TGZRGRO 071221 geen rechtsplicht tot inzicht verschaffen in (ernstige) complicaties indien kans op complicaties geringer is dan 1%
- Meer over dit onderwerp:
TGZRGRO 071221 geen rechtsplicht tot inzicht verschaffen in (ernstige) complicaties indien kans op complicaties geringer is dan 1%
5.
DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE
Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.
Ten aanzien van klachtonderdeel a
5.2
Het betreft hier het informed consent zoals geregeld in de artikelen 7:448 en 7:450 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
Op grond van art. 7:448, tweede lid, van het BW dient de hulpverlener de patiënt op duidelijke en voor de patiënt begrijpelijke wijze in te lichten over de voorgenomen behandeling en zich daarbij te laten leiden door hetgeen de patiënt redelijkerwijs dient te weten over de te verwachten gevolgen en risico’s van de behandeling, de alternatieven en de vooruitzichten. Daarbij dient de hulpverlener zich ervan te vergewissen dat de patiënt het met hem besprokene heeft begrepen. Op grond van artikel 7:450, eerste lid, van het BW is de toestemming van de patiënt vereist voor verrichtingen ter uitvoering van een behandelingsovereenkomst.
De patiënt moet dus geïnformeerd worden over de te verwachten gevolgen en risico’s van een behandeling. Uit het klaagschrift en de toelichting die klaagster daarop ter zitting heeft gegeven, begrijpt het college dat klaagster graag geïnformeerd had willen worden over de complicaties die in haar geval na de punctie zijn opgetreden. Wanneer ze van tevoren van deze complicaties op de hoogte was geweest, zou ze niet hebben ingestemd met de punctie, zo begrijpt het college. De complicaties die zich bij klaagster hebben voorgedaan, komen echter zeer zelden voor en waren dus niet te verwachten. Het kan beklaagde dan ook niet verweten worden dat hij klaagster hierover voorafgaand aan de punctie niet heeft geïnformeerd.
Gebleken is dat beklaagde aan klaagster heeft uitgelegd wat het doel was van de punctie, namelijk onderzoeken of er sprake was van neuroborreliose. Klaagster heeft aangegeven dat haar dit duidelijk was en heeft hier ook mee ingestemd. Wat betreft de te verwachten risico’s heeft beklaagde aan klaagster meegedeeld dat er kans op een bloeding of infectie bestond. Ter zitting heeft beklaagde op dit punt toegelicht dat normaliter bij het maken van een afspraak voor een punctie door de secretaresse een informatiefolder wordt meegegeven, waarin – naast de door beklaagde besproken risico’s – ook nog het risico van hoofdpijn wordt genoemd. In dit geval is dat echter niet gebeurd, omdat het spreekuur telefonisch plaatsvond vanwege de coronamaatregelen. Aangezien het de beginfase van de coronacrisis betrof, waarin men nog volop bezig was de praktijkvoering aan te passen aan de maatregelen, is het verstrekken van een informatiefolder er volgens beklaagde bij ingeschoten. Het college kan deze gang van zaken aan het begin van de pandemie billijken en acht dat in dit geval niet verwijtbaar. Daarin betrekt het college dat het klaagster niet zozeer te doen was om een uitleg van de voorzienbare risico’s maar om voorlichting over de zeldzame complicaties die zich in haar geval hebben voorgedaan. Hoewel het aanbeveling verdient om in het algemeen de patiënt zo goed mogelijk inzicht te verschaffen in wat hij te verwachten heeft, zeker indien de complicaties ernstig zijn, bestaat geen rechtsplicht daartoe, indien de kans op complicaties geringer is dan 1%. Uit de literatuur over dit onderwerp blijkt dat de incidentie van de na de punctie ontstane beenklachten kleiner dan 1% is.
Dit betekent dat beklaagde wat betreft de informed consent niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld, zodat klachtonderdeel a niet slaagt. ECLI_NL_TGZRGRO_2021_45