Overslaan en naar de inhoud gaan

RBROT 210923 verzocht 28 x € 240,00 en € 255,00, toegewezen 15 x € 255,00 + 21% = € 4628,25

RBROT 210923 ongeval met voetganger op zebrapad; auto aansprakelijk; aan hoge eisen voor beroep op eigen schuld is niet voldaan
- verzocht 
28 x € 240,00 en € 255,00, toegewezen 15 x € 255,00 + 21% = € 4628,25

locatie ongeval Google Maps

2.

De feiten

2.1.
Op 20 januari 2018 is [ verzoeker ]  als voetganger een verkeersongeval overkomen. Daarbij is een personenauto, die werd bestuurd door de heer [ X ] , tegen [ verzoeker ]  aangereden (verder: het ongeval). [ verzoeker ]  heeft daardoor (onder andere) hersenletsel opgelopen. Sinds het ongeval is [ verzoeker ]  volledig arbeidsongeschikt verklaard. Hij ontvangt een IVA-uitkering.

2.2.
De bij het ongeval betrokken personenauto was ingevolge de bepalingen van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (WAM) bij Unigarant verzekerd.

2.3.
Het ongeval vond plaats iets na 18.00 uur op de Rosestraat te Rotterdam. [ verzoeker ]  stak de Rosestraat over op het zebrapad. De door [ X ]  bestuurde personenauto was vanuit de Roentgenstraat (door een bocht waarin hij voorrang had) de Rosestraat opgereden, reed in de richting van het Feyenoordstadion en reed tegen [ verzoeker ]  aan.
Vanuit de personenauto gezien stond tussen de rechter rijbaan en het fietspad, op een laad- en losstrook en aan het einde van het zebrapad, in de rijrichting van de personenauto een bestelbus, toebehorend aan de heer [ Y ] , geparkeerd.

2.4.
Kort na het ongeval is de politie ter plaatse gekomen. Door de politie Rotterdam- Rijnmond is een mutatierapport met nummer PL1700-2018021425-1 opgemaakt, waarin de bij Unigarant verzekerde auto is aangeduid als "de betrokken auto" en [ verzoeker ]  als "het slachtoffer". Dit rapport vermeldt – voor zover hier van belang:

"Tp lag het slachtoffer net na het vop op zijn buik op de grond en hij bloedde aan zijn hoofd. Hij lag bij een bus (betrokken Opel) die op het trottoir geparkeerd stond. De reeds gearriveerde amb. verpleegkundige onderzocht het slachtoffer.
De betrokken auto stond stil na het vop. De bestuurder van de betrokken auto verklaarde dat hij tijdens het naderen van de vop een klap hoorde en dat hij direct daarna is gestopt.
Lichte lakschade aan de rechterzijde op de bumper.
Het slachtoffer had een snijwond op zijn hoofd en is overgebracht naar het Erasmus. ( ... )
Ter plaatse bleek er sprake te zijn van een ongeval tussen de bestuurder van een personenauto en een voetganger.
De voetganger bleek door de bestuurder van de personenauto te zijn aangereden toen hij overstak op de voetgangersoversteekplaats.
Gezien de plaats waarop de personenauto tot stilstand was gekomen heeft er geen aanzienlijke snelheid ingezeten. Althans zeker niet harder dan de ter plaatse geldende snelheid van 50 kilometer per uur".


2.5.
De getuige, de heer [ Z ]  (verder: [ Z ] ) heeft op 8 maart 2018 – voor zover van belang - schriftelijk als volgt verklaard:

