Overslaan en naar de inhoud gaan

RBAMS 190924 marginale toetsing t.z.v. de vraag of behandeling patiënt op IC mag worden gestaakt of afgeschaald

RBAMS 190924 marginale toetsing t.z.v. de vraag of behandeling patiënt op IC mag worden gestaakt of afgeschaald

2De feiten

2.1.

Het gaat in deze zaak om [betrokkene] , een zoon van eiseres, die samen met haar broer mentor is van [betrokkene] . [betrokkene] is nu 39 jaar oud. Hij is geboren met een hydrocephalus (in de volksmond een waterhoofd) en is sinds 1989 – hij was toen 4 jaar – regelmatig in het ziekenhuis opgenomen geweest, waar een groot team van behandelaars bij hem betrokken is. Hij is behandeld met drains in zijn hersenkamers, om het overtollige hersenvocht via zijn bloedbaan of buikholte af te voeren en de druk in de hersenen te laten afnemen.

2.2.

Sinds 2022 had [betrokkene] regelmatig aanvallen van gedaald bewustzijn. Hij is dat jaar dertien keer geopereerd in verband met een disfunctionerende drain. In 2023 is hij opgenomen geweest op de Intensive Care (IC) vanwege een verstopping van een drain.

2.3.

Op 18 juni 2024 is [betrokkene] weer opgenomen in het ziekenhuis. Hij had last van hoofdpijn, pijn op de borst, was meerdere keren niet aanspreekbaar en tussendoor ook niet zichzelf. Op de spoedeisende hulp had hij opnieuw een verlaagd bewustzijn. Hij is daar onderzocht door diverse specialisten (cardioloog, neurochirurg en neuroloog) en er is laboratorium en beeldvormend onderzoek uitgevoerd. Hij is ter observatie opgenomen op de afdeling neurologie, waar een langdurige EEG-registratie is afgenomen. Omdat de artsen geen aanwijzingen zagen voor een toename van de druk in de hersenen of toename van het hersenvocht, was er op dat moment geen verdenking van een verstopping van de drain. Op 21 juni 2024 is hij in klinisch stabiele conditie ontslagen uit het ziekenhuis.

2.4.

Op 23 juli 2024 is [betrokkene] met spoed opnieuw opgenomen in het ziekenhuis, met dezelfde soort klachten als in juni. Daarnaast vertoonde hij trekkingen met zijn armen, stopte hij met ademen en liep blauw aan. Er is een CT scan gemaakt, waarop geen bloedingen waren te zien en geen wijzigingen van de hydrocefalus. [betrokkene] had ook geen herseninfarct gehad. De volgende dag bleek dat er toch sprake was van hoge druk in zijn hoofd, doordat de drain niet goed functioneerde. De drain is nog diezelfde dag vervangen door een drain die buiten het hoofd afloopt. [betrokkene] is na de operatie wakker geworden, maar kon zijn armen en benen niet meer bewegen en niet zelfstandig ademhalen. Hij kan wel, in opdracht, knipperen met zijn ogen en zijn wenkbrauwen optrekken. Het behandelteam wilde afwachten of [betrokkene] de dagen erna zou herstellen.

2.5.

Omdat spontaan herstel uitbleef, is op 31 juli 2024 een MRI scan gemaakt. Daarop was te zien dat de hersenstam was beschadigd, waarschijnlijk als gevolg van de tijdelijke “inklemming” van de hersenen door het teveel aan hersenvocht. Met de familie is besproken dat de grootste zorg was (en nog steeds is) dat [betrokkene] niet zelfstandig kan ademen en hoesten. Omdat hij niet kan hoesten, kunnen er slijmproppen in zijn longen terecht komen. Als die niet op tijd verwijderd worden, stikt [betrokkene] . Hij kan zelf niet duidelijk maken wanneer hij benauwd is en kan daarom niet van de IC af, waar hij continu gemonitord wordt.

2.6.

Met de familie is besproken dat een leven buiten de IC niet mogelijk is voor [betrokkene] . Besproken is verder dat als de hoest- en ademhalingsprikkel bij [betrokkene] toch weer terug zou komen – de kans daarop werd heel klein geacht door het behandelteam – er nog een ander probleem zou moeten worden opgelost voordat hij de IC zou kunnen verlaten. De externe drain zou weer moeten worden vervangen door een interne drain, waarvoor weer een operatie nodig was die [betrokkene] opnieuw zou belasten.

