ervoor bedoeld om te gebruiken in de nabijheid van mensen, bijvoorbeeld bij feestelijke gelegenheden. Uit het toedrachtonderzoek van mevrouw [onderzoeker] van [bedrijf] kan worden afgeleid dat de docent op enig moment aan [verweerder sub 1] heeft gevraagd om de party popper weg te leggen. Ook volgt uit het toedrachtonderzoek dat [verweerder sub 1] aan dat verzoek gehoor heeft gegeven. Uit de weergave van de getuigenverklaring van de docent kan worden opgemaakt dat de party popper bij of tijdens het wegleggen onverwacht alsnog is afgegaan op een moment dat er niemand aan zat en dat daarbij een straal confetti in het oog van [verzoeker] is gekomen. Daargelaten het antwoord op de vraag of [verweerder sub 1] de party popper nog een beetje schuin in de hand had (verklaring [verweerder sub 1] ) of al links voor hem op tafel had weggelegd (verklaring [verzoeker] ), kan uit geen van de verklaringen worden afgeleid dat [verweerder sub 1] de party popper op [verzoeker] had gericht. Uit de weergave van de getuigenverklaring van de docent volgt eerder het beeld dat [verzoeker] eerst de andere kant op keek en dat de party popper af ging op het moment dat [verzoeker] zich omdraaide en wat voorover boog richting de tafel.

4.8.

De rechtbank is van oordeel dat [verweerder sub 1] , destijds 14 jaar oud, er geen rekening mee hoefde te houden dat de party popper tijdens het wegleggen alsnog zou afgaan. Ook hoefde hij er bij dat wegleggen niet op bedacht te zijn dat [verzoeker] daardoor oogletsel zou oplopen. De papieren snippers confetti komen weliswaar met kracht uit de party popper, maar de mate van waarschijnlijkheid van ernstig oogletsel bij [verzoeker] was niet dermate groot, dat [verweerder sub 1] zich naar maatstaven van zorgvuldigheid van die gedraging had moeten onthouden.

4.9.

Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de docent niet heeft gezegd dat een party popper een gevaarlijk voorwerp is. Uit de weergave van de verklaring van de docent kan worden opgemaakt dat zij al eerder had gezien dat [verweerder sub 1] de party popper in zijn hand had, maar dat zij ervoor had gekozen om [verweerder sub 1] er pas op aan te spreken op het moment dat de klas wat tot rust was gekomen. Hieruit volgt naar het oordeel van de rechtbank dat ook de docent geen direct gevaar zag in de aanwezigheid en het afgaan van een party popper in de klas. De door [verzoeker] overgelegde (nieuws)artikelen uit 2017 waarin wordt gewaarschuwd voor oogletsel door een party popper leiden niet tot een ander oordeel. Er is geen sprake van een situatie waarin de bekendheid met de kans op oogletsel ten gevolge van het afgaan van een party popper in 2018 dermate groot was dat van [verweerder sub 1] een andere handelwijze had mogen worden verwacht. Ook nu zijn party poppers nog steeds te koop en worden zij nog steeds als feestartikel gebruikt. Van een leeftijdsrestrictie van 18 jaar bij de verkoop van party poppers is ook geen sprake.

Conclusie

4.10.

Het voorgaande brengt met zich dat niet aangenomen kan worden dat [verweerder sub 1] door het draaien aan de party popper en het wegleggen daarvan op verzoek van de docent (toen deze zich nog niet had geopend) op de tafel in de buurt van [verzoeker] een zodanig risico op letsel bij [verzoeker] in het leven heeft geroepen dat zijn handelwijze in de gegeven omstandigheden niet verantwoord was. Het alsnog afgaan van de party popper op het moment van het wegleggen door [verweerder sub 1] op een moment dat [verzoeker] van houding veranderde waardoor de confetti vervolgens precies in het oog van [verzoeker] is gekomen met ernstig oogletsel tot gevolg, kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden aangemerkt dan een zeer ongelukkige samenloop van omstandigheden. Hiervoor kan [verweerder sub 1] niet aansprakelijk worden gehouden. De verzoeken van [verzoeker] zullen daarom worden afgewezen.

Kosten deelgeschil

4.11.

De wet bepaalt in art. 1019aa lid 1 Rv dat de rechtbank de kosten van de procedure moet begroten, ook als het verzoek wordt afgewezen. Dit is alleen anders indien de deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld. De rechtbank is van oordeel dat daarvan geen sprake is en zal daarom overgaan tot een begroting van de kosten aan de zijde van [verzoeker] . De kosten van [verzoeker] komen slechts voor vergoeding in aanmerking indien in een - eventuele - bodemprocedure de aansprakelijkheid van [verweerders] alsnog komt vast te staan.

4.12.

Bij de berekening van de advocaatkosten is [verzoeker] uitgegaan van een tijdsbesteding van in totaal 9 uur, tegen een uurtarief van € 200,00, te vermeerderen met btw. [verweerder sub 1] heeft hiertegen geen bezwaar gemaakt en deze kosten komen de rechtbank ook niet onredelijk voor, zodat de kosten worden begroot op (9 x € 242,00 =) € 2.178,00. Dit bedrag moet worden vermeerderd met het griffierecht van € 87,00, zodat de kosten van dit deelgeschil in totaal € 2.265,00 bedragen. Nu de aansprakelijkheid van [verweerders] in deze procedure niet is komen vast te staan zal de verzochte toewijzing van deze kosten ten laste van [verweerders] niet worden uitgesproken.

1NJ 1966, 136

2ECLI:NL:HR:1994:ZC1576

3type: 698/ah coll:

Rechtbank Noord-Nederland 4 september 2025, ECLI:NL:RBNNE:2025:5335