RBROT 080323 SVI; overlijden bij eenzijdig verkeersongeval; gezinsverband komt vast te staan, onterecht beroep op uitsluitingsclausule tzv alcoholgebruik
- Meer over dit onderwerp:
RBROT 080323 SVI; overlijden bij eenzijdig verkeersongeval; gezinsverband komt vast te staan, onterecht beroep op uitsluitingsclausule tzv alcoholgebruik
4.
De beoordeling
inleidende opmerkingen en juridisch kader
4.1.
[eiseres01] maakt met haar vordering aanspraak op uitkering onder de door [naam01] afgesloten SVI wegens door haar geleden schade. De schade van [eiseres01] bestaat enerzijds uit de kosten van lijkbezorging en anderzijds uit gederfd levensonderhoud.
4.2.
Allianz leidt uit artikel 19 van de polisvoorwaarden af dat [eiseres01] alleen aanspraak kan maken op uitkering uit hoofde van de SVI indien zij kan worden aangemerkt als een gezinslid dat bij [naam01] in huis woonde. Zij voert aan dat de polisvoorwaarden het begrip “gezinslid” verder niet uitwerken en dat dus voor de betekenis van dat begrip teruggegrepen moet worden op de wet, meer in het bijzonder artikel 6:108 BW, waarin is bepaald dat degenen die reeds vóór de gebeurtenis waarop de aansprakelijkheid berust “ met de overlevende in gezinsverband samenwoonde ” recht heeft op vergoeding van schade door het derven van levensonderhoud (artikel 6:108 lid 1 BW).
4.3.
Volgens Allianz was van samenwoning in gezinsverband als hiervoor bedoeld tussen [eiseres01] en [naam01] (voor het ongeval) geen sprake en komt aan [eiseres01] daarom geen aanspraak onder de polis toe.
4.4.
Subsidiair voert Allianz het verweer dat zij geen dekking onder de SVI behoeft te verlenen omdat [naam01] ten tijde van het ongeval onder invloed was van alcohol (artikel 24 van de polisvoorwaarden).
4.5.
De rechtbank zal deze twee verweren hierna achtereenvolgens beoordelen.
eerste verweer van Allianz: geen samenwoning
4.6.
De bewijslast dat voldaan is aan de voorwaarden om tot uitkering over te gaan, rust op [eiseres01] . Zij zal dus moeten (stellen en) bewijzen dat zij ten tijde van het verkeersongeval in gezinsverband samenwoonde met [naam01] .
4.7.
[eiseres01] stelt dat zij en [naam01] eerst, vanaf 2012, hebben samengewoond op het adres van haar moeder aan de [adres02] en dat zij aansluitend, vanaf augustus 2014, op het adres [adres01] zijn gaan samenwonen.
4.8.
Allianz draagt een aantal omstandigheden aan op grond waarvan zij concludeert dat [eiseres01] niet heeft aangetoond dat zij feitelijk met [naam01] samenwoonde ten tijde van het verkeersongeval, te weten:
- alleen de naam van [eiseres01] wordt op het huurcontact voor de woning aan de [adres01] vermeld;
- [eiseres01] had een AVP-verzekering voor alleenstaanden afgesloten;
- op de salarisstroken van [naam01] van moment van indiensttreding in mei 2014 tot aan zijn overlijden, de jaaropgave van zijn loon over 2014 en het voorblad van het polisblad van Allianz staat het adres [adres02] vermeld;
- in de mutatie van de politie-eenheid Oost-Nederland staat vermeld dat van [naam01] bij de politie meerdere adressen bekend zijn;
- uit het uittreksel BRP van de Gemeente Apeldoorn van 26 januari 2016 volgt niet op welke datum de adreswijziging is doorgegeven.
4.9.