2.7.

Voor het geval de situatie van [betrokkene] zou verbeteren, heeft het behandelteam bij het Centrum voor Thuisbeademing van UMC Utrecht geïnformeerd naar de mogelijkheden voor thuisbeademing.

2.8.

Tijdens het overleg met de familie op 8 augustus 2024 is besproken dat de situatie van [betrokkene] niet was verbeterd en hebben de behandelend artsen van het ziekenhuis aangekaart dat als hij niet meer zelfstandig kan ademen, dat niet met het leven verenigbaar is. De artsen hebben besproken dat een behandeling gericht op herstel dan moet worden omgezet naar een palliatieve behandeling, gericht op comfort.

2.9.

Een week later, op 15 augustus 2024, is opnieuw met de familie gesproken. Daarbij is besproken dat de externe drain makkelijk verstopt bleek te raken, wat ernstige risico’s oplevert voor [betrokkene] . Omdat zijn familieleden, anders dan het behandelteam, wel verbetering in zijn gezondheidstoestand zagen, is hen voorgesteld een second opinion aan te vragen.

2.10.

Nadat de familie van [betrokkene] had laten weten een second opinion te willen vragen aan neurochirurg E. Coscarella, heeft prof. Horn (lid van het behandelteam) op 20 augustus 2024 contact met hem opgenomen. Omdat Coscarella een commerciële onderneming in second opinions drijft, is het contact met hem verder via de familie verlopen. Op 27 augustus 2024 heeft prof. Horn de medische stukken aan de familie verstrekt zodat zij die aan Coscarella zouden kunnen geven. Bij die stukken zat ook een cd-rom met daarop de CT en MRI scans. Omdat de verzending daarvan per gewone post teveel tijd in beslag nam, heeft prof. Horn die scans alsnog, met toestemming van de familie, digitaal en rechtstreeks aan Coscarella gestuurd. De familie heeft daarnaast ook beeldopnamen aan Coscarella gestuurd die zij hadden gemaakt van [betrokkene] op de IC.

2.11.

Op 21 augustus 2024 heeft het Centrum voor Thuisbeademing van UMC Utrecht het behandelteam geïnformeerd over de mogelijkheden voor thuisbeademing. In die brief staat onder meer het volgende:

“(…) Geen drainage hydrocephalus waardoor kleine kans op neurologisch herstel. Op dit moment bestaat er vanwege afwezigheid van consistente communicatie een contra-indicatie voor chronische beademing buiten het ziekenhuis. Het is onduidelijk of er voldoende neurologisch herstel te verwachten valt en er een situatie met consistente communicatie gaat ontstaan.

Beleid

Wanneer er wel een situatie met consistente communicatie zou ontstaan, kan er beoordeeld worden welke vorm van chronische beademing, met aanvullende longvolume rekruterende behandeling wegens beperkt hoesten, noodzakelijk is. Naar verwachting zal dat chronische tracheostomale beademing moeten zijn. deze medische zorg lijkt vooralsnog naar onze mening alleen haalbaar in een instelling met 24 uur specialistische zorg met kennis van beademing en longvolume rekruterende behandelingen, tracheostomale zorg en bovendien kennis van wondzorg bij zijn Clagettholte.

(…)”

2.12.

Op de dag van ontvangst van dit bericht van het Centrum voor Thuisbeademing, is binnen het ziekenhuis multidisciplinair overleg (MDO) gevoerd. Het behandelteam besloot te stoppen met het diep uitzuigen van de longen en alleen oppervlakkig uit te zuigen. Als dat voldoende zou zijn, zou [betrokkene] wellicht overgedragen kunnen worden naar een verpleeghuis. In een verpleeghuis kan alleen oppervlakkig uitgezogen worden. Besproken is verder dat [betrokkene] alleen aan een verpleeghuis zou kunnen worden overgedragen als de externe drain zou zijn vervangen door een interne drain en als een canule zou zijn geplaatst in zijn luchtpijp, waarlangs hij zou kunnen ademhalen. Hij was daar op dat moment nog niet sterk genoeg voor.

2.13.

