Overslaan en naar de inhoud gaan

RBMNE 291123 afwijzing nadere vragen voor deskundige vanwege eerder oordeel waarin bruikbaarheid rapport was afgewezen

RBMNE 291123 afwijzing nadere vragen voor deskundige vanwege eerder oordeel waarin bruikbaarheid rapport was afgewezen

2. De feiten

2.1. Op 16 juli 2011 is [verzoekster] betrokken geweest bij een kettingbotsing waarbij zij door een bij TVM verzekerd voertuig van achteren is aangereden.

2.2. Op 23 januari 2012 heeft TVM de aansprakelijkheid voor het ontstaan van het ongeval erkend.

2.3. Op 28 april 2018 is [verzoekster] slachtoffer geworden van een mishandeling. Zij is geslagen door een kickbokser en heeft een kopstoot gehad.

2.4. In het kader van het schadeafwikkelingstraject, is op gezamenlijk verzoek van partijen, een neurologische expertise uitgevoerd door dr. Verlooy waarvan op 7 januari 2019 rapport is uitgebracht.

2.5. [verzoekster] heeft een verzoekschrift op grond van artikel 1019w Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering (Rv) (hierna de deelgeschilprocedure) ingediend. [verzoekster] heeft hier onder meer verzocht voor recht te verklaren dat de klachten van [verzoekster] zoals genoemd in het expertiserapport van dr. Verlooy in juridisch causaal verband staan met het ongeval. TVM heeft verweer gevoerd in deze procedure. Partijen hebben getracht hun geschil via mediation op te lossen. Aangezien dit niet is gelukt heeft de rechtbank op 4 november 2021 beschikking gewezen.(geen publicatie bekend, red. LSA LM)

3. Het verzoek en het verweer
3.1. [verzoekster] verzoekt, om bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad,
1. een voorlopig deskundigenbericht te bevelen met benoeming van neuroloog Verlooy als deskundige;
2. aan de te benoemen deskundige op te dragen de in het verzoekschrift opgenomen aanvullende vragen gemotiveerd schriftelijk te beantwoorden en een verslag te schrijven van zijn onderzoeksbevindingen, alsmede;
3. TVM te belasten met de betaling, van het voorschot voor de kosten van het (aanvullende) deskundigenbericht.

3.2. [verzoekster] legt het volgende aan haar verzoek ten grondslag. Partijen hebben geen buitengerechtelijke overeenstemming kunnen bereiken, omdat de inhoud en uitleg van het rapport van Verlooy partijen verdeeld houdt. [verzoekster] heeft de keuze om een bodemprocedure te starter of dit verzoek in te dienen. [verzoekster] heeft ingeschat dat in beide procedures aanvullende vragen aan Verlooy zullen moeten worden gesteld. Het gaat er in deze procedure om of [verzoekster] voldoende belang heeft bij het stellen van die aanvullende vragen en of er geen andere zwaarwegende bezwaren tegen het stellen van die vragen zijn.

3.3. TVM voert verweer en concludeert — kort gezegd — primair tot afwijzing van het verzoek en subsidiair tot het benoemen van een door TVM voorgestelde deskundige, met veroordeling van [verzoekster] in het voorschot van de deskundige en de kosten van deze procedure, inclusief de nakosten en wettelijke rente.

3.4. Op de stellingen van partijen zal, voor zover voor de beoordeling van belang, hierna worden ingegaan.

4. De beoordeling

4.1. De rechtbank is van oordeel dat het verzoek moet worden afgewezen. Daartoe wordt als volgt overwogen.

4.2. Ingevolge artikel 202 Rv kan, voordat een zaak aanhangig is, op verzoek van een belanghebbende een voorlopig bericht of verhoor van deskundigen worden bevolen. Een verzoek tot het gelasten van een voorlopig deskundigenonderzoek dient in beginsel te worden toegewezen, mits het verzoek ter zake dienend en voldoende concreet is en feiten betreft die met het deskundigenonderzoek bewezen kunnen worden. Dit is echter anders indien de rechter op grond van in zijn beslissing te vermelden feiten en omstandigheden van oordeel is dat het verzoek in strijd is met een goede procesorde, dat van de bevoegdheid toepassing van dit middel te verlangen misbruik wordt gemaakt of dat het verzoek moet afstuiten op een ander door de rechter zwaarwichtig geoordeeld bezwaar (vgl. HR 19 december 2003, NJ 2004/584).

4.3. De rechtbank heeft in haar beschikking van 4 november 2021 geoordeeld dat het rapport van Verlooy een onvoldoende basis biedt om het causaal verband tussen de vastgestelde klachten van [verzoekster] en het ongeval vast te stellen. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat Verlooy uitsluitend is afgegaan op de anamnese van [verzoekster] en dat medische informatie van de periode voor het ongeval ontbreekt. Verder is door Verlooy op geen enkele wijze gerefereerd aan het geweldsincident dat in 2014 heeft plaatsgevonden. Uit de medische informatie die Verlooy ter beschikking stond, blijkt dat de behandelend neuroloog destijds heeft geconstateerd dat er sprake is van een zenuwbeschadiging in bet gelaat. Daarnaast was er sprake van geheugen- en concentratiestoornissen die de neuroloog als posttraumatisch duidde. Uit bet rapport is niet op te maken welke van de huidige klachten van [verzoekster] zijn toe te schrijven aan bet ongeval in 2011, zodat bet onvoldoende onderbouwing vormt voor de stelling dat de klachten van [verzoekster] in volle omvang zijn toe te rekenen aan het verkeersongeval.

4.4. Het stellen van aanvullende vragen maakt dit naar het oordeel van de rechtbank niet anders mede, omdat de vragen die [verzoekster] wil stellen gaan over inconsistenties in het medisch dossier, terwijl de rechtbank het in haar beschikking heeft over inconsistenties in het dossier. Immers, die inconsistenties moeten volgens de rechtbank door (de raadsman van) [verzoekster] worden opgehelderd.

4.5. Daarnaast zullen de conclusies van Verlooy, zoals door TVM is aangegeven, nooit door TVM worden omarmd, ook niet na beantwoording van aanvullende vragen. Dit maakt het stellen van aanvullende vragen aan Verlooy tot een nodeloze, kostbare en tijdrovende exercitie omdat dan alsnog een bodemprocedure aanhangig gemaakt zal moeten worden.

4.6. [verzoekster] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten (inclusief nakosten) worden beoordeeld. De wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen als na te melden. De kosten aan de zijde van TVM worden begroot op:
– griffierecht € 676,00
– salaris advocaat € 1.196,00 (twee punten x € 598,000)
– nakosten € 173,00 
€ 2.045,00  PlatformPersonenschadeVerzekeraars