[eiseres01] betwist de juistheid van deze omstandigheden op zich niet, maar voert aan dat al deze omstandigheden voortvloeien uit de volgende (bijzondere) situatie. [eiseres01] en [naam01] wilden graag een eigen woning betrekken (in plaats van bij de moeder van [eiseres01] blijven wonen). Zij hebben in 2014 daarom gereageerd op de huurwoning aan de [adres01] . Omdat hun gezamenlijke inkomen te hoog was, konden zij zich niet inschrijven voor deze woning. Op advies van de woningcorporatie heeft [eiseres01] zich toen alleen voor deze woning ingeschreven, waarvan zij in augustus 2014 de sleutel kreeg. Ofschoon [naam01] gelijktijdig met [eiseres01] de woning aan de [adres01] heeft betrokken, schreef hij zich pas in april 2015 op dit adres in.
4.10.
De rechtbank overweegt het volgende.
4.11.
Uit de door [eiseres01] overgelegde schriftelijke verklaring van [naam09] van woningbouwvereniging Veluwonen (zie hiervoor onder 2.14) volgt dat de woningbouwvereniging [eiseres01] heeft toegestaan om met [naam01] in de woning aan de [adres01] te gaan samenwonen hoewel [naam01] geen aanspraak kon maken op de woning en hij ook niet op de inschrijving stond. Om problemen met de inkomenseisen te voorkomen zou [naam01] zich aldus deze verklaring pas later op dit adres inschrijven.
Uit deze schriftelijke verklaring, die Allianz niet heeft tegengesproken, leidt de rechtbank af dat alleen omdat het gezamenlijk inkomen van [eiseres01] en [naam01] hoger was dan de door de woningbouwvereniging gestelde inkomenseisen, het huurcontract voor de woning aan de [adres01] op naam van [eiseres01] (en niet tevens op naam van [naam01] ) is gezet.
4.12.
Allianz heeft opgemerkt dat in de e-mail van de woningbouwvereniging niet wordt vermeld dat [naam01] en [eiseres01] ook daadwerkelijk op de [adres01] zijn gaan samenwonen. Ook heeft zij als verweer gevoerd dat [eiseres01] geen gegevens heeft overgelegd waaruit blijkt dat [naam01] zich ook daadwerkelijk op dit adres heeft ingeschreven.
4.13.
Om met het laatste punt te beginnen: [eiseres01] heeft een BRP-uittreksel van de Gemeente Apeldoorn van 26 januari 2016 overgelegd, waarin wordt vermeld dat [naam01] het adres [adres01] als laatste woonplaats had. Op zichzelf veronderstelt deze mededeling al dat [naam01] zich vóór zijn overlijden bij de gemeente op dat adres had ingeschreven. [eiseres01] heeft bij de mondelinge behandeling verklaard dat zij er zelf bij was toen [naam01] zich ook daadwerkelijk via online-registratie op het adres [adres01] voor het verkeersongeval bij de gemeente inschreef. Ten bewijze van deze inschrijving heeft [eiseres01] na de mondelinge behandeling een e-mail van de gemeente Apeldoorn in het geding gebracht waarin met zoveel woorden wordt verklaard dat [naam01] per 1 april 2015 stond ingeschreven aan de [adres01] . De rechtbank acht hiermee bewezen dat [naam01] zich op het adres van de huurwoning aan de [adres01] daadwerkelijk bij de gemeentelijke basisregistratie personen heeft ingeschreven. Het andersluidende standpunt van Allianz wordt verworpen.
4.14.