De uitkomsten van het MDO zijn op 22 augustus 2024 gedeeld met de familie. Omdat de familie de reactie van Coscarella wilde afwachten, heeft de behandelend arts besloten nog niet te zullen stoppen met het diep uitzuigen van de longen. Wel heeft zij daarbij meegedeeld dat het medisch zinloos zal zijn om [betrokkene] nog te reanimeren of om een grote complicatie te behandelen, mocht dat nodig zijn.

2.14.

Tijdens een gesprek met de familie op 5 september 2024 heeft het behandelteam aangekaart dat [betrokkene] een nieuwe bacteriële infectie had waarvoor hij antibiotica kreeg, en dat zijn bloeddruk alleen met ingrijpen op peil kon worden gehouden. De familie heeft tijdens dat gesprek laten weten [betrokkene] te willen overplaatsen naar een ander ziekenhuis. De behandelaren stemden daarmee in, mits de familie dat snel zou organiseren. Hen is gewezen op de hoge (transport)kosten die daarmee gemoeid zouden kunnen zijn. Afgesproken is dat de familie op 12 september 2024 zou laten weten welke zorginstelling het zou worden.

2.15.

Op 11 september 2024 is dit kort geding aangekondigd aan het ziekenhuis, en is het ziekenhuis gesommeerd om de behandeling van [betrokkene] voort te zetten.

2.16.

In de nacht van 11 op 12 september 2024 zat bij [betrokkene] plotseling veel slijm dwars waardoor hij bijna stikte. Het behandelteam heeft hem in leven kunnen houden door direct in te grijpen en zijn longen weer diep uit te zuigen.

2.17.

Op 14 september 2024 heeft Coscarella in een schriftelijke opinie zijn mening gegeven over de situatie van [betrokkene] , gebaseerd op gegevens uit de periode van 28 augustus t/m 2 september 2024. In dit stuk staat onder meer het volgende:

“(…)

IMPRESSIONS: (…) Patient appears aware of the environment (…)

(…)

Unfortunately I do not see neuro surgical procedures to suggest to improve his neurological exams, and I agree that he is a patient who at the moment can only receive medical care in an ICU environment.

(…)”

2.18.

Het behandelteam heeft uit eigen beweging prof. Dr. W.C. Peul, neurochirurg verbonden aan het Leids Universitair Medisch Centrum, gevraagd om een second opinion. In een brief van 18 september 2024 van prof. Peul staan onder meer de volgende passages:

“(…)

De patiënt heeft vanaf 24 juli 2024, bovenop een uitgebreide neurologische en neurochirurgische voorgeschiedenis, zich gepresenteerd met een hersen- en inklemmingsbeeld, van waaruit een zeer ernstige schade is opgetreden in hersenstam en hoog cervicale ruggenmerg. De neuro-anatomische locaties van deze schade betreft de belangrijkste motore pyramide banen en het ademhalingscentrum.

Klinisch- en radiologisch is er sprake van onomkeerbare schade in de hersenstam, daar waar er in 2022 geen radiologische tekenen waren van een hersenstamaandoening.

Neurologisch is momenteel sprake van een patiënt die met ogen en mond gehoorzaamt en grimast, terwijl er geen bewuste handeling waargenomen wordt onder de boord aan armen, benen, slik- en ademhalingsspieren. De momenteel zichtbare bewegingen passen bij reflexmatige bewegingen, waaronder pathologische reflexen en spasmen.

De prognose is qua motoriek en ademhaling infaust (ongunstig, vzr.) en zonder kunstmatige beademing zal patiënt overlijden. Met chronische beademing, als dit al mogelijk is in verband met de regelmatige saturatie dalingen op de IC, zal patiënt geen handelingen verrichten met zijn extremiteiten.

Behandelconsequenties: neurochirurgisch geen opties. Qua voortzetting beademingsbeleid bij deze 8 weken bestaande craneocervicale onomkeerbare schade aan het Centraal Zenuwstelsel bestaat er internationale consensus dat voortzetten behandeling niet zinvol is.

Concluderend heeft patiënt 8 weken na zijn hersenstaminklemming met infarcering van het grootste deel van zijn hersenstam en hoog cervicale ruggenmerg een onomkeerbaar hoog cervicaal dwarslaesiebeeld inclusief hersenstamschade zich uitend in het onvermogen zelfstandig te kunnen ademhalen.”

3Het geschil

3.1.

