Overslaan en naar de inhoud gaan

Rechtspraak.nl meldt: Gerechtshof Amsterdam verklaart schikking inzake Vie d'Or verbindend

Gerechtshof Amsterdam verklaart schikking inzake Vie d'Or verbindend

Amsterdam, 29 april 2009 - Eind 1993 is N.V. Levensverzekering Maatschappij “Vie d’Or” (hierna: “Vie d’Or”), statutair gevestigd te Veldhoven, in financiële problemen geraakt. Die problemen zijn uitgemond in het faillissement van Vie d’Or in 1995.

Vie d’Or legde zich toe op het aangaan van overeenkomsten van levensverzekering met derden. Deze overeenkomsten zijn als gevolg van de hierboven bedoelde financiële problemen gewijzigd en daarna overgedragen aan een andere levensverzekeraar, Levensverzekeringmaatschappij Twenteleven N.V., die in 2007 is opgegaan in Achmea Pensioen- en Levensverzekeringen N.V.

Door de ondergang van Vie d’Or hebben personen die bij Vie d’Or een levensverzekering hadden afgesloten, schade geleden. Bij de wijziging en overdracht van de door hen gesloten overeenkomsten zijn hun rechten uit de verzekeringen namelijk gekort. Dit heeft aanleiding gegeven tot verschillende langjarige rechtszaken.

In 2008 heeft een stichting die de belangen van gedupeerde oud-polishouders van Vie d’Or behartigt, overeenstemming over een minnelijke regeling van de schade bereikt met de accountant (Deloitte & Touche) en de actuaris (Heijnis & Koelman) van Vie d’Or, De Nederlandsche Bank, de Staat en het Verbond van Verzekeraars. Deze regeling is vastgelegd in een overeenkomst, die voorziet in de vorming van een fonds van ongeveer € 45.000.000,- waaruit aan gedupeerden schadevergoedingen zullen worden betaald.

De partijen bij de schikkingsovereenkomst hebben aan het gerechtshof te Amsterdam verzocht om de overeenkomst verbindend te verklaren op de voet van de Wet collectieve afwikkeling massaschade. Het hof heeft dat verzoek vandaag, 29 april 2009, ingewilligd. Dit heeft tot gevolg dat de overeengekomen schaderegeling bindend is voor alle gedupeerde oud-polishouders van Vie d’Or (en hun rechtsopvolgers), tenzij zij binnen een door het hof bepaalde termijn van drie maanden laten weten daaraan niet gebonden te willen zijn.


LJ NummerBI2717