Dan het eerste punt: Allianz meent dat ook met de inschrijving door [naam01] op het adres [adres01] in de gemeentelijke basisregistratie nog niet vaststaat dat [naam01] dit adres als vast woonadres had. De rechtbank is een ander oordeel toegedaan. Mede op grond van de andere voorhanden bewijsmiddelen acht de rechtbank met de voormelde inschrijving voldoende aangetoond dat [naam01] ook daadwerkelijk woonachtig is geweest op het adres [adres01] en dus heeft samengewoond met [eiseres01] . De rechtbank betrekt bij dit oordeel dat [eiseres01] een aannemelijke verklaring heeft gegeven voor het feit dat [naam01] niet al van aanvang af op dit adres stond ingeschreven. Dit blijkt uit de overgelegde verklaring van de woningbouwvereniging: het inkomen van [naam01] stond eraan in de weg dat hij samen met [eiseres01] de huurwoning zou huren. Uit de verklaring van de woningbouwvereniging volgt ook waarom [eiseres01] en [naam01] ervoor hebben gekozen om alleen [eiseres01] een huurcontract te laten aangaan voor de woning aan de [adres01] . Dit verklaart waarom [naam01] met de inschrijving bij de gemeente enige tijd heeft gewacht maar ook dat hij post is blijven ontvangen op het oude woonadres, de woonplaats van de moeder van [eiseres01] , waar [naam01] nog bij kon komen. Bij haar oordeel heeft de rechtbank tevens betrokken dat Allianz niet heeft bestreden dat [eiseres01] en [naam01] tot augustus 2014 bij de moeder van [eiseres01] hebben ingewoond en dat beiden feitelijk dus al samenwoonden voordat [eiseres01] de huurovereenkomst sloot voor de woning aan de [adres01] . Ten slotte heeft de rechtbank meegewogen dat de samenwoning van [eiseres01] en [naam01] en het moment daarvan consistent naar voren komen in de tijdens het voorlopig getuigenverhoor (onder ede) afgelegde getuigenverklaringen van alle getuigen die daarover iets konden verklaren.
4.15.
[naam01] heeft in de periode van augustus 2014 tot zijn overlijden maandelijks (ongeveer) een bedrag van € 500,- naar de bankrekening van [eiseres01] overgemaakt. Ook dit past bij het beeld dat [eiseres01] en [naam01] ook nadat [eiseres01] de huurovereenkomst voor de woning aan de [adres01] sloot, een gemeenschappelijke huishouding voerden. Niet uit te sluiten is, zoals Allianz heeft aangevoerd, dat dit bedrag voor een andere reden was bedoeld, de afschriften bevatten niet altijd een omschrijving, maar dat [naam01] hiermee bijdroeg in de huishouding ligt bij gebreke van enige aanwijzing dat dit geld voor een ander doel was bestemd het meest voor de hand.
4.16.
De stelling van Allianz dat in de mutatie van de politie-eenheid Oost-Nederland wordt vermeld dat van [naam01] meerdere adressen bekend zijn, biedt naar het oordeel van de rechtbank weinig steun aan de opvatting dat het ervoor moet worden gehouden dat [eiseres01] en [naam01] ten tijde van het opmaken van de mutatie op verschillende adressen woonden. Deze vermelding betekent niet meer dan dat [naam01] bij verschillende politiecontacten in het verleden op andere adressen heeft verbleven, hetgeen strookt met de verklaring van in voorlopig getuigenverhoor van [naam06] dat [naam01] , totdat hij in juni/juli 2013, samen met [eiseres01] , bij haar in Lieren ging wonen, geen vast woonadres had. Door [eiseres01] is in dit verband overigens niet ten onrechte opgemerkt dat de politie klaarblijkelijk wel op de hoogte was van het woonadres van [naam01] omdat de agenten zich na het ongeval naar het adres [adres01] zijn gekomen.
4.17.
Ook de omstandigheid dat [eiseres01] een AVP verzekering voor een alleenstaande had afgesloten acht de rechtbank niet een voldoende zwaarwegende contra-indicatie voor het oordeel dat [eiseres01] en [naam01] hebben samengewoond. [eiseres01] heeft hiervoor de voldoende overtuigende verklaring gegeven dat [naam01] al een eigen AVP-verzekering moet hebben gehad toen zij met hem ging samenwonen en dat zij bij de latere inschrijving door [naam01] op het nieuwe woonadres geen reden zag hierin wijziging aan te brengen.
4.18.