Moeder vordert, kort gezegd:

primair

  • -

    i) het ziekenhuis te verbieden om de behandeling van [betrokkene] te staken of af te schalen totdat (1) hij voldoende hersteld is om naar een regulier verzorgingshuis te kunnen of (2) totdat hij overgeplaatst wordt naar een ander ziekenhuis of (3) totdat een bodemrechter onherroepelijk heeft beslist over deze kwestie;

  • -

    ii) het ziekenhuis te verplichten om mee te werken aan een onafhankelijk onderzoek naar de medische situatie en behandelingsmogelijkheden (second opinion);

  • -

    iii) het ziekenhuis te verbieden om een mogelijke overplaatsing naar een ander ziekenhuis te belemmeren of te frustreren;

  • -

    iv) het ziekenhuis te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met rente;

subsidiair

  • -

    v) haar een periode van vier weken te geven voor het vinden van een ziekenhuis of andere instelling die de behandeling van [betrokkene] kan overnemen;

  • -

    vi) het ziekenhuis te veroordelen om de nakosten aan haar te betalen.

3.2.

Het ziekenhuis voert verweer.

3.3.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4De beoordeling

4.1.

Moeder vraagt om in te grijpen in de wijze waarop de aan het ziekenhuis verbonden artsen haar zoon (willen) behandelen. Een arts heeft, net als andere zorgverleners, een eigen verantwoordelijkheid voor zijn professionele handelen, op grond van de wet (artikel 7:453 Burgerlijk Wetboek) en de door hem of haar afgelegde eed of belofte. Dat brengt mee dat een arts niet kan worden verplicht om een medische behandeling voort te zetten die geen medisch zinvol doel meer dient. Het oordeel of sprake is van medisch zinvol handelen is voorbehouden aan de arts. Volgens vaste rechtspraak kan de rechter het handelen van de arts alleen marginaal toetsen; dat wil zeggen dat alleen kan worden ingegrepen als de arts in redelijkheid niet had kunnen komen tot de gemaakte keuze.

4.2.

Het ziekenhuis heeft toegelicht dat [betrokkene] kampt met bijzondere problematiek, waarvoor geen landelijke of andere protocollen beschikbaar zijn die moeten worden gevolgd. Als die ontbreken moet het professionele inzicht van de behandelend artsen de doorslag geven. In multidisciplinair overleg zijn de behandelend artsen tot de conclusie gekomen dat behandeling van [betrokkene] medisch zinloos is voor zover die is gericht op herstel. Zij willen omschakelen naar palliatieve zorg, die erop gericht is om [betrokkene] zoveel comfort als mogelijk te bieden.

4.3.

Moeder bestrijdt dat verdere behandeling gericht op herstel medisch zinloos is. Zij baseert die stelling op eigen waarnemingen, op uitlatingen van het Centrum voor Thuisbeademing en op de opinie van Coscarella.

4.4.

Moeder leest in de brief van het Centrum voor Thuisbeademing dat het Universitair Medisch Centrum Utrecht nog een kans ziet op herstel en eventueel thuisbeademing.

4.5.

Inderdaad staan in de brief van het Centrum voor Thuisbeademing de woorden “kleine kans op herstel”. Het Centrum voor Thuisbeademing heeft echter geen eigen onderzoek verricht. Bovendien dateert de brief van 21 augustus 2024, alweer bijna een maand geleden. Volgens het ziekenhuis leert de ervaring dat áls verbetering mogelijk is na dit type schade aan de hersenen, die verbetering binnen vier weken merkbaar moet zijn. Na het verstrijken van vier weken is soms nog wel enige verbetering mogelijk, naar niet substantieel, aldus het ziekenhuis. Inmiddels zijn acht weken verstreken sinds de interne drain is verwijderd, zonder verbetering, waarover hierna meer.

4.6.

Bovendien maakt het Centrum voor Thuisbeademing melding van een contra-indicatie voor thuisbeademing, namelijk afwezigheid van consistente communicatie bij [betrokkene] . Daarmee doelt het Centrum voor Thuisbeademing op het feit dat [betrokkene] niet kan waarschuwen wanneer hij geen adem kan halen. Dat is nog onveranderd. Contra-indicatie betekent in normaal Nederlands in deze context dat thuisbeademing niet mogelijk is, zolang er geen consistente communicatie is.

