RBZWB 280622 verzocht en toegewezen 17,2 x € 210,00 + 21% tzv wzh jurist; 0,4 uur x € 135,00 + 21% tzv wzh juridisch medewerker + € 62,40 reiskosten = € 4.511,36
- Meer over dit onderwerp:
RBZWB 280622 collega valt tegen knie wn-er bij spelen trefbal tijdens bedrijfsuitje; wg-er aansprakelijk
- verzocht en toegewezen 17,2 x € 210,00 + 21% tzv wzh jurist; 0,4 uur x € 135,00 + 21% tzv wzh juridisch medewerker + € 62,40 reiskosten = € 4.511,36
2.
De feiten
2.1. Tussen partijen staan de volgende feiten vast:
- [verzoekster] is vanaf 1 oktober 2016 bij [verweerster B] werkzaam geweest in de functie van controller.
- [verweerster A] is de aansprakelijkheidsverzekeraar van [verweerster B].
- De medewerkers van [verweerster B] zijn per e-mail van 3 oktober 2019 uitgenodigd voor de op dinsdag 5 novernber 2019 te houden jaarlijkse sportdag.
- De sportdag is georganiseerd door werknemers van [verweerster B]. De activiteiten bestonden onder andere uit het spelen van trefbal, touwtrekken, vier op een rij en zaklopen. Dit is besproken met en goedgekeurd door het management van [verweerster B].
- [verzoekster] heeft deelgenomen aan de sportdag. Bij het spelen van trefbal is een collega bij het afschermen van een bal schuin naar achteren gevallen en tegen de knie van [verzoekster] aangekomen.
- Als gevolg van het ongeval heeft [verzoekster] letsel aan haar knie opgelopen, bestaande uit een fractuur in het tibiaplateau. In verband daarmee is [verzoekster] op 11 november 2019 geopereerd, waarbij er fixatiemateriaal in de knie is geplaatst.
- De sportdag vond plaats onder werktijd.
- Sedgwick heeft, in opdracht van [verweerster A], onderzoek gedaan naar de toedracht van het ongeval. Daarvan is een rapport, gedateerd 30 april 2020, opgemaakt.
- [verzoekster] heeft [verweerster B] aansprakelijk gesteld voor het ongeval.
- In brieven van MS Arnlin aan [verzoekster] is aangegeven dat [verweerster B] niet aansprakelijk kan worden gehouden voor het ongeval.
3.
Het geschil
3.1. [verzoekster] heeft verzocht om, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat:
a) [verweerster B] aansprakelijk is voor de door [verzoekster] geleden schade als gevolg van het arbeidsongeval op 5 november 2019;
b) MS .Arnlin gehouden is de volledig geleden en nog te lijden materiele en imrnateriële schade van [verzoekster] te vergoeden;
c) de kosten van deze deelgeschilprocedure te begroten op 4.511,36 euro en [verweerster A] te veroordelen tot betaling van die kosten.
3.2.
[verzoekster] heeft haar verzoek gebaseerd op artikel 7:658 BW jo artikel 7:611 BW. Daartoe jeeft zij -samengevat- aangevoerd dat zij in de uitoefening van haar werkzaarnheden schade heeft geleden en [verweerster B] de op haar rustende zorgplicht heeft geschonden. [verweerster B] had rnoeten zorgdragen voor een geschikte ondergrond om trefbal op te spelen, had haar personeel kunnen verplichten orn geschikte kleding en schoenen te dragen en had deugdelijke en effectieve instructies rnoeten geven en rnoeten toezien op naleving daarvan. Ook heeft [verweerster B] de risico's ten aanzien van de sportdag niet rniddels een RI&E in kaart gebracht. [verweerster B] is daarom aansprakelijk voor de schade die [verzoekster] als gevolg van het ongeval lijdt.
Voor de begroting van de kosten van deze procedure heeft [verzoekster] een opgave overgelegd, die resulteert in een bedrag van 4.511,36 euro.
3.3.
[verweerster B] en [verweerster A] hebben verweer gevoerd en geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van [verzoekster], althans tot afwijzing van de verzoeken.
3.4.