De rechtbank is, alles afwegende, van oordeel dat de samenwoning tussen [eiseres01] en [naam01] in ieder geval vanaf het moment dat [naam01] dit door inschrijving in de gemeentelijke basisregistratie heeft geformaliseerd, in voldoende mate is komen vast te staan. In de omstandigheid dat [eiseres01] en [naam01] de indruk hebben willen wekken dat zij niet op het adres [adres01] samenwoonden, ziet de rechtbank geen reden om aan de feitelijkheid van die samenwoning te twijfelen. Waar het om gaat is óf [eiseres01] feitelijk is gaan samenwonen of niet, zoals bedoeld in de polisvoorwaarden, en niet of het mogelijk maatschappelijk ongewenst is dat zij voor een huurwoning in aanmerking is gekomen waar dat niet het geval is, zoals Allianz nog naar voren heeft gebracht. Met het voorgaande heeft de rechtbank eerdergenoemde vraag bevestigend beantwoord.
4.19.
De conclusie is dan ook dat het eerste verweer van Allianz, dat [eiseres01] en [naam01] voorafgaande aan het ongeval van [naam01] niet in gezinsverband hebben samengewoond, vruchteloos is voorgesteld.
tweede verweer: geen dekking wegens alcoholgebruik door bestuurder
4.20.
De bewijslast van de stelling dat [naam01] ten tijde van het ongeval onder invloed was van alcohol (in de woorden van artikel 24 polisvoorwaarden: meer alcohol heeft genomen dan volgens de wet mag) rust, naar zij niet heeft betwist, op Allianz.
4.21.
De rechtbank stelt in de eerste plaats vast dat uit het uitgevoerde (medisch) onderzoek van het lichaam van [naam01] niet naar voren is gekomen dat [naam01] voor het ongeval (te veel) alcohol tot zich zou hebben genomen. De schouwarts van de GGD heeft de urine van [naam01] onderzocht, maar dat onderzoek is beperkt gebleven tot een onderzoek naar de aanwezigheid van drugs daarin. Dat wees uit dat [naam01] geen drugs had gebruikt. Hoewel, naar algemeen bekend is, urine ook op de aanwezigheid van alcohol getest kan worden, is onderzoek naar de aanwezigheid van alcohol achterwege gebleven, zoals het openbaar ministerie in een reactie op verzoek van Allianz heeft bevestigd.
4.22.
Allianz baseert zich ter onderbouwing van haar stelling dat [naam01] ten tijde van het ongeval een te hoog alcoholpromillage had, feitelijk slechts op de passage in het onder 2.2 genoemde mutatierapport: ' Over de hele avond/nacht zou het SO minstens 30 glazen/flessen bier gedronken hebben. '
4.23.
De rechtbank acht deze verklaring onvoldoende om tot de conclusie te komen dat [naam01] inderdaad op de avond en nacht voor het ongeval te veel alcohol heeft genuttigd.
4.24.
Tegenover deze verklaring in het mutatierapport van politie staan een aantal getuigenverklaringen en enkele feiten en omstandigheden die maken dat eraan moet worden getwijfeld of deze verklaring een juiste weergave van de werkelijkheid is.
4.25.
De verbalisanten [verbalisant02] en [verbalisant01] zijn bij het opstellen van hun rapport, naar uit dat rapport zelf is af te leiden, afgegaan op verklaringen van de door hen in de ochtend van de dag van het ongeval van [naam01] gehoorde personen. Het is niet direct geheel duidelijk wie van de door hen gehoorde personen volgens de verbalisanten heeft verklaard dat [naam01] voor het ongeval het aantal van 30 glazen/flessen bier zou hebben gedronken.
4.26.
De agenten hebben gesproken met [eiseres01] , [naam03] (vriendin van [eiseres01] ), [naam07] (buurvrouw van [eiseres01] ), mogelijk ook haar partner [naam10] en [naam06] , de moeder van [eiseres01] . Laatstgenoemde kan over het alcoholgebruik door [naam01] niets hebben verklaard, omdat zij op de avond voor het ongeval niet in de nabijheid van [naam01] is geweest.
4.27.
