Overslaan en naar de inhoud gaan

RBOBR 210120 gevorderd € 6.974,14 ( 21,75 u x € 250,-, + 6% + 21%); begroot: € 3.847,80 (12 x € 265,- + 21%)

RBOBR 210120 discussie over neuropsycholoog beslecht na zitting; bgk gevorderd € 6.070,97; afgewezen; onvoldoende inzichtelijk gemaakt
- gevorderd: € 6.974,14 ( 21,75 u x € 250,-, + 6% + 21%); begroot: € 3.847,80 (12 x € 265,- + 21%)

De kosten van dit deelgeschil

3.4.
[verzoekster] begroot de kosten van dit deelgeschil op € 6.974,14. Zij gaat daarbij uit van 12,1 gedeclareerde uren van haar advocaat tot en met het indienen van het verzoekschrift op 13 augustus 2019, 7,15 uren die haar advocaat ná die datum aan deze zaak heeft besteed, 1 uur voor de zitting, 1 uur reistijd en een half uur voor de nabespreking van de zaak. Dit is in totaal 21,75 uren tegen een uurtarief van € 250,-, te vermeerderen met 6% kantoorkosten en 21% btw.

[verweerster] voert hiertegen verweer. Voor zover de belangenbehartiger van [verzoekster] meer dan 6 uren aan het verzoekschrift heeft besteed, moeten die meerdere uren geacht onredelijk te zijn. [verweerster] betrekt daarbij dat ook al een hoog uurtarief wordt gehanteerd, waarbij mag worden verwacht dat een belangenbehartiger efficiënt te werk gaat. Bij die 6 uren voor het verzoekschrift kunnen hoogstens worden opgeteld tweemaal een ½ uur reistijd, een uur voor de zitting en een uur voor voorbereiding en nabespreking. Daarmee sluit de berekening van [verweerster] op 9 uren (in het verweerschrift staat 8 uren, maar de rechtbank gaat ervan uit dat dit een rekenfout betreft). Gelet op het uurtarief van € 250,- en rekening houdend met 21% btw acht [verweerster] een bedrag van € 2.722,50 redelijk. Kantoorkosten laat [verweerster] buiten beschouwing, nu het in rekening brengen daarvan een achterhaalde methode is om een hoog uurtarief nog hoger te maken. De kantoorkosten moeten worden geacht deel uit te maken van het hoge uurtarief van de belangenbehartiger van [verzoekster] , aldus [verweerster] .

3.5.
De rechtbank zal bij het begroten van de kosten het aantal door [verzoekster] opgevoerde uren matigen tot 12. Dit aantal uren acht de rechtbank redelijk voor een zaak als deze, waar in essentie alleen een beslissing wordt gevraagd over de persoon van de deskundige. In de stellingen van [verweerster] ziet de rechtbank geen grond om het aantal uren verder te matigen.

De rechtbank ziet in hetgeen [verweerster] heeft aangevoerd geen grond om het uurtarief van mr. Van den Bogaard te matigen door de kantoorkosten buiten beschouwing te laten. Dat het hanteren van kantoorkosten een achterhaald systeem is, neemt niet weg dat mr. Van den Bogaard kennelijk met [verzoekster] de afspraak heeft gemaakt om op haar uurtarief van € 250,- een verhoging van 6% toe te passen. Het uurtarief inclusief kantoorkosten komt op € 265,-. De rechtbank acht dat uurtarief, gezien ook de ervaring van mr. Van den Bogaard, redelijk.

In totaal - dus inclusief btw - begroot de rechtbank de kosten van dit deelgeschil aan de zijde van [verzoekster] op € 3.847,80 ( x € 265,- + 21% btw).

3.6.
Nu [verweerster] de aansprakelijkheid voor het ongeval heeft erkend, zal zij in de begrote kosten worden veroordeeld. ECLI:NL:RBOBR:2020:1481