Zij hebben zich primair op het standpunt gesteld dat geen sprake is van een ongeval in de uitoefening van de werkzaamheden zodat artikel 7:658 BW niet van toepassing is. Subsidiair hebben zij weersproken dat [verweerster B] tekort is geschoten in de op haar rustende zorgplicht. Er is sprake van een huis,- tuin- en keukenongeval dan wel van een ongelukkige sarnenloop van ornstandigheden. [verweerster B] en [verweerster A] hebben rneer subsidiair gesteld dat het causaal verband tussen de vermeende zorgplichtschending en de gestelde schade ontbreekt. Van een schending van artikel 7:611 BW is evenmin sprake.
4.
De beoordeling
Ten aanzien van [verweerster A]
4.1.
Nu onduidelijk is op welke grondslag het verzoek jegens [verweerster A] is gebaseerd zal de kantonrechter [verzoekster] niet ontvankelijk verklaren in haar verzoeken jegens [verweerster A].
Ten aanzien van [verweerster B]
Toetsingskader
4.2.
Ingevolge artikel 7:658 lid 2 BW is een werkgever aansprakelijk voor schade die een werknemer in de uitoefening van zijn werkzaarnheden lijdt, tenzij de werkgever aantoont dat hij de in lid 1 genoernde verplichtingen is nagekomen (de zorgplicht) of dat de schade in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer.
4.3.
Vast staat dat [verzoekster] op 5 november 2019 een ongeval is overkomen tijdens een door [verweerster B] georganiseerde sportieve activiteit, te weten het spelen van trefbal, en dat [verzoekster] als gevolg daarvan letsel aan haar knie heeft opgelopen.
In de uitoefening van de werkzaamheden
4.4.
Tussen partijen is allereerst in geschil of [verzoekster] in de uitoefening van haar werkzaamheden schade heeft geleden. De kantonrechter overweegt hierover als volgt.
4.5.
In de door [verweerster B] aan haar personeel gestuurde uitnodiging is onder andere vermeld: "This year's theme for [verweerster B] is ' Together Everybody can Achieve More Resilience ' . There is a strong relationship between safety culture and team performance, which comes down to resilience and teamwork: nobody is perfect, but a team can be perfect. We cannot have quality and safety if there is no teamwork!"
4.6.
[X] heeft in het kader van het onderzoek door Sedgwick op 29 april 2020 de volgende verklaring afgelegd, die zij tijdens de mondelinge behandeling op 16 mei 2022 in feite heeft herhaald: "De afgelopen jaren heeft [verweerster B] B.V. een heel programma ontwikkeld binnen de kantoren en schepen om de mensen veilig te houden. [verweerster B] B.V. vindt het heel erg belangrijk dat werknemers zich veilig voelen. Wij hebben 150 schepen waarbij sommige werknemers wel acht maanden van huis zijn. Daarom is het belangrijk dat zij een goede onderlinge verstandhouding hebben. De sportdag maakt daar onderdeel van uit. Het thema van de sportdag is resilience (weerbaarheid). Tijdens de sportdag bellen wij ook in 24 uur met alle schepen, zodat wij op de hoogte zijn van wat zich daar afspeelt."
4.7.
Hieruit volgt dat het organiseren van de jaarlijkse sportdag het versterken van de onderlinge band en de teamspirit tussen werknemers ten doel had en daarrnee het bedrijfsbelang diende.
4.8.
Hoewel deelname aan de sportdag en in het bijzonder aan trefbal op zichzelf geen harde verplichtingen waren, is wel voldoende aannemelijk geworden dat deelname door de werknerners in ieder geval als een sociale verplichting zal zijn ervaren, wat [verzoekster] naar eigen zeggen ook daadwerkelijk zo heeft ervaren, althans vanuit de werkgever als zeer wenselijk werd gezien. Immers, zoncler voldoende deelnemers zou het doel van de sportdag niet (goed) kunnen worden bereikt. Onder deze omstandigheden is naar het oordeel van de kantonrechter een voldoende relevante band aanwezig tussen de sportdag en de door [verzoekster] te verrichten werkzaamheden. Dat het actieve en recreatieve programma afweek van de dagelijkse werkzaamheden van [verzoekster] maakt dit niet anders. Slotsom is dan ook dat sprake is van schade die [verzoekster] in de uitoefening van haar werkzaamheden heeft opgelopen.
Huis-, tuin- en keukenongeval
4.9.