[naam03] en [naam07] hebben [naam01] wel op de avond voor het ongeval gezien. Beiden hebben de avond voor het ongeval de kermis in Oosterhuizen bezocht, samen met een aantal anderen, onder wie [eiseres01] en [naam01] . Beiden zijn in het voorlopig getuigenverhoor als getuigen gehoord. [naam03] heeft als getuige verklaard dat zij [naam01] in de feesttent een biertje heeft zien drinken en dat hij korte tijd daarna naar buiten gegaan. Het was volgens haar niet mogelijk om buiten de feesttent alcohol te nuttigen. Daarna heeft ze hem nog hooguit twee biertjes zien drinken. [naam01] maakte op [naam03] die avond niet de indruk dronken of aangeschoten te zijn. Ook volgens [naam07] is [naam01] de avond voor het ongeval voornamelijk buiten de feesttent geweest, waar hij samen met [naam07] en haar partner bij de botsautootjes is geweest. Ook [naam07] heeft verklaard dat [naam01] die avond op haar geen aangeschoten of dronken indruk maakte.
4.28.
[naam07] en haar partner zijn later op de avond samen met [eiseres01] en [naam01] naar het huis van [eiseres01] en [naam01] gereden, zoals zij heeft verklaard. Volgens [naam07] heeft [naam01] toen teruggereden. [naam07] kan zich herinneren dat [naam01] thuis nog een flesje bier heeft geopend en daar enkele slokken uit gedronken heeft, maar dat zij en haar partner toen naar het eigen huis zijn gegaan ( [naam07] en haar partner zijn, zoals gezegd, buren van [eiseres01] en [naam01] ).
4.29.
Uit de getuigenverklaringen van [naam03] en [naam07] leidt de rechtbank af dat niet [naam03] of [naam07] aan de politie hebben gezegd dat [naam01] op de avond voor het ongeval minstens 30 glazen/flessen bier of zeer veel bier zou hebben gedronken. Als de verbalisanten dit althans uit de verklaringen van [naam03] en [naam07] hebben afgeleid (zoals uit de verklaring van verbalisant [verbalisant01] , die ook als getuige in het voorlopig getuigenverhoor is gehoord, zou kunnen worden afgeleid), dan wordt die verklaring in elk geval inhoudelijk tegengesproken door wat deze getuigen beiden over het alcoholgebruik door [naam01] hebben verklaard. Hun verklaring strookt daar niet mee.
4.30.
[naam03] heeft meer specifiek verklaard dat de politieagenten, in de ochtend na het ongeval, vooral [eiseres01] vragen hebben gesteld. [naam03] zou zich daarbij afzijdig hebben gehouden. Onder andere heeft de politie volgens [naam03] aan [eiseres01] gevraagd of ze wist of [naam01] de avond voor het ongeval had gedronken en hoeveel. [naam03] heeft verklaard dat [eiseres01] toen heeft gezegd dat hij wel iets gedronken had, waarna de politie is blijven doorvragen en aantallen begon te noemen: een glas, twee glazen, drie glazen en dat zij daarbij zelfs doorgingen tot 50. [eiseres01] is hierna volgens [naam03] daarvan overstuur geraakt en heeft gereageerd met: ik weet het allemaal niet en het interesseert mij helemaal niks. [naam03] kan zich niet herinneren dat uiteindelijk is gezegd dat [naam01] toen minstens 30 glazen bier gedronken heeft of dat [naam01] behoorlijk dronken was en niet in staat was om een voertuig te besturen.
4.31.