4.7.

Coscarella is evenmin optimistisch, zo blijkt bij lezing van zijn opinie. Weliswaar staat daarin dat [betrokkene] zich bewust lijkt te zijn van zijn omgeving, wat moeder benoemt, maar Coscarella schrijft ook dat hij geen mogelijkheid ziet om via chirurgische ingrepen verbeteringen aan te brengen aan het zenuwstelsel van [betrokkene] . Hij is het eens met het ziekenhuis dat [betrokkene] op dit moment alleen in een IC de nodige medische zorg kan ontvangen.

4.8.

Bij de second opinion van Coscarella komt ook nog die van Professor Peul, die het dossier van [betrokkene] heeft bestudeerd en hem eergisteren ook zelf heeft bezocht. Professor Peul is ook van mening dat er geen neurochirurgische opties zijn. Hij schrijft dat de schade aan het centraal zenuwstelsel van [betrokkene] onomkeerbaar is, en dat er internationale consensus bestaat dat voorzetten van de behandeling niet zinvol is.

4.9.

De medische verklaringen bieden al met al geen steun aan de stelling van moeder dat andere artsen dan het huidige behandelteam nog mogelijkheden zien.

4.10.

Dan is de vraag of de familie het beter ziet dan de artsen. Zij kennen [betrokkene] inderdaad het beste, zoals zij stellen. De familie ziet verbeteringen bij hem. Zij noemen in dat verband dat hij nog zelfstandig heeft ademgehaald nadat de drain was verwijderd, dat hij op verzoek zijn onderbenen kan bewegen en dat zij met hem kunnen praten. Zij stellen hem vragen die hij met “ja” of “nee” kan beantwoorden door ofwel zijn ogen te sluiten of zijn wenkbrauwen op te trekken. Volgens zijn broers heeft hij laatst nog naar een voetbalwedstrijd gekeken, en ziet hij het nog zitten.

4.11.

Om met het zelfstandig ademhalen te beginnen: dat blijkt anders te liggen. Professor Horn heeft uitgelegd dat geprobeerd is of [betrokkene] zelfstandig kon ademhalen, maar dat zijn eigen ademhaling na 15 minuten te zwak bleek om hem in leven te kunnen houden. Hij heeft de ondersteuning van externe beademing daarvoor nodig.

4.12.

Dan het bewegen van de onderbenen. Afgaande op de overgelegde filmpjes, lijkt het inderdaad of [betrokkene] soms op verzoek zijn onderbeen beweegt. Het ziekenhuis heeft daartegen ingebracht dat [betrokkene] die bewegingen niet bewust maakt, maar dat het gaat om onwillekeurige spiertrekkingen (spasmen), die niet vanuit de hersenen worden aangestuurd. Ook professor Peul benoemt die bewegingen als reflexmatige bewegingen, waaronder pathologische reflexen en spasmen. De enkele indruk van de familie van [betrokkene] is onvoldoende om aan te nemen dat het behandelend team en professor Peul het verkeerd zien op dit punt.

4.13.

Op de filmpjes is ook te zien dat [betrokkene] zijn ogen en wenkbrauwen nog wel kan bewegen, zij het dat hij snel vermoeid lijkt te raken. Het klopt volgens het behandelend team dat [betrokkene] nog bij bewustzijn is en enige controle over zijn gezichtsspieren (“boven het boord”) heeft. Maar dat bewustzijn betekent niet dat hij buiten de IC kan overleven.

4.14.

Op de zitting heeft broer [zoon 1] nog benoemd dat het kan zijn dat [betrokkene] een groot stolsel bij zijn hart heeft en dat dit zorgt voor infecties waardoor zijn hoestreflex en longfunctie niet goed functioneren. Hij en zijn broer [zoon 3] vinden het waarschijnlijk dat [betrokkene] pas aan herstel van zijn hersenfuncties kan werken als hij vrij is van infecties. Door de infecties maakt hij volgens [zoon 3] meer slijm aan. Ze willen dat hij meer tijd krijgt om te herstellen, te meer omdat [betrokkene] nooit sterk is geweest en hij daardoor sowieso minder snel zal herstellen. Het ziekenhuis ziet dat anders en heeft dat toegelicht. Begrijpelijk is dat de familie hoop wil houden, maar de broers zijn geen medici en hun redeneringen leggen het af tegen de professionele weerleggingen van de artsen.

