Overslaan en naar de inhoud gaan

RBAMS 300725 geen letsel; sjoemelsoftware dieselauto's Stellantis c.s., rb concludeert dat is gesjoemeld

RBAMS 300725 geen letsel; sjoemelsoftware dieselauto's Stellantis c.s., rb concludeert dat is gesjoemeld

2Waar gaat deze zaak over?

2.1.

Deze zaak is een collectieve actie. Elk van de Stichtingen komt als belangenbehartiger op voor de (voormalige en huidige) bezitters van bepaalde typen dieselauto’s van de automerken Opel, Peugeot, Citroën en DS die in de periode vanaf 1 september 2009 tot 1 september 2019 op de markt zijn gebracht. Volgens de Stichtingen bevinden zich in deze dieselvoertuigen verboden manipulatie-instrumenten, waardoor de emissiecontrolesystemen in deze voertuigen op de weg minder goed (of niet) werken ten opzichte van de testsituatie, en waardoor de voertuigen meer stikstofoxide (NOx) uitstoten dan is toegestaan. Volgens de Stichtingen hebben de autobezitters daardoor schade geleden. De Stichtingen hebben vorderingen ingesteld tegen Stellantis c.s. (bestaande uit onder meer topholdings, autofabrikanten en distributeurs) en tegen de Autodealers, die volgens de Stichtingen deze auto’s hebben verkocht.

2.2.

In de vorige fase van de procedure (zie de tussenvonnissen van 16 augustus 2023 en 29 november 20234) heeft de rechtbank een oordeel gegeven over formele aspecten van de zaak. De rechtbank heeft geoordeeld dat zij bevoegd is kennis te nemen van de vorderingen tegen de Nederlandse gedaagden (Stellantis N.V., Stellantis Nederland B.V. en de Autodealers) en van de vorderingen die ten behoeve van Nederlandse autobezitters zijn ingesteld tegen de EU-gedaagden (Stellantis Auto S.A.S., Automobiles Peugeot S.A., Automobiles Citroën S.A.S., GM Deutschland Holdings GmbH, Opel Automobile GmbH), General Motors Holdings LLC en General Motors Company.

Ook is beslist dat op de vorderingen van de Stichtingen het oude collectieve actierecht van toepassing is, dat wil zeggen het actierecht zoals dat gold tot 1 januari 2020. Op de inhoudelijke beoordeling van de vorderingen is Nederlands recht van toepassing.

Verder is beslist welke vorderingen van de Stichtingen in deze procedure kunnen worden behandeld. Tot slot heeft de rechtbank geoordeeld dat de Stichtingen ontvankelijk zijn: ze voldoen aan het waarborgvereiste en aan de andere wettelijke vereisten om als collectieve belangenbehartiger te procederen.

2.3.

In deze fase van de procedure staat de vraag centraal naar de aansprakelijkheid van gedaagden jegens de personen voor wie de Stichtingen optreden. Het gaat dan allereerst om de voor die aansprakelijkheid essentiële feitelijke vraag of zich in de voertuigen met dieselmotor die (de rechtsvoorgangers van) Stellantis c.s. en de Autodealers in de periode vanaf 1 september 2009 tot 1 september 2019 op de Nederlandse markt hebben gebracht manipulatie-instrumenten bevinden en of voor die aanwezigheid een rechtvaardiging bestaat. De mondelinge behandeling van 11 februari 2025 heeft zich toegespitst op voornoemde feitelijke vraag en op de vraag naar de betekenis van de typegoedkeuringsbesluiten. De rechtbank heeft partijen voor de mondelinge behandeling verzocht om ook in te gaan op de vraag wanneer een manipulatie-instrument in civielrechtelijke zin ontoelaatbaar is en welke rol Europese regelgeving, waaronder de Emissieverordening, de typegoedkeuringen, een conformiteitsfactor, de (al dan niet verplichte en al dan niet onherroepelijke) terugroepacties en andere omstandigheden daarin spelen.

Verder zijn tijdens de mondelinge behandeling in het kader van de vraag naar de aansprakelijkheid ook de stelplicht en bewijslastverdeling en het verzoek van de Stichtingen op grond van artikel 22 Rv aan de orde gekomen.

2.4.

De rechtbank komt in dit vonnis tot het oordeel dat zij bevoegd is een oordeel te geven over de vraag of de betrokken dieselvoertuigen zijn voorzien van verboden manipulatie-instrumenten. De omstandigheid dat typegoedkeuringen zijn afgegeven door de goedkeuringsinstanties staat daar niet aan in de weg. Vervolgens komt de rechtbank tot het oordeel dat de betrokken Opel-voertuigen van de Euro 5- en de Euro 6b-generatie, evenals de Peugeot-, Citroën- en DS-voertuigen van de Euro 6b-generatie, zijn voorzien van verboden manipulatie-instrumenten. Voor de Euro 5 Peugeot-, Citroën- en DS-voertuigen wordt, behoudens tegenbewijs, vermoed dat deze zijn voorzien van een of meer verboden manipulatie-instrumenten. Rechtbank Amsterdam 30 juli 2025, ECLI:NL:RBAMS:2025:5535