"Op 20-01-2018 om reeds 18.30 tijdens het oversteken bij het zebrapad Roze straat ter hoogte van Jumbo supermarkt liep ik achter de man aan die betrokken was geweest bij het verkeersongeval.
Het regende wel best hard waar ik dan een stuk sneller liep op het zebrapad, aan de zijde van Jumbo een auto op de stoep die ik voorbij was, ik hoorde daarna een piepende geluid en daar op een doffe bonk.
Zonder na te denken rende ik om het busje heen die daarop de stoep stond weer terug naar het zebrapad waar ik een man aantrof die plat op zijn gezicht lag en niet bewoog, ik was op dat moment alleen, dus kon ik hem niet omdraaien, zonder risico op meer letsel, ik belde 112, daarna kwamen een meneer van rail spoor en iemand die de meneer omdraaide, met advies dat ik van de hulpdienst kreeg.
Bestuurder en passagier van de auto die de man had aangereden bleven in de auto zitten, de auto kwam dan ook tot stilstaand op het zebrapad, ik vroeg nog aan de bestuurder hoe dit kon gebeuren, het antwoord dat ik kreeg is dat ze de man niet hadden gezien
".

2.6.
Op 30 mei 2019 heeft getuige [ Z ]  - voor zover van belang - aan particulier onderzoeksbureau Confid, ingeschakeld door Unigarant, over het ongeval verklaard:
 
"Ik was naar de Jumbo, ik liep richting het zebrapad en richting de Jumbo, ik moest daarnaartoe. Ik liep achter een man aan. Bij het zebrapad was ik hem al gepasseerd want ik liep sneller. Ik liep door, ik was overgestoken over het fietspad en ineens hoorde ik hard remmen en een harde klap.”

2.7.
De bestuurder [ X ]  en de inzittende van de personenauto, mevrouw [ A ] , hebben op 7 juni 2019 aan Confid voor zover van belang - verklaard:

"JR: Ik reed vanuit de bocht van de Roentgenstraat en ik reed in de richting van het Feijenoord Stadion. Ik reed misschien maar 20 km per uur, misschien minder. Het was donker en een beetje vochtig, het regende niet. ( ... ) Na de bocht is gelijk een zebrapad. Op de stoep voorbij het zebrapad stond een bestelbus geparkeerd.
We gingen de bocht om en ineens kwam er een man van achter die bestelbus vandaan en die rende zo de straat over. Ik remde maar kon niet voorkomen dat ik die persoon aanreed. Er liep verder niemand. Er liep verder niemand op het zebrapad toen wij daar reden. De voetganger was ineens midden voor de auto. We kwamen de bocht uit en boem. We hebben hem niet aan zien komen. We schrokken enorm. ( ... ) Ik heb twee jongens gesproken die bij de bushalte stonden. ( ... ) Die persoon vertelde dat de voetganger als een gek voor die bus langs rende en dat hij dat misschien wel deed om de bus te pakken die aan de overkant stond te wachten. ( ... )
V: Is het zo dat u zelf heeft gezien dat de persoon van achter die bestelbus kwam of hebben anderen dat tegen u gezegd?
JR: Dat klopt, anderen zeiden dat tegen ons dat de voetganger achter de bestelbus vandaan kwam. Wij hebben dat niet gezien, hij was er ineens.
NM: Zo is het, hij was er ineens, alsof hij uit de lucht kwam vallen voor ons. Zo is het. Niets gezien vooraf. Niets
".

2.8.
De heer [ Y ]  voornoemd heeft op 29 april 2019 aan Confid - voor zover van belang verklaard:

Ik had mijn auto geparkeerd staan en het slachtoffer is, nadat hij was aangereden, tegen mijn auto aan gevallen. Ik was binnen in mijn restaurant. ( ... )
Ik stond op het gearceerde deel tegen de lantaarnpaal aan. ( ... ) Toen ik terug kwam lopen bij mijn auto (tijdens het laden en lossen) zag ik een hoop drukte rond mijn auto. Ik zag toen dat er een aanrijding was gebeurd. ( ... )
Toen ik aan kwam lopen ontfermde een man zich over het slachtoffer die op de grond lag. ( ... )
V: Kunt u zich herinneren waar de voetganger lag toen u aan kwam lopen?
A: Die lag naast mijn bus, op straat met zijn hoofd vlakbij het achterwiel.
"

2.9.
Unigarant heeft in haar hoedanigheid van WAM-verzekeraar aansprakelijkheid erkend voor 50% op grond van artikel 185 Wegenverkeerswet. Unigarant stelt zich op het standpunt dat voor de overige 50% sprake is van eigen schuld aan de zijde van [ verzoeker ]  .