4.15.

Dat [betrokkene] nog bij bewustzijn is, maakt de situatie extra moeilijk; aan de ene kant voor de familie om de gedachte te accepteren dat zij hem kwijtraken terwijl zij het gevoel hebben dat hij nog verder wil; en aan de andere kant voor de leden van het behandelend team, die de grenzen hebben bereikt van wat zij nog kunnen verenigen met de door hun afgelegde eed of belofte.

4.16.

Het ziekenhuis heeft toegelicht dat het diepe uitzuigen van de longen voor de patiënt pijnlijk en beangstigend is, en dat die behandeling normaal gesproken wordt uitgevoerd als de patiënt onder lichte narcose (een roesje) is, wat mogelijk is wanneer de ingreep gepland wordt uitgevoerd. In de nacht van 11 op 12 september 2024 kwam de ademnood van [betrokkene] zo plotseling op dat de tijd ontbrak om hem een roesje te geven. Deze ervaring was voor degenen die de behandeling uitvoerden – die toch wel wat gewend zijn op de IC – een erg nare ervaring. Zij vonden dat zij [betrokkene] pijn toebrachten zonder dat hij daar op termijn enige baat bij had. Als het voor de behandelaars al zo naar was, zal dat voor [betrokkene] waarschijnlijk nog sterker gelden.

4.17.

Nu voorshands niet aannemelijk is dat er nog artsen zijn die mogelijkheden zien voor behandeling met als doel herstel, kan het behandelteam in redelijkheid komen tot de beslissing om de behandeling om te zetten naar een palliatieve behandeling, die erop gericht is om [betrokkene] nog zoveel mogelijk comfort te bieden. De vordering om het ziekenhuis te verbieden de behandeling te staken of af te schalen, is dan ook niet toewijsbaar.

4.18.

Ook de subsidiaire vordering om moeder een termijn van vier weken te geven om [betrokkene] elders onder te brengen, zal worden afgewezen. De familie heeft laten weten in gesprek te zijn met een ziekenhuis in Marokko en daarover op vrijdag 20 september 2024 uitsluitsel te krijgen. Er is geen enkel stuk overgelegd waaruit blijkt dat dit een serieuze optie zou kunnen zijn. Bovendien zou [betrokkene] in dat geval naar Marokko getransporteerd moeten worden in een soort mobiele IC unit. Er is nog geen enkel zicht op de haalbaarheid daarvan. Van het behandelend team kan niet worden gevergd dat zij nog zo lang op gespannen voet met hun geweten, of in strijd met de eisen van goed hulpverlenerschap handelen.

4.19.

Dat een nieuwe second opinion nog wat zou toevoegen aan de twee die er al liggen, is niet aannemelijk. De vorderingen om het ziekenhuis te verplichten om mee te werken aan een second opinion en aan overplaatsing naar een andere instelling, berusten op de veronderstelling dat het ziekenhuis daar niet uit vrije wil aan zou meewerken. Daarvoor bestaat echter geen enkele aanleiding. Coscarella heeft de beschikking gekregen over het medisch dossier. De familie noemt in dit verband dat professor Horn niet wilde bellen met Coscarella. Professor Horn heeft uitgelegd dat Coscarella contact via Whatsapp wilde, wat het ziekenhuis niet toestaat voor medische gegevens, omdat het geen vertrouwelijk medium is. Verder heeft zij uitgelegd dat zij in een situatie waar een rechtszaak was aangekondigd, liever alles op schrift uitwisselt in plaats van mondeling. Dat is niet onredelijk.

4.20.

Er is ook geen enkele reden om aan te nemen dat het ziekenhuis niet zal meewerken aan overdracht van [betrokkene] aan een andere instelling. Het behandelend team stelt daarbij wel voorwaarden – zoals dat ze hem alleen kunnen overdragen als zijn ademhaling gewaarborgd is en het risico van dreigende verstikking kan worden ondervangen – maar ook die voorwaarden zijn niet onredelijk. Sterker nog, die vloeien voort uit de zorg en verantwoordelijkheid van het behandelend team voor [betrokkene] .

4.21.

De slotsom is dat alle vorderingen zullen worden afgewezen. ECLI:NL:RBAMS:2024:5852