Partijen zijn verder verdeeld over het antwoord op de vraag of hier sprake is van een huis,- tuin- en keukenongeval. Volgens [verweerster B] is trefbal te zien als een 'alledaagse activiteit' en niet een bijzondere (risicovolle) activiteit waarvoor een zorgplicht zou gelden. [verzoekster] heeft dit betwist.
4.10.
Vooropgesteld wordt dat van een werknemer voorzichtigheid mag worden verlangd in min of meer dagelijks voorkomende situaties die een beperkt risico inhouden. Dat geldt ook in situaties die niet specifiek werkgerelateerd zijn, doordat ze zich niet wezenlijk onderscheiden van situaties die zich in het normale dagelijks leven veelvuldig voordoen. Ook bij relatief eenvoudige handelingen in het dagelijkse leven is immers niet elk risico uit te sluiten. Trefbal is naar het oordeel van de kantonrechter echter geen alledaagse activiteit; trefbal is niet voor iedereen gemakkelijk en er bestaat een groter risico op vallen en/of letsel dan bij zogenaamde huis-, tuin- en keukenongevallen. Van een ongelukkige samenloop van omstandigheden (die niet tot aansprakelijkheid zou leiden) is gelet op hetgeen hiervoor is overwogen evenmin sprake.
Zorgplicht
4.11.
Het voorgaande leidt ertoe dat op [verweerster B] jegens de deelnerners aan de sportdag een zorgplicht rustte. Beoordeeld rnoet daarom worden of [verweerster B] aan die zorgplicht heeft voldaan.
4.12.
Vast staat dat aan de deelnemers van trefbal enige speluitleg is gegeven waarna het spel/de wedstrijd, op de nabijgelegen (verharde) parkeerplaats van [verweerster B], van start is gegaan. Hoewel niet valt uit te sluiten dat het ongeval zich ook op een andere ondergrond voorgedaan zou kunnen hebben, acht de kantonrechter de parkeerplaats niet de rneest aangewezen plek voor trefbal en had van [verweerster B] op zijn rninst rnogen worden verwacht dat zij zou zorgdragen voor beschermend rnateriaal en/of een voor sportieve activiteiten geschikte ondergrond. Dit heeft zij niet gedaan.
4.13.
Niet gesteld of gebleken is dat het ongeval het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van [verzoekster].
Conclusie
4.14.
Op grond van het bovenstaande luidt de conclusie dat [verweerster B] niet heeft voldaan aan de op haar rustende zorgplicht, zodat het onder a) verzochte voor recht zal worden verklaard.
4.15.
De vraag naar de ornvang van de gestelde schade ligt in deze procedure niet voor, zodat daarover niet behoeft te worden beslist. Om die reden kan thans tevens in het midden blijven of, en in hoeverre, tussen de zorgplichtschending en de gestelde schade causaliteit bestaat.
De kosten
4.16.
Ingevolge artikel 1019aa lid 1 Rv worden de aan de zijde van [verzoekster] gevallen kosten van de procedure begroot. Daarbij worden alle redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW in aanmerking genomen. Bij de begroting van de kosten dient de kantonrechter de dubbele redelijkheidstoets te.hanteren; zowel het inroepen van de rechtsbijstand als de daarvoor gemaakte kosten moeten redelijk zijn.
4.17.
[verzoekster] heeft verzocht de kosten te begroten op € 4.511,36, bestaande uit:
- 17 uur en 12 minuten à € 210,00 exclusief btw per uur ter zake van werkzaarnheden van mr. Klok;
- 24 minuten à € 135,00 exclusief btw per uur ter zake van werkzaamheden van een bij het kantoor werkzame juridisch medewerker; en
- € 62,40 aan reiskosten.
De kantonrechter is van oordeel dat deze kosten, die [verweerster B] overigens niet heeft betwist, aan de dubbele redelijkheidstoets voldoen. Deze zijn dan ook toewijsbaar.
Daarnaast zal een bedrag van € 85,00 aan griffierecht worden toegewezen. De kosten van deze deelgeschilprocedure worden in totaal dus begroot op € 4.596,36. [verweerster B] zal worden veroordeeld tot betaling daarvan aan [verzoekster].
Met dank aan mr. Maarten Klok, JBLG, voor het inzenden van deze uitspraak.
Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2022/RBZWB-280622