Hoewel dit niet met zoveel woorden in het mutatierapport wordt vermeld, wordt door de rechtbank op grond van het voorgaande overwegingen ervan uitgegaan dat de verbalisanten de opmerking dat [naam01] “over de hele avond/nacht ( ... ) minstens 30 glazen/flessen bier gedronken zou hebben”, hebben begrepen als door [eiseres01] tegenover hen, op de ochtend van het ongeval, verklaard. De rechtbank acht ook voldoende aannemelijk dat de politieagenten op de hoeveelheid drank die door [naam01] genuttigd zou zijn hebben doorgevraagd. Dit volgt mede uit de verklaring van agent [verbalisant01] , die volgens agent [verbalisant02] het stukje tekst wat in het proces-verbaal terecht is gekomen heeft geschreven, die als getuige heeft verklaard: “Het kan zijn dat wij gevraagd hebben wat bedoeld werd met flink alcoholgebruik, dat kan immers per persoon verschillen. Toen is een aantal genoemd. Ik kan mij niet herinneren dat het is gegaan zoals volgt uit het verhoor van [naam03] . Wij hebben toen er gesproken werd over flink alcoholgebruik gevraagd: "Moeten wij dan denken aan 5 á 10 bier?", want dat is voor iedereen anders. Wij hebben zeker niet gepusht om een aantal te horen. Dit is het aantal glazen bier wat werd genoemd en werd bevestigd door de overige aanwezigen.”
4.32.
De rechtbank is zoals hiervoor al overwogen van oordeel dat de hier aan de orde zijnde verklaring in het mutatierapport, die door [eiseres01] zou zijn afgelegd, niet als ondersteunend bewijs voor de stelling van Allianz kan dienen.
4.33.
In de eerste plaats dient te worden opgemerkt dat [eiseres01] als getuige heeft ontkend dat [naam01] de gestelde hoeveelheid alcohol op de avond voor het ongeval zou hebben genuttigd. Dit heeft zij ook ontkend, direct nadat zij van de inhoud van het mutatierapport op de hoogte werd gesteld, zoals uit haar bezwaar van 22 mei 2016 blijkt. Welke mededelingen zij aan de politieagenten heeft afgelegd, kan zij zich niet meer herinneren. Dat is verklaarbaar omdat zij op dat moment in shock verkeerde door het overlijden van haar partner. Bij de door de politieagenten opgetekende verklaring over de hoeveelheid alcohol die [naam01] zou hebben genuttigd, kunnen voorts een drietal kanttekeningen worden geplaatst.
4.34.
Als de verklaring is afgelegd na een wijze van ondervraging door de politie zoals door de getuige [naam03] is geschetst, dient betwijfeld te worden of de verklaring een juiste weergave is van de feitelijke gang van zaken. De politieagenten kunnen door de emotionele afwerende reactie van [eiseres01] een verkeerde indruk hebben gekregen van de daadwerkelijke hoeveelheid alcohol die [naam01] genuttigd zou hebben. De rechtbank stelt in elk geval vast dat onvoldoende blijkt dat de opgetekende verklaring door de agenten is getoetst bij de andere personen, die aanwezig waren, zoals hierboven al aan de orde is gekomen, maar dat zij die verklaring ook verder niet op juistheid hebben onderzocht of laten onderzoeken. Dat is geen verwijt aan de politie, omdat het de vraag is of dat hun taak was, maar een louter feitelijke vaststelling, die de rechtbank heeft laten meewegen bij de beoordeling of de verklaring voldoende bewijskracht kan worden toegekend.
4.35.
Een tweede kanttekening is dat voor zover [eiseres01] heeft verklaard dat [naam01] “gedurende de hele avond/nacht” de grote hoeveelheid bier heeft gedronken waarvan de agenten melding maken, die verklaring in te algemene bewoordingen is gesteld, omdat vaststaat dat [eiseres01] niet de hele nacht bij [naam01] is geweest zij die nacht met haar vriendin bij derden is gaan logeren. De agenten kunnen onmogelijk van anderen hebben vernomen hoeveel bier [naam01] later, na thuiskomst van de avond op de kermis, zou hebben genuttigd, omdat [naam01] na het vertrek van [eiseres01] om te gaan logeren alleen in de woning aan de [adres01] achterbleef en hij met de auto die nacht het huis alleen heeft verlaten. Voor zover Allianz heeft aangevoerd dat niet kan worden uitgesloten dat [naam01] , voor zover hij dat niet op de kermis heeft gedaan, thuis een grote hoeveelheid bier tot zich heeft genomen, is dat louter speculatie en kan dat niet gebaseerd worden op de verklaring in het mutatierapport omdat de politie dat van geen van de betrokkenen kan hebben vernomen.