3.
Het geschil

3.1.
[ verzoeker ]  verzoekt voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad te beslissen: 
- dat Unigarant gehouden is de uit het ongeval dat heeft plaatsgevonden op 20 januari 2018 voor [ verzoeker ]  voortvloeiende materiële en immateriële schade volledig te vergoeden, te vermeerderen met de daarover verschuldigde wettelijke rente;
- dat de kosten van deze procedure begroot worden op € 7.187,40, respectievelijk € 8.421,60 indien een verweerschrift wordt ingediend, met veroordeling van Unigarant in deze kosten, vermeerderd met het verschuldigde griffierecht.

3.2.
[ verzoeker ] stelt dat hij zijn auto had geparkeerd op het parkeerterrein aan de (vanuit de rijrichting van de personenauto gezien) linkerkant van de weg en dat hij van plan was boodschappen te gaan doen bij de Jumbo aan de andere kant van de Rosestraat. Hij kwam dus voor de personenauto van links.

3.3.
Unigarant voert aan dat een (voorlopig) getuigenverhoor nodig is om de verklaringen van partijen en getuigen op waarde te kunnen schatten en om de versie van de toedracht van [ verzoeker ]  te onderbouwen. Om die reden stelt Unigarant zich op het standpunt dat de zaak ongeschikt is voor een deelgeschil.

3.4.
Unigarant doet verder een beroep op eigen schuld, omdat [ verzoeker ] zelf in overwegende mate heeft bijgedragen aan het ontstaan van het ongeval.
Unigarant betwist dat [ verzoeker ]  het zebrapad overstak van het parkeerterrein naar de Jumbo en daarmee van links naar rechts over het zebrapad liep, gezien vanuit de rijrichting van de personenauto. Zij stelt zich op het standpunt dat [ verzoeker ]  voor haar verzekerde, de bestuurder van de personenauto, van rechts naar links het zebrapad is overgestoken en achter de geparkeerd staande bestelbus van [ Y ]  het zebrapad is op komen rennen. De verzekerde van Unigarant heeft dit gehoord van twee jongens die bij de bushalte aan de Rosestraat stonden te wachten (althans één van hen: dat is de rechtbank niet helemaal duidelijk). Unigarant geeft aan dat deze lezing plausibel is gelet op waar [ verzoeker ]  is aangetroffen. Hij lag ter hoogte van de bestelbus van [ Y ] .

3.5.
Unigarant concludeert tot afwijzing van het verzoek van [ verzoeker ]  alsmede afwijzing van de gevorderde kosten zonder kostenbegroting, subsidiair de kosten te begroten en gedeeltelijk toe te wijzen op basis van een gematigd aantal uren van in totaal vijftien, dan wel een aantal uren door de rechtbank in goede justitie vast te stellen.

3.6.
[ verzoeker ] betwist dat er sprake is van eigen schuld aan zijn zijde. Hij blijft bij zijn lezing dat hij het zebrapad is opgelopen vanaf het parkeerterrein in de richting van de Jumbo. Hij had immers zijn auto geparkeerd op het parkeerterrein, omdat hij van plan was boodschappen te doen bij de Jumbo aan de overkant. Na het ongeval is hij niet aangetroffen met boodschappen.
Daarnaast heeft een onafhankelijke getuige, [ B ] , uit eigen waarneming verklaard dat hij vlak voor het ongeval direct achter [ verzoeker ]  op het zebrapad liep, richting de Jumbo. Hij heeft daarmee de gestelde looprichting van [ verzoeker ]  bevestigd. Dat betekent dat [ verzoeker ]  goed zichtbaar is geweest voor de verzekerde van Unigarant. Deze had hem kunnen (en moeten) zien aankomen en zijn rijgedrag daarop moeten aanpassen. Voor het geval wel sprake is van eigen schuld aan zijn zijde, stelt [ verzoeker ]  dat de billijkheidscorrectie in zijn voordeel dient te worden toegepast vanwege het opgelopen letsel.