4.36.
De derde kanttekening bij de in het mutatierapport van politie opgenomen verklaring over de hoeveelheid drank die [naam01] zou hebben genuttigd, is dat door diverse getuigen is verklaard dat [naam01] de auto heeft bestuurd waarmee hij en [eiseres01] samen met [naam07] en haar partner op de avond voor het ongeval van de kermis naar huis is teruggereden. Het is onwaarschijnlijk dat [naam01] met dertig glazen bier in staat was een auto te besturen en evenmin is waarschijnlijk dat de overige aanwezigen er dan voor hadden gekozen [naam01] te laten rijden. In ieder geval [eiseres01] beschikte zelf ook over een rijbewijs, zo blijkt uit de gedingstukken, en zij had de auto dus in dat geval kunnen besturen. Hoe het een met het ander te rijmen is, heeft Allianz niet uitgelegd.
4.37.
Bij dit alles laat de rechtbank ten slotte niet onvermeld dat de verklaring over het alcoholgebruik van [naam01] gedurende de avond/nacht voor het ongeval erop neer zou komen dat hij, door in ongeveer twee en een half uur dat hij op de kermis is geweest, meer dan 30 flessen/glazen bier (ongeveer 7,5 liter als wordt uitgegaan van 250 ml per glas) te drinken, minstens iedere vijf minuten een glas/flesje bier heeft opgedronken. Tezamen met de omstandigheid dat geen enkele betrokkene heeft verklaard gezien te hebben dat hij zulke hoeveelheden bier ingenomen heeft, mag dat een uiterst onaannemelijke gang van zaken worden genoemd.
4.38.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft Allianz al met al, op grond van voorgaande overwegingen, niet het bewijs geleverd dat [naam01] ten tijde van het ongeval een te hoog alcoholpercentage in zijn bloed had. Het tweede verweer van Allianz slaagt dus ook niet.
dekking en schadeomvang
4.39.
Het voorgaande betekent dat Allianz niet met succes beroep toekomt op de polisuitsluitingen van artikel 19 of 24 van de polisvoorwaarden. De schade van [eiseres01] als gevolg van het ongeval is dus onder de SVI gedekt.
4.40.
Allianz voert met betrekking tot de door [eiseres01] gestelde schade aan dat [eiseres01] niet heeft aangetoond in geldelijke zin in haar levensonderhoud te zijn gederfd door het overlijden van [naam01] en voorts heeft zij betwist dat door [eiseres01] kosten van lijkbezorging zijn gemaakt.
4.41.
Naar oordeel van de rechtbank is op grond van de bankoverschrijvingen, waaruit een bijdrage aan de huishouding volgt, voldoende aangetoond dat [eiseres01] schade heeft door het derven van levensonderhoud als gevolg van het overlijden van [naam01] , nu daarmee deze bijdrage wegvalt. De rechtbank acht eveneens bewezen dat [eiseres01] kosten van lijkbezorging heeft gemaakt. Overlijdenskosten, ten behoeve van een begrafenis of crematie, zijn na een overlijden gebruikelijk, terwijl gesteld noch gebleken is waarom dat in dit geval anders zou zijn.
4.42.
Het vorengaande neemt niet weg dat [eiseres01] de omvang van de door haar geleden schade nog met ondersteunende bescheiden dient te onderbouwen.
conclusie
4.43.
De conclusie is dat de door [eiseres01] gevorderde verklaringen voor recht (petitum onder 1 en 2) en de verder niet bestreden vordering (petitum onder 3) tot schadevergoeding, nader op te maken bij staat, voor toewijzing in aanmerking komen, op de hierna te melden wijze. ECLI:NL:RBROT:2023:2540