4.
De beoordeling

4.1.
Kern van het geschil is of Unigarant voor meer dan 50% aansprakelijk is voor de gevolgen van het [ verzoeker ]  overkomen ongeval en, daaruit voortvloeiend, welke vergoedingsplicht op Unigarant rust.

Deelgeschil

4.2.
Een oordeel over dit geschilpunt kan een bijdrage leveren aan het vlot trekken van de onderhandelingen die uiteindelijk zouden kunnen leiden tot een vaststellingsovereenkomst. De zaak is daarom geschikt voor behandeling als deelgeschil als bedoeld in artikel 1019w Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder: Rv).

Wettelijk kader

4.3.
Bij het ongeval waren een motorrijtuig en een voetganger betrokken. In deze situatie geldt artikel 185 lid I Wegenverkeerswet 1994 (verder: WVW). Dit artikel bepaalt dat, wanneer een motorrijtuig dat op de weg rijdt betrokken is bij een verkeersongeval waardoor schade wordt toegebracht aan een niet door dat motorrijtuig vervoerd persoon, de eigenaar van het motorrijtuig verplicht is om die schade te vergoeden, tenzij aannemelijk is dat het ongeval is te wijten aan overmacht.

4.4.
Unigarant heeft geen beroep gedaan op overmacht en ook de rechtbank ziet geen grond om daarvan uit te gaan.

4.5.
Wanneer de eigenaar van het motorrijtuig op grond van het hiervoor genoemde artikel aansprakelijk is (omdat hij zich niet op overmacht kan beroepen), maar er wel een fout van de voetganger is, zonder dat sprake is van opzet of aan opzet grenzende roekeloosheid, geldt op grond van de in de jurisprudentie ontwikkelde 50%-regel dat de billijkheid bij de verdeling van de schade over de betrokkenen eist dat ten minste 50% van de schade ten laste van de eigenaar van het motorrijtuig wordt gebracht. Dit brengt met zich dat deze eigenaar in ieder geval aansprakelijk is voor de helft van de schade van de voetganger. Voor de andere helft is in beginsel beslissend in hoeverre de – foutieve – gedragingen van de bestuurder en de voetganger tot de schade hebben bijgedragen. Nagegaan zal moeten worden of wellicht naar de maatstaven van artikel 6:101 Burgerlijk Wetboek (verder: BW) meer dan 50% van de schade ten laste van de automobilist moet worden gebracht, hetzij omdat zijn gedragingen in verhouding tot die van de voetganger voor meer dan 50% tot de schade hebben bijgedragen, hetzij omdat de in artikel 6:101 BW bedoelde billijkheid, in het licht van alle omstandigheden van het geval, een zodanige verdeling eist dan wel eist dat de schade geheel ten laste van de automobilist komt.

4.6.
[ verzoeker ]  kan dus aanspraak maken op vergoeding van in ieder geval 50% van de schade die hij als gevolg van het ongeval heeft geleden. Zoals volgt uit het hiervoor beschreven wettelijk kader dient nu beoordeeld te worden of naar de maatstaven van artikel 6:101 BW meer dan 50% van de schade ten laste van (de verzekerde van) Unigarant moet worden gebracht.

Geen eigen schuld

4.7.
De rechtbank stelt vast dat de stelplicht en bewijslast ten aanzien van het beroep dat Unigarant heeft gedaan op eigen schuld van [ verzoeker ]  op Unigarant rusten. De bestuurder en de passagier van de personenauto hebben verklaard zelf niet te hebben gezien uit welke richting [ verzoeker ]  kwam gelopen. Zij hebben dat (alleen maar) gehoord van twee jongens die bij de bushalte stonden althans van één van hen. De betreffende jongens hebben geen verklaring afgelegd en hun gegevens zijn ook niet genoteerd, zodat redelijkerwijs uitgesloten kan worden geacht dat zij alsnog kunnen worden gehoord, nog daargelaten of zij zich ruim 5,5 jaar na het ongeval zich daar nog iets van herinneren. Van andere getuigen die hebben verklaard dat [ verzoeker ]  vanuit de rijrichting van de personenauto gezien van rechts kwam is geen sprake. Los daarvan valt niet goed te begrijpen dat [ verzoeker ]  door [ Y ]  bij het achterwiel van diens busje is aangetroffen, wanneer [ verzoeker ]  achter dat busje, dat in de rijrichting van de personenauto stond geparkeerd, vandaan is gerend.

4.8.
[ verzoeker ]  heeft een aannemelijke verklaring afgelegd voor zijn aanwezigheid ter plaatse en daarin past dat hij vanuit de rijrichting van de personenauto van links kwam. Niet gesteld of gebleken is dat bij hem boodschappen zijn aangetroffen (in welk geval logisch zou zijn geweest dat hij uit de richting van de Jumbo, dus van rechts, kwam). De verklaring van [ verzoeker ]  over de richting van waaruit hij kwam wordt geheel bevestigd door de verklaring van [ B ] . Het enkele feit dat die heeft verklaard dat hij in de buurt van [ verzoeker ]  woonde maakt niet dat aan zijn verklaring moet worden getwijfeld, zoals door Unigarant is aangevoerd.

4.9.
Gelet op het voorgaande heeft Unigarant naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aangevoerd ter onderbouwing van haar beroep op eigen schuld van [ verzoeker ] . Van een foutieve gedraging van [ verzoeker ] is niet gebleken en er is geen aanleiding om te concluderen dat zijn schade gedeeltelijk voor zijn eigen rekening dient te komen. Voetgangers mogen wanneer zij op een zebrapad oversteken verwachten dat zij dat veilig kunnen doen en van bestuurders die dat zebrapad naderen mag oplettendheid worden verwacht. Dat brengt met zich dat aan een beroep op eigen schuld van de voetganger hoge eisen moeten worden gesteld. Daaraan is in dit geval door Unigarant niet voldaan. Aan de vraag of vanwege de ernst van het letsel de billijkheidscorrectie met zich brengt dat (toch) 100% van de schade voor rekening van Unigarant dient te komen, komt de rechtbank dus niet toe.
De conclusie moet derhalve zijn dat het beroep van Unigarant op eigen schuld geen doel treft en niets aan toewijzing van de door [ verzoeker ]  verzochte verklaring voor recht in de weg staat.

De kosten van het deelgeschil

4.10.
Op grond van artikel 1019aa Rv dient in beginsel begroting plaats te vinden van de kosten bij de behandeling van het verzoek aan de zijde van de persoon die schade door dood of letsel lijdt. Hierbij dient de dubbele redelijkheidstoets gehanteerd te worden. Dit betekent dat indien een deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld, de kosten daarvan niet voor vergoeding in aanmerking komen. Uit het vorenstaande volgt reeds dat het laatste in dit geval niet aan de orde is.

4.11.
Volgens opgave van [ verzoeker ]  heeft zijn advocaat 28 uur aan het deelgeschil besteed en bedraagt het door mr. Tuynman gehanteerde uurtarief € 240,00 en per 1 januari 2023 € 255,00, te vermeerderen met 21% btw (€ 308,55 inclusief). Unigarant betwist de redelijkheid van die tijdbesteding en voert aan dat die gelet op de eenvoud van het geschil bovenmatig is.

4.12.
Het door mr. Tuynman gehanteerde uurtarief komt de rechtbank, ook wanneer rekening wordt gehouden met de betrekkelijke eenvoud van het deelgeschil, niet bovenmatig voor. Dit is anders voor de 28 uur die volgens de opgave aan het deelgeschil is besteed. De rechtbank zal het aantal geclaimde uren matigen tot 15 uur. Inclusief btw komen de gemaakte kosten daarmee op (15 x € 308,55 =) € 4.628,25, te vermeerderen met het door [ verzoeker ]  betaalde griffierecht van € 314,00. De kosten van het deelgeschil aan de zijde van [ verzoeker ]  worden daarom begroot op € 4.942,25.

Met dank aan mw. mr. E.M. Tuynman, Slot Letselschade Advocaten voor het inzenden van deze uitspraak. 

Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2023/RBROT-210923